Afvalvoorschriften voor afvalverbrandingsinstallaties

In het Activiteitenbesluit staat voor afvalverbrandings- of afvalmeeverbrandingsinstallaties een aantal voorschriften.  Deze voorschriften gaan over:

Vermelding in het Activiteitenbesluit: § 5.1.2, artikel 5.17 5.18 lid 2. Vermelding in de Activiteitenregeling: Afdeling 5.2, artikel 5.25, 5.26, 5.27

Ontvangst en acceptatie van afvalstoffen

Een afval(mee)verbrandingsinstallatie mag alleen afvalstoffen in ontvangst nemen als:

  • het gewicht van de afvalstoffen is bepaald en geregistreerd, voor zover mogelijk per code van de Eural (Europese afvalstoffenlijst)
  • van gevaarlijke afvalstoffen representatieve monsters zijn genomen, zo mogelijk voor het lossen van de lading. En als die monsters zijn geanalyseerd. Tenzij dit niet gepast is (zoals bij hermetisch verpakt ziekenhuisafval dat veilig en/of ethisch en/of milieuverantwoord beheerd moet worden).
  • van de ontdoener van gevaarlijke afvalstoffen ten minste de volgende gegevens zijn ontvangen:
  • 1. de begeleidingsbrieven
  • 2. de gegevens die vereist zijn volgens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen
  • 3. gegevens over de gevaarlijke eigenschappen van de gevaarlijke afvalstoffen
  • 4. gegevens over de stoffen waarmee zij niet mogen worden gemengd
  • 5. gegevens over te treffen voorzorgsmaatregelen
  • 6. de fysische (en voor zover mogelijk) chemische samenstelling van de afvalstoffen
  • 7. alle overige gegevens die nodig zijn om te beoordelen of de stoffen geschikt zijn voor het beoogde verbrandingsproces

Daarbij moeten de gegevens onder 1. en 2. zijn gecontroleerd.

Bewaren van monsters en de gegevens van de afvalstoffen

De monsters moeten ten minste een maand na het thermisch behandelen van de partij worden bewaard. Ze moeten zo worden bewaard dat de fysische en chemische samenstelling niet wijzigt.

De gegevens moeten ten minste vijf jaren na het thermisch behandelen van de partij worden bewaard.

Gaat het om een IPPC-installatie waarin alleen afvalstoffen thermisch worden behandeld die afkomstig zijn van diezelfde IPPC-installatie? Dan kan het bevoegd gezag in een omgevingsvergunning afwijken van deze eisen.

Ziekenhuisafval in een hermetisch gesloten verpakking

Specifiek ziekenhuisafval moet rechtstreeks en in hermetisch gesloten verpakking in de oven van een afval(mee)verbrandingsinstallatie. Zonder eerst te vermengen met een afvalstof die valt onder een andere code van de Eural (Europese afvalstoffenlijst).

Ontstaan en vervoer van verbrandingsresiduen

Ontstaan van afvalverbrandingsresiduen (en de schadelijkheid daarvan) moet tot een minimum beperkt zijn. In de installatie (of elders) moeten de verbrandingsresiduen passend hergebruikt worden.

Bij het vervoer en de opslag van verbrandingsresiduen mogen verbrandingsresiduen niet in het milieu terechtkomen.

Eigenschappen van verbrandingsresiduen

Verbrandingsresiduen moeten passend getest worden op fysische en chemische eigenschappen, en het verontreinigend vermogen. Dit moet gebeuren voor het vaststellen van de verwerkingsmethoden. Met de test moet de totale oplosbare fractie en de oplosbare fractie zware metalen geanalyseerd worden.

Beheer van de installatie

Het beheer van een verbrandingsinstallatie moet in handen zijn van een natuurlijk persoon die deskundig en geschikt is om de verbrandingsinstallatie te beheren.


Veranderingen met de komst van de Omgevingswet

Met de komst van de Omgevingswet gaan voor afvalverbrandingsinstallaties milieuregels in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) gelden. Het Bal maakt deel uit van de Omgevingswet.

Zie voor meer informatie het onderwerp afval op Informatie Leefomgeving (IPLO).