Bepalen geurcontour

Bij het vaststellen van de contour voor de omgekeerde werking moet u een aantal gegevens invoeren. U kunt de geurcontouren berekenen met V-Stacks vergunning of met V-Stacks gebied.

Hoe bepaal je een geurcontour?

Uitgaan van vergunning, aanvraag of melding of iets daar tussen in

Bij de toets aan de omgekeerde werking baseert u de contour van de geldende geurnorm op:

  • de vergunde of aangevraagde aantallen en soorten dieren met stalsysteem, of
  • de gemelde aantallen en soorten dieren met stalsysteem (bij een type B-inrichting).

Voor de contourberekening voert u ook andere brongegevens in.  Zoals de ligging, hoogte en diameter van de emissiepunten, de uittreesnelheid en de gebouwhoogte. Het is mogelijk om hiervoor de gegevens van de vergunde situatie aan te houden: dit geeft de 'vergunde contour'. Maar u kunt ook de 'worst case' uitgangspunten nemen. Dit levert vaak een aanzienlijk grotere contour op. Of iets daar tussenin, bijvoorbeeld de vergunde situatie plus de redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen.

Emissiepunten

Voor de ligging van de emissiepunten raden we aan de randen van het bouwblok te nemen (worst case). Alleen in een overbelaste situatie gaat u dan uit van het vergunde (of gemelde) emissiepunt. Dat wil zeggen in die windrichting waarin geurgevoelige objecten binnen de contour liggen.

Uitgaan van de randen van het bouwblok is in lijn met bestaande jurisprudentie. Hieruit volgt dat de veehouder het recht heeft om overal op zijn bouwblok te bouwen. Bij ruimtelijke ordening moet het bevoegde gezag rekening houden met gevestigde belangen - een bouwblok zomaar verkleinen, mag dus niet.

Voor de hoogte en diameter van de emissiepunten, de uittreesnelheid en de gebouwhoogte kunt u ook uitgaan van de vergunde (of gemelde) situatie. Het is belangrijk om in overleg met de betrokkenen een goed gemotiveerd verhaal neer te leggen. Vooral wanneer de plannen van de overheid en de belangen van de veehouder tegenstrijdig zijn. Met een inventarisatie in het veld kunt u nagaan welke ontwikkelingen er bij de veehouders zijn. En of de uitgangspunten reëel zijn.

Motivatie is belangrijk

In het algemeen is het advies: maak inzichtelijk wat de uitgangspunten zijn, wees consequent en motiveer helder waarom u de ruimte zo verdeelt over de verschillende bestemmingen. Juist bij het realiseren van nieuwe bestemmingen, is het belangrijk voldoende zorgvuldig zijn.

Het advies voor agrarische gemeenten is om altijd de verwachte geurhinder met een gebiedsvisie in kaart te brengen. Daarmee kunt u het toepassen van de wettelijke - of andere - normen onderbouwen. Hiermee voorkomt u ad hoc oplossingen, 'postzegelbenaderingen' en zeer lokaal getinte oplossingen.

Wanneer (ook) voor het plangebied er al een gebiedsvisie ligt, is de geurhinder in het gebied bekend. U kunt de conclusies van de gebiedsvisie overnemen in het ruimtelijke plan.

Is er nog geen gebiedsvisie, dan kunt u de geurhinder in kaart brengen met een gebiedsvisie speciaal voor het plangebied.

Gebiedsvisie of quick scan

Waar hierboven het woord gebiedsvisie staat, kunt u in sommige gevallen ook met een quick scan volstaan. Met een quick scan bepaalt u de geurbelasting en geurhinder in de bestaande en toekomstige situatie. Dit relateert u aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. De gegevens van de veehouderijen en geurgevoelige objecten kunnen in zo'n quick scan vrij globaal zijn.

De gebiedsvisie bestaat voor deel uit dezelfde stappen als de quick scan. Alleen de gebiedsvisie omschrijft de gegevens van de veehouderijen en geurgevoelige objecten nauwkeuriger en vult de ruimtelijke plannen meer in. In een gebiedsvisie onderzoekt de gemeente ook of met andere normen een betere realisering van de gewenste inrichting van een gebied mogelijk is. Bij knelpunten of wanneer de gemeente normen aanpast, is het advies om een gebiedsvisie te maken en geen quick scan. Maar er is geen harde grens tussen quick scan en gebiedsvisie.

Het is aan de gemeenteraad om te beoordelen welke nauwkeurigheid nodig is in de situatie. En of een breder toekomstbeeld van de ruimtelijke ontwikkelingen wenselijk is.

Volgorde

Soms is voor het realiseren van bouwplannen aanpassing van een bestemmingsplan én aanpassen (of opstellen) van een verordening nodig. De aanbevolen volgorde is als volgt:

  1. Stel eerst een gebiedsvisie op met de overwegingen ter onderbouwing van het bestemmingsplan en de verordening.
  2. Leg dan het bestemmingsplan vast (ruimtelijke poot, juridische grondslag).
  3. Leg daarna de verordening vast (sectoraal)
    Immers, tegen de verordening is geen beroep mogelijk, tegen het bestemmingsplan wel. Als het bestemmingsplan sneuvelt, kan dat gevolgen hebben voor de verordening.