Maatregelen

Maatregelen om geuroverlast door veehouderijen terug te dringen bestaan uit:

Maatregelen in de omgeving

Maatregelen in de omgeving van de veehouderij hebben vooral betrekking op het realiseren van voldoende afstand tussen bron en ontvanger. Geurgevoelige objecten mogen dus niet binnen de geurcontouren te worden geprojecteerd. Een werkwijze die in bestemmingsplannen kan worden toegepast is het opnemen van een zogenaamde ‘kernrandzone'. Ter voorkoming van conflictsituaties kan een zone rond de huidige -en eventueel toekomstige- woonbebouwing van een dorp of stad worden gelegd. Binnen deze zone wordt de veehouderij uitgekocht of krijgt (als veehouderij) zeer beperkte ontwikkelingsmogelijkheden. Ook kan zo'n kernrandzone extra functieveranderingen voor veehouderijen bevatten, bijvoorbeeld in de vorm van gehele of gedeeltelijke omschakeling op wonen, kleinschalige bedrijvigheid of recreatie.

De gemeenteraad is bevoegd om af te wijken van de geurnomen uit de Wgv. Hiervoor stelt zij een geurverordening vast. De basis voor deze verordening is een visie op de gewenste ontwikkelingen binnen een gemeente. Ontwikkelingen voor veehouderijen en gevoelige functies (zoals wonen) worden op elkaar afgestemd. Meer informatie is te vinden in de paragraaf Wet- en regelgeving onder verordening.

Maatregelen aan de bron

Bij maatregelen aan de bron om de geuroverlast van de veehouderijen te beperken, gaat het vooral om technische maatregelen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan:

  • het afdekken van mestopslag of
  • het emissiepunt gunstiger leggen ten opzichte van de woonomgeving of
  • de verspreiding van de geur te verbeteren, bijvoorbeeld door een hoger emissiepunt (schoorsteen).

Als deze maatregelen noodzakelijk zijn, neem ze dan via een voorwaardelijke verplichting op in het bestemmingsplan. De maatregelen moeten wel realistisch zijn. Daarvoor zijn afspraken nodig met de veehouderij. Voorzover mogelijk moeten deze ook in het milieuspoor verankerd worden.