Wet plattelandswoning regelt dat feitelijk gebruik niet bepalend is

ABRvS, 201600112/1/A1, 5 oktober 2016, Woudrichem. Er is vergunning verleend voor het gebruiken van een voormalige bedrijfswoning als plattelandswoning in strijd met het bestemmingsplan.

Appellanten voeren aan dat de rechtbank heeft miskend dat de tweede bedrijfswoning noodzakelijk is voor hun bedrijfsvoering en dat het gebruik als bedrijfswoning behouden moet worden. Verder heeft deze wijziging een waardevermeerdering van de woning tot gevolg, zodat zij de woning moeilijker kunnen aankopen en dient de omzetting geen ruimtelijk belang.

De Afdeling geeft aan dat met de figuur van de plattelandswoning is beoogd om niet het feitelijk gebruik maar de planologische status bepalend te laten zijn. Als een voormalige agrarische bedrijfswoning wordt bestemd als plattelandswoning, maakt deze in planologisch opzicht nog steeds deel uit van de inrichting en wordt deze niet beschermd tegen de milieuemissie van deze inrichting. Het verlenen van de vergunning betekent niet dat de woning niet meer als bedrijfswoning zou kunnen worden gebruikt. De bestemming is immers nog steeds agrarisch zodat vanwege het bestemmingsplan gebruik als tweede bedrijfswoning is toegestaan.

Verder oordeelt de Afdeling dat hoewel het verlenen van de vergunning wellicht een prijsopdrijvend effect heeft, dit niet betekent dat geen ruimtelijk belang wordt gediend. De woning heeft ongeveer 17 jaar leeggestaan en is door nalaten van onderhoud in deplorabele toestand geraakt. De gemeente heeft met de vergunning verdere leegstand en verpaupering willen voorkomen, zodat de ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd.

Datum uitspraak:
5 oktober 2016
Zaaknummer:
201600112/1/A1
Instantie:
gemeente