Gevoelige functies

Het doel van titel 5.2 Wm is het beschermen van mensen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op de gezondheid. Hierbij is het van belang een onderscheid te maken tussen het:

Realiseren van een bron (inrichting of weg)

Bij het realiseren van een nieuwe bron moet in beeld gebracht worden of deze ontwikkeling leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit hoeft niet als de ontwikkeling NIBM is of onder het NSL valt.

Bij luchtwaliteitsberekeningen moet worden bepaald wáár precies gerekend wordt. Dat moet op zo'n manier gebeuren dat ter plaatse een representatief beeld van de luchtkwaliteit ontstaat. Uitgangspunt is dat de luchtkwaliteit wordt vastgesteld op plaatsen waar mensen significant worden blootgesteld (blootstellingscriterium). Daarnaast wordt vanwege het toepasbaarheidsbeginsel een aantal plaatsen uitgezonderd van beoordeling. Dit zijn:

  • plaatsen waar het publiek geen toegang heeft en waar geen bewoning is
  • bedrijfsterreinen of terreinen van industriële inrichtingen
  • de rijbaan van wegen

Onderbouwing

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet in het bestemmingsplan wel onderbouwd worden waarom het toepasbaarheidsbeginsel of het blootstellingscriterium van belang is. Het is dus niet voldoende om alleen te constateren dat vanwege het blootstellingscriterium of toepasbaarheidsbeginsel beoordeling niet nodig is. Dit moet worden verantwoord.

Meer informatie leest u op de pagina 'Bestemmingen die bijdragen aan de luchtverontreiniging (bronnen)'.

Realiseren van een gevoelige functie

Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Met deze AMvB wordt de vestiging van 'gevoelige bestemmingen' - zoals een school - in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt.

Het besluit richt zich op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), vooral kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Waar in zo'n onderzoekszone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Dit wordt bereikt door op zo'n plek de vestiging van bijvoorbeeld een school niet toe te staan. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van maximaal 10% van het totale aantal blootgestelden toegestaan.

Gevoelige bestemming

De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.
Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties dus niet als gevoelige bestemming gezien.

Goede ruimtelijke ordening voor andere bestemmingen

Het besluit gevoelige bestemmingen waarborgt dat mensen met een verhoogde gevoeligheid in specifieke (nieuwe) situaties kunnen verblijven in een luchtkwaliteit, die voldoet aan de grenswaarden. Daarnaast moet een bestemmingsplan voldoen aan de criteria voor goede ruimtelijke ordening. Daarom moet er niet alleen gekeken worden naar de bestemmingen en bronnen uit het besluit, maar moet breder gekeken worden. Bij bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg, of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg moet aangegeven worden of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Meer informatie leest u op de pagina's Bestemmingen die gevoelig zijn voor luchtverontreiniging en Een goede ruimtelijke ordening.