Jurisprudentie Chw

U vindt hier een overzicht van de jurisprudentie op het gebied van de Crisis- en herstelwet. In dit overzicht staan de tijdelijke maatregelen van de Crisis- en herstelwet (Chw) opgenomen. Het overzicht bevat alleen uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Tot en met 31 januari 2017 namen wij alle uitspraken op waarin de Chw voorkwam. Gelet op de huidige gemiddelde aard van deze uitspraken is per 1 februari 2017 besloten om alleen nog de juridisch relevante en daardoor nieuwswaardige uitspraken op te nemen. Deze uitspraken vindt u op deze pagina en kunt u ook terugvinden in ons jurisprudentie-archief. Zie hiervoor de rechter zijbalk. Wij blijven maandelijks de jurisprudentie beoordelen.

Het jurisprudentieoverzicht dat hieronder staat is actueel. Het overzicht bevat de belangrijkste jurisprudentielijnen van de Raad van State vanaf het moment van inwerkingtreding van de Chw. Het overzicht is niet uitputtend. Zo is de Chw al geruime tijd in werking en daarom besteedt dit overzicht geen aandacht meer aan de jurisprudentie over het overgangsrecht. Daarnaast houdt dit overzicht rekening met wat voor de doelgroep van Kenniscentrum InfoMil (lagere overheden) interessant kan zijn. De weergave volgt de belangrijkste bepalingen en onderdelen van de Chw. Alle genoemde uitspraken vindt u terug in ons jurisprudentie-archief.

Hieronder vindt u ten aanzien van een aantal onderdelen van de Chw enkele hoofdlijnen uit de jurisprudentie.

Hoofdstuk 1 Chw

Beroep decentrale overheid (art. 1.4 Chw)

De Chw staat niet toe dat decentrale overheden in beroep gaan tegen een besluit van een andere overheid (artikel 1.4 Chw). Deze bepaling is sinds 25 april 2013 aangepast, waardoor decentrale overheden wel tegen besluiten van elkaar in beroep mogen gaan, maar niet tegen een besluit van een tot een centrale overheid behorend bestuursorgaan.

  • Artikel 1.4 Chw is volgens de Raad van State niet in strijd met verschillende Europese verdragen (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, Handvest inzake lokale autonomie, Verdrag van Aarhus en de m.e.r.-richtlijn) (O.a. ABRvS, 2 mei 2012, nr. 201105967/1/R1, ABRvS, 7 december 2011 nr. 201107071/1/H1).
  • Recreatieschappen of streekraden die door gemeenten of provincies zijn ingesteld vallen onder artikel 1.4 Chw en kunnen geen beroep instellen (O.a. ABRvS, 10 december 2014, nr. 201110075/4/R4 en 201201853/3/R4, ABRvS, 5 juni 2013, nr. 201210308/1/R1, ABRvS, 7 november 2012, 201110075/1/R4 en 201201853/1/R4).
  • Ook als de gemeente als grondeigenaar is vormt artikel 1.4 Chw een expliciete uitzondering op het beroepsrecht van belanghebbenden (ABRvS, 8 februari 2012, nr. 201100875/1/R2).
  • Artikel 1.4 Chw staat in de weg dat een gemeente als partij op grond van artikel 8:26, eerste lid, Awb aan het geding deelneemt (ABRvS, 22 februari 2012, nr. 201109132/1/A2).

Geen pro formaberoep en termijnen rechter (art. 1.6 Chw)

Artikel 1.6, tweede lid, regelt dat pro formaberoep niet mogelijk is. Een beroepsschrift dat pas na verloop van de beroepstermijn wordt aangevuld met inhoudelijke argumenten is niet ontvankelijk.

  • De Raad van State vindt dat dit artikel het recht op toegang tot de rechter in de kern niet aantast (O.a. ABRvS, 14 december 2011, nr. 201106769 en ABRvS, 17 november 2010, nr. 201004771/1/M2).
  • 16 Chw is niet in strijd met Europese verdragen (EVRM, EU- handvest, Verdrag van Aarhus, m.e.r.-richtlijn) (ABRvS, 12 november 2014, nr. 201402491/1/R6, ABRvS, 20 augustus 2014, nr. 201306769/1/R6, ABRvS, 2 mei 2012, nr. 201105967/1/R1 en ABRvS, 17 november 2010, nr. 201004771/1/M2)
  • 1.6 Chw maakt het niet onmogelijk om beroep in te stellen Het volkenrechtelijk gewoonterecht wordt niet geschonden (ABRvS, 5 augustus 2015, nr. 201409071/1/R6)
  • Als in de kennisgeving niet vermeld is dat de Chw van toepassing is (verplicht op basis artikel 11 Besluit Uitvoerig Chw) dan mogen belanghebbenden daardoor niet worden benadeeld. De Raad van State geeft dan aan belanghebbenden de gelegenheid om het pro formaberoep alsnog aan te vullen met inhoudelijke beroepsgronden. Dit geldt ook bij de rechtsmiddelenverwijzing van de Rechtbank (ABRvS, 6 augustus 2014, nr. 201400079/1/A1, 201400081/1/A1, 201400083/1/A1, 201400085/1/A1). Daarbij merkt de Raad van State standaard op dat dit anders ligt als aannemelijk is dat de belanghebbende wist of kon weten dat na afloop van de termijn voor het instellen van het beroep geen gronden kunnen worden aangevoerd. Het enkele feit dat de appellant zich laat bijstaan door een professionele rechtsbijstandverlener maakt niet dat de belanghebbende wist of had kunnen weten dat de Chw van toepassing was (O.a. ABRvS, 12 juni 2013, nr. 201110216/1/T1/R4, ABRvS, 5 december 2012, nr. 201107432/3/R3).

Artikel 1.6, vierde lid regelt dat de bestuursrechter uitspraak doet binnen zes maanden na afloop van de beroepstermijn. Het verstrijken van de bedoelde termijn brengt niet met zich dat de Afdeling niet langer bevoegd is om uitspraak te doen op de beroepen (ABRvS, 24 juni 2015, nr. 201402270/1/R6).

Geen aanvulling gronden mogelijk (art. 1.6a Chw)

In artikel 1.6a is geregeld dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen nieuwe beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd. De Raad van State past dit zeer geregeld toe.

  • Art 1.6a Chw is niet in strijd met Europese verdragen (EVRM, Handvest inzake lokale autonomie en het Verdrag van Aarhus) (O.a. ABRvS, 23 september 2015, nr. 201406327/1/R2, ABRvS, 12 november 2014, nr. 201402491/1/R6, ABRvS, 20 augustus 2014, nr. 201306769/1/R6).
  • 1.6a Chw maakt het niet onmogelijk om beroep in te stellen Het volkenrechtelijk gewoonterecht wordt niet geschonden (ABRvS, 5 augustus 2015, nr. 201409071/1/R6).
  • Een nadere onderbouwing en motivering van bestaande beroepsgronden uit het beroepsschrift (gestuurd na afloop van de beroepstermijn) blijft ondanks artikel 1.6a nog steeds mogelijk (O.a. ABRvS, 5 november 2014, nr. 2014003873/1/R6, ABRvS, 10 oktober 2012, nr. 201201329/1/R4, ABRvS, 15 februari 2012, nr. 201102546/1/T1/R4).
  • Is in het besluit of de kennisgeving niet vermeld dat de Chw van toepassing is, dan worden belanghebbenden (net als bij het pro formaberoep) daardoor niet benadeeld (O.a. ABRvS, 29 januari 2014, nr. 201303446/1/R1, ABRvS, 25 april 2012, nr. 201111008/1/A2). Later ingediende beroepsgronden worden dan gewoon meegenomen. Dit is slechts anders, zo geeft de Raad van State aan, indien aannemelijk is dat de belanghebbende anderszins wist of kon weten dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen gronden kunnen
  • worden aangevoerd.

Versobering m.e.r.-procedure (art. 1.11 Chw)

Op basis van artikel 1.11 is voor projecten uit Bijlage II de m.e.r.-procedure voor een milieueffectrapport op twee punten vereenvoudigd: 1) geen verplichte alternatieven en 2) geen verplichte advisering van de Commissie voor de milieueffectrapportage. In 2014 is een eerste inhoudelijke uitspraak geweest in relatie met dit artikel.

  • Als er sprake is van een lang besluitvormingsproces, waarbij de uiteindelijke locatiekeuze volgt uit diverse onderzoeken en beleidsstukken (waaronder gemeentelijke en provinciale structuurvisies) is er voorafgaand aan het inpassingsplan een toereikend alternatievenonderzoek gedaan dat voldoet aan de eisen van artikel 7.23 Wm. Hierdoor wordt niet toegekomen aan de vraag of art 1.11 Chw in strijd is met de m.e.r.-richtlijn (ABRvS, 20 augustus 2014, nr. 201306769).

Hoofdstuk 2 Chw

Ontwikkelingsgebieden (art 2.3 Chw)

In 2014 is een inhoudelijke uitspraak (ABRvS, 2 april 2014 nr. 201308233/1/R6) geweest over het bestemmingsplan-plus voor Badhoevedorp. De conclusie voor de beroepen die betrekking hadden op de Chw luidt als volgt:

  • Het bevoegd gezag heeft door de opgenomen planregels voldoende verzekerd dat uiteindelijk aan de milieukwaliteitsnormen kan worden voldaan.
  • Uit de Chw (artikel 2.3, zevende lid) volgt niet dat moet worden bekeken of in een kortere periode (dan tien jaar) aan de milieukwaliteitseisen kan worden voldaan.

Innovatie (art 2.4 Chw)

In de Crisis- en herstelwet staat dat in het uitvoeringsbesluit moet worden bepaald van welke planologische en milieuregels mag worden afgeweken en voor welke periode. In de experimenten die vorm zijn gegeven in artikel 7c en 7k van het uitvoeringsbesluit stond echter niet hoe lang gebruik gemaakt mocht worden van de mogelijkheid om af te wijken van de normale wettelijke regels. Dat is in strijd met de Crisis- en herstelwet, aldus de hoogste bestuursrechter. Daarom werden die bepalingen uit het uitvoeringsbesluit 'onverbindend' verklaard en waren deze niet langer van toepassing. De betrokken gemeenteraden konden de bestemmingsplannen daardoor niet baseren op de bepalingen die voor deze experimenten (artikel 7c en 7k) waren bedoeld.

Met de inwerkingtreding van de 13e tranche van het Besluit uitvoering Chw is deze wetstechnische fout gerepareerd (ABRvS, 3 februari 2016, nr. 201506246/1/R6,ABRvS, 17 februari 2016, nr. 201503808/1/R6, ABRvS, 28 september 2016, nr. 201600819/1/R6).

Bijlage I Chw

  • Om onder de bestuursrechtelijke voorzieningen van de Chw te vallen hoeft het bevoegd gezag niet aan te tonen dat het project van maatschappelijk, economisch en/of regionaal belang is. Het volstaat dat het besluit betrekking heeft op in de Chw genoemde categorieën van projecten, zoals opgenomen in bijlage I of een project is uit bijlage II Chw (ABRvS, 17 november 2010, nr. 201004771/1/M2).

Categorie 1.2 (tot 5 juli 2013 categorie 1.1) Windturbines

  • De verwijzing naar artikel 9e van de Elektriciteitswet 1998 beperkt zich tot de omvang van de productie-installatie (ten minste 5, maar niet meer dan 100 Mw). De voorwaarden betreffende de bevoegdheid zijn in het kader van de vraag of de Chw van toepassing is niet relevant (ABRvS, 26 oktober 2011, nr. 201105225/1/H1).

Categorie 1.6 (tot 5-07-13 cat. 1.5) ruimtelijke en infrastructurele projecten t.b.v. het leveren van duurzame energie

  • Een bestemmingsplan dat een rejectvergassingsinstallatie mogelijk maakt valt onder deze categorie (ABRvS, 29 januari 2014, nr. 201206964/1/R4). De thermische energie die vrijkomt uit de verwerking van rejects wordt duurzaam hergebruikt en geleverd ten behoeve van het eigen productieproces.

Categorie 2.1 Provinciale inpassingsplannen

  • Ook een Besluit hogere waarde op grond van de Wgh valt onder de bepalingen van de Chw nu dit besluit nodig is ter verwezenlijking van een project waarvoor een provinciaal inpassingsplan is vastgesteld (ABRvS, 9 november 2011, nr. 201008544/1/M2).

Categorie 3.1 Planologisch realiseren van meer dan 11 woningen en de herstructurering van woon- of werkgebieden

  • Bepalend is of het plan voorziet in meer dan 11 woningen. Daarbij is het niet relevant of het plan bijvoorbeeld betrekking heeft op een binnenstedelijke vernieuwing (ABRvS, 30 mei 2012, nr. 201108729/1/R1) of dat geen spoedeisend belang aanwezig is om het plan te realiseren (ABRvS, 12 september 2012, nr. 201109896/1/R3).
  • Een bestemmingsplan dat woningbouw toelaat via een uitwerkingsplicht valt niet onder de Chw (ABRvS, 25 januari 2012, nr. 201004320/1/R4). De uitwerking zelf (mits meer dan 11 woningen) overigens wel.
  • Een monumentenvergunning voor een uitbreiding van een gemeentehuis valt onder de bepalingen van de Chw nu deze uitbreiding valt onder een bouwplan waarmee meer dan 11 woningen worden gerealiseerd doordat de woningen en de uitbreiding fysiek met elkaar verbonden zijn en er dus één omgevingsvergunning bouwen nodig is en het ruimtelijk mogelijk is gemaakt met een bestemmingsplan afd. 3.1 Wro (ABRvS, 18 juli 2012, nr. 201113488/1/A2).
  • Woon-zorgeenheden die bestaan uit een zit- en slaapkamer voor één persoon, waarin tevens een kleine keuken en een rolstoeltoegankelijke natte cel zijn voorzien, zijn woningen in de zin van categorie 3.1.Dat aan de bewoners van de woon-zorgeenheden ter plaatse ook zorg wordt geleverd, maakt dat niet anders (ABRvS, 7 oktober 2015, nr. 201409847/1/A1).
  • Een uitbreiding van een bestaande vestiging van een bedrijf of het realiseren van één nieuwe functie op een perceel kan niet worden aangemerkt als een planologische herstructurering van een woon- of werkgebied zoals bedoeld in cat. 3.1 (O.a. ABRvS, 11 december 2013, nr. 201210814/1/A1, ABRvS, 2 mei 2012, nr. 201107894/1/A1 en nr. 201107957/1/A1).

Categorie. 3.4 Aanleg of wijziging van wegen

  • Het bestemmingsplan voorziet onder meer in de aanleg van wegen, dus is de Chw van toepassing, daarbij is het niet van belang dat de wegen een ondergeschikt onderdeel vormen
  • van het plan (ABRvS, 10 juli 2013, nr. 201208101/1/R2).

Categorie 7.3 Aanleg of wijziging van waterstaatswerken

  • Het werk behelst de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid van de Waterwet. Dit uitvoeringsbesluit valt dus onder de werking van de Chw, ook al is het projectplan nog niet vastgesteld. De uitvoering van het uitvoeringsbesluit moet immers in overeenstemming met het projectplan worden uitgevoerd (ABRvS, 27 juni 2012, nr. 201200111/1/A1).

Categorie 12.1 transformatie van langdurig leegstaande kantoren en industriële gebouwen

  • Gebouwen die in het kader van tijdelijk beheer ter voorkoming van verpaupering worden gebruikt kunnen wel aangemerkt worden als langdurig leegstaande industriële gebouwen (ABRvS, 23 december 2015, nr. 201505804/1/R6).