Overige aspecten

Bij de wijziging of aanleg van een hoogspanningslijn kunnen ook andere aspecten van belang zijn, zoals archeologie, water en bodem.

Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

De wijziging of aanleg van een hoogspanningslijn kan effect hebben op archeologische waarden door de realisatie van de hoogspanningsmasten. Vaak heeft de gemeente een archeologische waardenkaart. Hierop is aangegeven of er een hoge, middelhoge of lage verwachting is op het vinden van archeologische resten.

Bij elke verwachtingswaarde is aangegeven wanneer er archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Bijvoorbeeld als een ontwikkeling groter is dan 500m2 en dieper de grond in gaat dan 100 cm. De oppervlakte en diepte is afhankelijk van de verwachtingswaarde (hoog, middelhoog of laag).

De archeologische waardenkaart en de voorwaarden voor onderzoek staan vaak ook in het geldende bestemmingsplan. In de regels staat wanneer archeologisch onderzoek nodig is op een bepaalde locatie.

Cultuurhistorie

Cultuurhistorie is een breed begrip. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om beschermde stads- en dorpsgezichten, monumenten, molens in de omgeving met een molenbiotoop en landschappelijke waarden. Uitgangspunt hierbij is het voorkomen van aantasting van de cultuurhistorische waarden.

De hoogspanningslijnen kunnen een negatief effect hebben op de cultuurhistorische waarde van een gebied.

De gemeentelijke monumenten staan in de gemeentelijke monumentenverordening. Landschappelijke waarden staan vaak in de Provinciale verordening en het gemeentelijk beleid.

Water

De aanleg of wijziging van een hoogspanningslijn kan effect hebben op de waterhuishouding. Zo kan er extra verharding komen. Dan is vaak compensatie van water nodig. Ook kunnen de masten effect hebben op het grondwater, waterkeringen of waterwingebieden. Er is overleg nodig met de waterbeheerder over de gevolgen van de hoogspanningslijn op de waterhuishouding (de watertoets).

Bodemkwaliteit

De bodemkwaliteit ter plaatste van een nieuwe ontwikkeling moet voldoende zijn voor de te realiseren functie. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit door aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.

Als de geldende bestemming wijzigt of een via een omgevingsvergunning afgeweken wordt van het geldende bestemmingsplan, is bodemonderzoek nodig.

In ieder geval gaat het om verkennend bodemonderzoek. Hierbij worden de beschikbare gegevens beoordeeld. Dit zijn bijvoorbeeld bodemkwaliteitskaarten en al uitgevoerde bodemonderzoeken.

Wanneer veldonderzoek?

Er is veldonderzoek nodig als:

  • er te weinig of alleen oude informatie beschikbaar is
  • blijkt dat het om een 'verdachte' locatie gaat

Als er vervuiling aanwezig is, moet dit worden verwijderd (sanering) of worden er eisen gesteld aan het gebruik van de grond. Deze maatregelen moeten worden goedgekeurd door de gemeente.

Meer informatie

Meer informatie over bodemkwaliteit kun u vinden onder:


Hoe werkt het onder de omgevingswet