Bestemmingsplan

De toelichting van het bestemmingsplan bevat altijd een paragraaf over de bodemkwaliteit. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In dit artikel staat een verwijzing naar artikel 3.2 Algemene wet bestuursrecht. Hierin is geregeld dat het gemeentebestuur bij haar besluitvorming de nodige kennis over de relevante feiten en de af te wegen belangen vergaart.

Het bestemmingsplan bevat een motivering over de bodemkwaliteit in relatie tot de boogde bestemming (functie). De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de gewenste bestemming. Er gelden daarbij andere eisen voor de bestemming wonen dan voor bijvoorbeeld de bestemming bedrijven (zie gevoelige functies).

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.

Voor het bodemonderzoek bij een bestemmingsplan zijn de volgende stappen van belang:

  1. inventariseren bodemkwaliteit en verkennend bodemonderzoek
  2. aanvullend bodemonderzoek (alleen als dit nodig is)
  3. bepalen maatregelen en toets uitvoerbaarheid
  4. verwerken in bestemmingsplan

Stap 1. Inventariseren bodemkwaliteit (vooronderzoek en verkennend bodemonderzoek)

Het inventariserend bodemonderzoek (bureauonderzoek) brengt in beeld welke bodemonderzoeken beschikbaar zijn voor de locatie.

Veel gemeenten en provincies beschikken over bodeminformatie die een uitspraak doet over de bodemkwaliteit op regionale en lokale schaal. Eerder uitgevoerde vooronderzoeken (volgens NEN 5725) en inventarisaties kunnen uitwijzen of er ergens sprake is van lokale bodemverontreiniging of een verdachte bodembedreigende locatie. Maak daarbij gebruik van het bodemloket, de gemeentelijke databestanden en (regionale) bodemkwaliteitskaarten.

Vaak is aanvullend vooronderzoek of verkennend bodemonderzoek nodig. Dit is het geval als:

  • niet voor de gehele locatie voldoende bodeminformatie bekend is;
  • de onderzoeken verouderd zijn, of
  • uit vooronderzoek blijkt dat er mogelijk verontreiniging is.

Meestal mogen de onderzoeken circa 5 jaar oud zijn. Dit is afhankelijk van het gebruik van de grond in deze periode. Hebben er mogelijk vervuilende activiteiten plaatsgevonden? Dan is eerder actueel onderzoek nodig.

Uit vooronderzoek blijkt of op de locatie een mogelijke vervuilende activiteit heeft plaatsgevonden. Is dit het geval, dan is verkennend bodemonderzoek nodig.

Verkennend bodemonderzoek is globaal veldonderzoek. Grofmazige boringen brengen in beeld of er vervuiling aanwezig is. Blijkt hieruit dat er geen vervuiling (te verwachten) is, dan is nader onderzoek niet nodig.

Stap 2. aanvullend onderzoek (alleen als dat nodig is)

Soms is aanvullend bodem onderzoek nodig. Dit is het geval, als uit het vooronderzoek en verkennend bodemonderzoek blijkt, dat er mogelijk bodemvervuiling aanwezig is. Meestal is dit alleen nodig voor enkele locaties. Fijnmazige boringen brengen de ernst van de vervuiling in beeld

Stap 3. bepalen maatregelen en toets uitvoerbaarheid

Is er sprake van vervuiling, waardoor de beoogde functie niet direct mogelijk is? Bepaal dan of er maatregelen mogelijk zijn, zoals:

  • schuiven met functies, zodat vervuiling geen belemmering is
  • bodemkwaliteit geschikt maken door sanering

Hierbij speelt het kostenaspect een belangrijke rol. In het kader van het bestemmingsplan moet namelijk ook de economische uitvoerbaarheid aangetoond worden. In sommige gevallen wegen de kosten voor sanering niet op tegen de opbrengsten. Mede daarom is het belangrijk om vroeg in het planproces eventuele kosten samenhangend met het aspect bodem in beeld te brengen.

Stap 4. verwerken in bestemmingsplan

Zijn vanwege de bodemkwaliteit bepaalde functies niet overal mogelijk? Bijvoorbeeld als de grond niet geschikt is voor wonen, maar wel voor bedrijven. Vertaal dit dan in regels en verbeelding van het bestemmingsplan.

Meestal is er geen directe vertaling van het aspect bodem in de juridische regeling van het bestemmingsplan (verbeelding en regels). Bijvoorbeeld omdat de bodemkwaliteit geschikt is of geschikt wordt door sanering. De toelichting van het bestemmingsplan bevat een paragraaf bodemkwaliteit, waarin de overwegingen staan over de toekomstige functies en de bodemkwaliteit.

Als sanering nodig is, dan leidt dit meestal tot hoge kosten. De paragraaf Economische uitvoerbaarheid bevat een verantwoording van de financiële haalbaarheid. Eventuele saneringskosten maken hiervan onderdeel uit.

Meer informatie (met name voor de bodemspecialist) is te vinden in de handreiking Bodemtoets bestemmingsplan en bouwvergunning van Bodem+.