Realiseren gevoelige functie

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor kwetsbare objecten (zoals woningen) moet gekeken worden naar externe veiligheid. Nieuwe kwetsbare objecten mogen niet binnen de risicocontour van bestaande risicobronnen liggen. Risicobronnen zijn bijvoorbeeld inrichtingen, transport gevaarlijke stoffen en luchthavens.

Beperkt kwetsbare objecten mogen wel binnen de risicocontour liggen, maar bij voorkeur niet. Er is dan een goede motivatie nodig.

Bij de realisatie van woningen bij risicovolle inrichtingen toegelicht zijn de volgende vragen relevant:

  • Is bij de nieuwe ontwikkeling sprake van een goed woon- en verblijfklimaat?
  • Wordt niemand onevenredig in zijn belangen geschaad?

Om externe veiligheid goed juridisch te regelen in het bestemmingsplan, zijn de volgende stappen van belang:

  1. Verzamel beschikbare informatie over risicovolle inrichtingen in de omgeving
  2. Beschouw de planologische ruimte en uitbreidingsplannen
  3. Is bij de geplande woningen een goed woon- en leefklimaat geborgd?
  4. Wordt niemand onevenredig in zijn belangen geschaad?
  5. Vastleggen van de afstand in het plan en verantwoording in de plantoelichting

Stap 1. Verzamel beschikbare informatie over bestaande risicovolle inrichtingen in de omgeving

Ga na welke risicobronnen in en nabij het plangebied liggen. Raadpleeg hiervoor de volgende informatiebronnen:

  • de risicokaart (http://www.risicokaart.nl/)
  • het vigerende bestemmingsplan;
  • milieuvergunningen van risicovolle inrichtingen;
  • gemelde risicovolle activiteiten uit het Activiteitenbesluit;
  • rijks-, gemeentelijk of provinciaal beleid, algemene regels en verordeningen.

Met deze informatie is duidelijk welke risicovolle inrichtingen relevant zijn voor het plangebied. Meestal staat daarin ook informatie over de plaatsgebonden risicocontouren en het groepsrisico. Is dit onvoldoende? Dan is onderzoek nodig om de contouren in beeld te brengen. Dit kan met een zogenaamde QRA (kwantitatieve risicoanalyse).

Milieuruimte

De milieuruimte is de milieugebruiksruimte van bedrijven. Dit staat in vergunningen of in het Activiteitenbesluit. Hierin is vastgelegd wat het bevoegd gezag als aanvaardbaar hinderniveau beschouwd. In de omgevingsvergunning is vaak de risicocontour vastgelegd. In het Activiteitenbesluit staan minimale afstanden tussen risicobronnen en (beperkt) kwetsbare objecten, zoals woningen.

Stap 2. Beschouw de planologische ruimte en uitbreidingsplannen

Het bevoegd gezag gaat na wat de planologische ruimte is en of er uitbreidingsplannen zijn.

Planologische ruimte

In het bestemmingsplan staat welke percelen de bestemming ‘Bedrijf' hebben en waar het bouwvlak ligt. Ook is vastgelegd welke categorieën van bedrijven zich op dat perceel mogen vestigen.

In de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten)-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering' staan voor elke categorie bedrijven (indicatieve) afstanden tot gevoelige objecten. Deze zijn gebaseerd op verschillende milieuaspecten (waaronder veiligheid). De planologische mogelijkheden van de bedrijven zijn maatgevend om te bepalen waar de risicocontouren liggen. Ga na of risicovolle inrichtingen zijn toegestaan binnen de bedrijfsbestemming. Vaak zijn Bevi-inrichtingen bijvoorbeeld uitgesloten binnen bedrijfsbestemmingen.

Uitbreidingsplannen?

Het kan zijn dat de nieuwe ontwikkeling een bestaand bedrijf beperkt in zijn uitbreidingsmogelijkheden. Dit schaadt mogelijk de belangen van het bedrijf.

Heeft een bedrijf vrij concrete uitbreidingsplannen en heeft het die ook kenbaar gemaakt? Ga dan uit van de risicocontour die hoort bij de uitbreidingsplannen. Houdt daar rekening mee bij het ontwikkelen van woningen. De toelichting bij het plan bevat een motivatie met daarin de belangenafweging die heeft plaatsgevonden.

Stap 3. Is bij de geplande (beperkt) kwetsbare objecten een goed woon- en leefklimaat geborgd?

Op basis van de informatie verzameld in de eerste twee stappen beoordeelt het bevoegd gezag of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat bij de geplande (beperkt) kwetsbare objecten.

Liggen de nieuwe objecten buiten de risicocontouren (plaatsgebonden risico)? Dan is er nog niet altijd sprake van een goed woon- en leefklimaat. Beoordeel ook of de nieuwe objecten binnen de zone liggen waar een verantwoording van het groepsrisico nodig is.

Op basis van de verantwoordingsplicht van het groepsrisico kunnen maatregelen aan de orde zijn om het groepsrisico te beperken. De elementen waaruit de verantwoording van het groepsrisico bestaat, staan in artikel 13 van het Bevi.

Kijk eerst naar mogelijke ruimtelijke maatregelen in het nieuwe bestemmingsplan, zoals het aanhouden van meer afstand tot aan de risicobron. Is dit niet mogelijk? Dan zijn er misschien maatregelen bij het bedrijf mogelijk, die het risico beperken. Tenslotte zijn er nog maatregelen mogelijk op het gebied van zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid, zoals extra vluchtwegen of bluswatervoorzieningen.

Daar waar mogelijk moeten deze maatregelen worden geborgd in het bestemmingsplan. Dit kan alleen met maatregelen die ruimtelijk relevant zijn.

Bij maatregelen aan de objecten zelf gaat het vaak om bouwkundige maatregelen, zoals bijvoorbeeld explosiebestendig glas. Deze zijn lastig via het bestemmingsplan te regelen. Voor bouwkundige eisen geldt het Bouwbesluit 2012. Het bestemmingsplan kan in principe niet strenger zijn dan het bouwbesluit.

Stap 4. Wordt niemand onevenredig in zijn belangen geschaad?

Er vindt een ruimtelijke afweging plaats. Soms kunnen extra maatregelen bij het bedrijf nodig zijn voor een goed woon- en leefklimaat. Dit hoeft niet meteen te betekenen dat het bedrijf in zijn belangen wordt geschaad.

Het bedrijf wordt in zijn belang geschaad als aanvullende maatregelen nodig zijn die verder gaan dan BBT. De kosten van de nieuwe ontwikkelingen kunnen worden verhaald op de grondeigenaar via een exploitatieplan.

In sommige gevallen is het wenselijk de planologische ruimte van het bedrijf te beperken. Bijvoorbeeld als de planologische ruimte (veel) groter is dan het feitelijke bedrijf nodig heeft.

Mogelijk is er dan sprake van planschade. Het vigerende planologisch kader (de mogelijkheden die het geldende bestemmingsplan biedt) wordt vergeleken met de nieuwe planologische mogelijkheden. Als er sprake is van planschade, dan kan het bedrijf in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de planschade.

Stap 5. Vastleggen van de afstand in het plan en verantwoording in de plantoelichting

In de toelichting van een bestemmingsplan moet staan waar de relevante plaatsgebonden risicocontouren liggen en hoe hiermee rekening is gehouden. Kijk daarbij naar de contouren op basis van het vigerende bestemmingsplan (planologische ruimte) en de milieuruimte.

Houdt hierbij ook rekening met concrete uitbreidingsplannen. De toelichting beschrijft de belangenafweging die heeft plaatsgevonden.

Ook moet de toelichting ingaan op het groepsrisico en de eventuele verantwoordingsplicht.

Via de verbeelding wordt de minimale afstand tussen de (beperkt) kwetsbare objecten en de risicovolle inrichtingen vastgelegd.