Geen aanvulling beroepsgronden (artikel 1.6a)

U vindt hier het jurisprudentieoverzicht voor het niet meer mogen aanvullen van de beroepsgronden (artikel 1.6a Chw). Al dan niet samen met artikel 11 Besluit uitvoering crisis- en herstelwet (mededeling Chw van toepassing). Het gaat om de periode tot en met januari 2017.

NB. Jurisprudentie over artikel 1.6. tweede lid Chw (pro forma beroep) vindt u onder 'Versnelde behandeling beroep'.

Het gaat alleen om uitspraken die afkomstig zijn van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).

Tot en met 31 januari 2017 namen wij alle uitspraken op waarin de Chw voorkwam. Gelet op de huidige gemiddelde aard van deze uitspraken is per 1 februari 2017 besloten om alleen nog de juridisch relevante en daardoor nieuwswaardige uitspraken op te nemen.

ABRvS, 16 november 2016, nr. 201603923/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 7 april 2016 van de raad van de gemeente Medemblik tot vaststelling van het bestemmingsplan  “Wognum-Grietje Slagterlaan”.
Oordeel ABRvS:
Ingevolge artikel 11 van het Besluit uitvoering Chw wordt, indien afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de wet op een besluit van toepassing is, dit bij het besluit en bij de bekendmaking of mededeling van het besluit vermeld. Vaststaat dat de toepasselijkheid van de Chw is vermeld in de bekendmaking en het raadsvoorstel. In dit geval maakt het raadsvoorstel deel uit van het bestreden besluit. Derhalve is voldaan aan artikel 11 van het Besluit uitvoering Chw. Het betoog faalt.

Uit de toepasselijkheid van de Chw vloeit voort dat ingevolge artikel 1.6a van de Chw na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd. Dit laat onverlet dat de aangevoerde beroepsgronden nog konden worden voorzien van nieuwe argumenten. Zie in dit verband de uitspraak van de Afdeling van 5 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4003. [appellant] en anderen hebben overigens van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.

ABRvS, 9 november 2016, nr. 201602179/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 12 januari 2016 van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tot nemen van het verkeersbesluit “De knip Prins Hendrikkade e.o.” (…).
Oordeel ABRvS:
Ingevolge artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. In de publicatie van de terinzagelegging is vermeld dat de Chw van toepassing is. Uit artikel 1.6a van de Chw vloeit voort dat alle beroepsgronden in het beroepschrift dienen te worden opgenomen en dat na afloop van de beroepstermijn geen nieuwe gronden meer kunnen worden ingediend. [appellanten sub 1] hebben op 29 maart 2016 digitaal beroep ingesteld. Zij hebben daarbij aangevoerd dat het besluit in strijd is met een raadsbesluit inhoudende dat de haltes vanaf 2018 niet meer mogen worden gebruikt. Verder hebben zij aangevoerd dat de gevolgen van 2 tot 3 miljoen extra toeristen vanwege de touringcarhaltes en het verplaatsen van de aanlegplekken voor de rondvaart niet in kaart zijn gebracht en dat de berekeningen voor de luchtkwaliteit en de geluidhinder niet juist zijn. Tot slot stellen zij dat bij de besluitvorming over de verplaatsing van de halteplekken voor touringcars van het Damrak naar de Prins Hendrikkade, ter plaatse van de St. Nicolaasbasiliek, Barbizon en Prins Hendrikkade 77-86, de belangen van bewoners niet zijn meegenomen. Bij brief van 6 april, bij de Afdeling binnengekomen op 11 mei 2016, hebben [appellanten sub 1] hun beroepsgronden nader gemotiveerd. Zij hebben evenwel in dit stuk ook een nieuwe beroepsgrond naar voren gebracht, namelijk dat door het verkeersbesluit minder plekken voor laden en lossen van vrachtwagens beschikbaar zijn. Nu deze beroepsgrond niet in het beroepschrift van 29 maart 2016 is opgenomen, zal de Afdeling deze grond gelet op artikel 1.6a van de Chw verder buiten beschouwing laten.

ABRvS, 26 oktober 2016, nr. 201603840/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 4 april 2016 van het college van gedeputeerde staten van Limburg tot goedkeuring aan het door het algemeen bestuur van het Waterschap Peel en Maasvallei op 16 maart 2016 vastgestelde projectplan “Dijkverbetering Oude Gieterij Blerick”.
Oordeel ABRvS:
Ingevolge artikel 1.6a van de Chw kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. Bij brief van 9 september 2016 hebben [appellante] en anderen beroepsgronden aangevoerd over het ten onrechte niet met het projectplan ter inzage leggen van het rapport van Tauw van 9 september 2015 "WPM, waterkering Oude Gieterij, VKA03 - Alternatievenafweging" (hierna: het Alternatievenonderzoek), het aanleggen van de waterkering op gronden die in eigendom zijn van het Waterschap en het niet inzichtelijk maken van de aanlegkosten van een groene dijk. Deze beroepsgronden hebben zij niet in hun beroepschrift naar voren gebracht. Ingevolge artikel 1.6a van de Chw dienen deze beroepsgronden derhalve buiten beschouwing te worden gelaten.

ABRvS, 12 oktober 2015, nr. 201603275/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 3 maart 2016 van de gemeenteraad van Breda tot vaststelling van het bestemmingsplan “Brabantpark, Teteringsedijk 97”.

Oordeel ABRvS:
Ingevolge artikel 1.6a van de Chw, dat deel uitmaakt van afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw, kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van het Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet wordt, indien afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw op een besluit van toepassing is, dit bij het besluit en bij de bekendmaking of mededeling van het besluit vermeld.

Ingevolge het tweede lid wordt, indien tegen het besluit beroep openstaat, bij het besluit en bij de bekendmaking van het besluit voorts vermeld dat:

  1. de beroepsgronden in het beroepschrift worden opgenomen;
  2. het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien binnen de beroepstermijn geen gronden zijn ingediend, en
  3. deze na afloop van de beroepstermijn niet meer kunnen worden aangevuld.

Nu het plan de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied mogelijk maakt is ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder a, van de Chw afdeling 2 van hoofdstuk 1 op het bestreden besluit van toepassing. In de publicatie van het bestreden besluit is hiervan ook kennisgegeven en is vermeld dat een in te stellen beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard indien binnen de beroepstermijn geen gronden zijn ingediend. Op 3 mei 2016 is door [appellant A] en [appellant C] elektronisch beroep ingesteld. Daarbij werd geen zelfstandige motivering gegeven. Wel was een tweetal stukken bijgevoegd. Het betrof in de eerste plaats een stuk ten behoeve van de inspraak bij de gemeentelijke commissie Ruimte. Verder was bijgevoegd een aanvullend stuk (hierna: de aanvulling) waarin wordt aangegeven op welke drie punten betrokkenen het niet eens zijn met het ontwerpplan. Vervolgens heeft [appellant B] zich - binnen de beroepstermijn - op 4 mei 2016 bij het beroep gevoegd en is voor allen aanvullend medegedeeld dat een stuk wordt bijgevoegd waarop het eerste punt van het beroep is gebaseerd. Nu dit stuk ook betrekking heeft op het eerste punt van de aanvulling moet worden geoordeeld dat het de kennelijke bedoeling is geweest de drie, bij het bestreden besluit niet gehonoreerde, punten in te brengen als de gronden van het beroep. [appellant A] en anderen zijn derhalve ontvankelijk in hun beroep.

ABRvS, 12 oktober 2016, nr. 201602480/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 4 februari 2016 van de gemeenteraad van Breda tot vaststelling van het bestemmingsplan “Nieuw Wolfslaar, 3 locaties”.
Oordeel ABRvS:
Uit artikel 1.1, aanhef en onder a, van de Chw in samenhang gelezen met categorie 3.1 van bijlage I bij de Chw volgt dat de Chw van toepassing is op bestemmingsplannen die voorzien in de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied. De Afdeling overweegt dat het plan op één van de drie locaties in het plangebied voorziet in de bouw van maximaal 24 woningen. Als gevolg hiervan is op het besluit tot vaststelling van het plan de Chw van toepassing. Dat op de locatie aan de Mechteldis van Hornestraat maximaal 7 woningen mogen worden gebouwd, betekent niet dat op dit onderdeel van het besluit de Chw niet van toepassing is. De toepasselijkheid van de Chw geldt voor het gehele besluit en niet slechts voor bepaalde onderdelen van het besluit. Derhalve faalt dit betoog. Voor zover [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] in hun nadere reactie van 4 augustus 2016 aanvoeren dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening, wijst de Afdeling erop dat hiervoor onder 4.1 is overwogen dat de Chw op het voorliggende bestemmingsplan van toepassing is. Omdat in artikel 1.6a van de Chw is bepaald dat na afloop van de termijn voor het instellen van een beroep geen beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd, zal de Afdeling deze nieuwe beroepsgrond buiten beschouwing laten.

ABRvS, 7 september 2016, nr. 201600370/1/R4, 201600810/1/R4 en 201600872/1/R4

Betreft het beroep tegen de besluiten van 1 december 2016 en 15 december 2015 van de gemeenteraden van Maassluis en Schiedam tot vaststelling van het bestemmingsplan “Hoekse Lijn” en het besluit van 17 december 2015 van de gemeenteraad van Rotterdam tot vaststelling van het bestemmingsplan “Hoek van Holland – Bedrijventerrein 1e herziening”.
Oordeel ABRvS:
De raad van de gemeente Rotterdam betoogt dat de stichting haar beroepsgronden in strijd met artikel 1:6, tweede lid, en artikel 1:6a van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) buiten de beroepstermijn heeft aangevoerd. De Afdeling stelt vast dat in de bekendmaking van de terinzagelegging van het door de raad van de gemeente Rotterdam vastgestelde plan van 6 januari 2016 - anders dan in de bekendmakingen van de terinzagelegging van de door de raden van de gemeenten Schiedam en Maassluis vastgestelde plannen - staat dat de Chw van toepassing is en dat het plan met ingang van 8 januari 2016 ter inzage is gelegd. Naar aanleiding van het op 1 februari 2016 ingestelde beroep heeft de Afdeling bij brief van 3 februari 2016 de stichting in de gelegenheid gesteld haar beroepsgronden uiterlijk op 2 maart 2016 aan te voeren. Van deze gelegenheid heeft de stichting bij faxbericht van 2 maart 2016 gebruikgemaakt. Gelet op het feit dat de Afdeling de stichting binnen de volgens de Chw in dit geval geldende beroepstermijn heeft verzocht de beroepsgronden uiterlijk op 2 maart 2016 aan te voeren en de stichting dat op voormelde datum heeft gedaan, ziet de Afdeling geen aanleiding deze gronden buiten bespreking te laten en is het beroep van de stichting ontvankelijk. Het betoog faalt.

ABRvS, 11 mei 2016, nr. 201503924/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 25 februari 2015 van de provinciale staten van Gelderland tot vaststelling van het inpassingsplan “Bommelerwaard”.
Oordeel ABRvS:
[appellant sub 3] betoogt dat het inpassingsplan ten onrechte glastuinbouw mogelijk maakt op een strook grond die hij in het verleden heeft verkocht omdat glastuinbouw ter plaatse niet gewenst werd geacht en zowel publiekrechtelijk als privaatrechtelijk is vastgelegd dat ter plaatse geen glastuinbouw is toegestaan. De Afdeling stelt vast dat deze beroepsgrond niet is aangevoerd binnen de beroepstermijn. Uit artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) volgt dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd. Daarom kan deze beroepsgrond thans niet aan de orde komen.

[appellanten sub 20] stellen in hun reactie op het deskundigenbericht ten slotte nog dat flora en fauna als gevolg van de lichthinder van glastuinbouw aangetast wordt. Voor zover zij betogen dat het plan op dit punt in strijd is met de Flora- en faunawet, vormt dit een nieuwe beroepsgrond, die gelet op artikel 1.6a van de Chw buiten beschouwing moet blijven.

Voor zover [appellant sub 25] en [appellant sub 26] in hun reactie op het deskundigenbericht en ter zitting hebben aangevoerd dat ook de actuele regionale behoefte aan de voorziene uitbreiding van de glastuinbouw in Nieuwaal had moeten worden beoordeeld, wijst de Afdeling erop dat in het beroepschrift het betoog over artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro expliciet is toegespitst op de voorziene rondweg. Gelet hierop vormt het betoog dat er geen actuele regionale behoefte aan glastuinbouw in Nieuwaal is, een nieuwe beroepsgrond. Gelet op artikel 1.6a van de Chw moet een na de beroepstermijn ingediende beroepsgrond buiten inhoudelijke bespreking blijven.

ABRvS, 4 mei 2016, nr. 201508305/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 14 september 2015 van de gemeenteraad van Leeuwaarden tot vaststelling van het bestemmingsplan “Leeuwarden-Europaplein”. Betreft tevens het beroep tegen het besluit van 30 september 2015 van het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden tot verlening van een omgevingsvergunning (…).
Oordeel ABRvS:
De raad en het college betogen dat de brief van 4 januari 2016, die namens de VVE en Eurohotel door het Burgerinitiatief als nader stuk is ingediend, op grond van artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) buiten beschouwing dient te worden gelaten. Zij voeren aan dat de brief buiten de beroepstermijn is ingediend en voorts dat daarin vooral een overzicht van de voorgeschiedenis is opgenomen en wordt verwezen naar een rapport van BonoTraffics B.V., onderwerpen die niet in het beroepschrift aan de orde zijn gesteld. Vast staat dat de Chw van toepassing is. Ingevolge artikel 1.6a van de Chw kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. Het beroepschrift bevat gronden over nut en noodzaak en alternatief, cultuurhistorie, waterberging, bereikbaarheid van het Eurohotel, veiligheid van de fietstunnels en bouwhoogte. Naar het oordeel van de Afdeling bevat de brief van 4 januari 2016 geen nieuwe gronden, maar een aanvulling van de gronden die door de VVE en Eurohotel zijn ingediend binnen de beroepstermijn. Niet valt in te zien waarom de in de brief van 4 januari 2016 gegeven schets van de voorgeschiedenis en de verwijzing naar het rapport van BonoTraffics B.V. niet kunnen dienen ter aanvulling van de eerder binnen de beroepstermijn ingediende gronden. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het rapport van BonoTraffics B.V. door de raad is betrokken bij zijn keuze voor een ongelijkvloerse variant van het verkeersplein. Er is daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de brief van 4 januari 2016 op grond van artikel 1.6a van de Chw buiten beschouwing moet worden gelaten.

ABRvS, 20 april 2016, nr. 201508396/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 29 september 2015 van de gemeenteraad van Amersfoort tot vaststelling van het bestemmingsplan “De Ganskuijl e.o.”.
Oordeel ABRvS:
Eerst in het nadere stuk van 18 februari 2016, derhalve na afloop van de termijn voor het instellen van beroep, hebben [appellanten] betoogd dat de planvoorbereiding onzorgvuldig is verlopen, omdat onvoldoende rekening is gehouden met de in het kader van de burgerparticipatie naar voren gebrachte bezwaren tegen de komst van het appartementencomplex. Op het bestemmingsplan is de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) van toepassing. Ingevolge artikel 1.6a van de Chw kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. Voornoemde beroepsgrond van [appellanten] dient, gelet op artikel 1.6a van de Chw, buiten beschouwing te worden gelaten.

ABRvS, 20 april 2016, nr. 201410222/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 31 oktober 2014 van de provinciale staten van Noord-Brabant tot vaststelling van het inpassingsplan “Nieuwe Verbinding Grenscorridor N69”.
Oordeel ABRvS:
Ingevolge artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. Dat artikel 1.6a van de Chw van toepassing is bij een beroepsprocedure gericht tegen een besluit tot vaststelling van een inpassingsplan volgt uit artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw waar is bepaald dat afdeling 2 van de Chw, in welke afdeling artikel 1.6a is opgenomen, van toepassing is op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij de Chw bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten. In bijlage I bij de Chw is onder nummer 2.1 de ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.5 van de Wro, zijnde het provinciaal inpassingsplan, genoemd. Gelet op het bepaalde in artikel 1.6a van de Chw laat de Afdeling de beroepsgrond van [appellant sub 15] en anderen over de gevolgen van het plan voor een voormalige afvalstortplaats nabij het Eurocircuit, welke beroepsgrond na afloop van de termijn voor het instellen van beroep is aangevoerd, buiten beschouwing.

ABRvS, 26 april 2016, nr. 201508644/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 4 november 2015 van de gemeenteraad van Amsterdam tot vaststelling van het bestemmingsplan “Project 01 – eerste Oosterparkstraat 88-126”. Betreft tevens het beroep tegen het besluit van 19 november 2015 van het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van het stadsdeel Oost tot verlening van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen voor het project 01.
Oordeel ABRvS:
Ingevolge artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. [appellant] en anderen hebben de beroepsgrond dat de panden in het plangebied zijn aangewezen als rijksmonument bij brief van 18 maart 2016 en derhalve na het einde van de beroepstermijn naar voren gebracht. Deze beroepsgrond dient gelet op artikel 1.6a van de Chw dan ook buiten beschouwing te worden gelaten.

ABRvS, 16 maart 2016, nr. 201500737/1/A4

Betreft het beroep tegen het besluit van 25 april 2013 van het college van gedeputeerde staten van Gelderland tot verlening van een vergunning (…) voor een inrichting voor co-vergisting en het verwerken van digestaat.
Oordeel ABRvS:
Voor zover [appellante sub 2] en [appellant sub 4] in hun reacties op het deskundigenbericht aanvoeren dat de geurnormen die zijn gesteld niet streng genoeg zijn en dat niet de beste beschikbare technieken zoals voorgeschreven in het BAT Reference Document on Best Available Techniques for the Waste Treatments Industries worden toegepast en [appellante sub 2] aanvoert dat de vergunningvoorschriften wat betreft de bescherming van de bodem onvoldoende bescherming bieden, overweegt de Afdeling dat ingevolge artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd. De Afdeling zal deze beroepsgronden daarom buiten beschouwing laten.

ABRvS, 16 maart 2016, nr. 201507316/1/A1

Betreft het beroep tegen het besluit van 23 juni 2015 van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tot verlening van een omgevingsvergunning voor het oprichten van een woongebouw met 217 woningen (…) op het terrein van de voormalige parkeergarage Klieverink te Amsterdam.
Oordeel ABRvS:
[appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij zijn beroepsgrond over parkeren heeft aangevoerd buiten de termijn voor het indienen van gronden en zij deze grond daarom, gelet op artikel 1.6a van de Chw, niet bij de behandeling van het beroep zal betrekken. Hij voert daartoe aan dat hij tijdig heeft aangevoerd dat de omgevingsvergunning is verleend zonder een voldragen onderzoek naar de ruimtelijke gevolgen daarvan en zonder een voldoende onderbouwde belangenafweging tussen de belangen van de bewoners in het gebied en het belang van de nieuwe ontwikkeling en tevens dat de gevolgen van het bouwplan voor de infrastructuur, met name de parkeerbehoefte, onvoldoende zijn onderzocht. Hoewel [appellant] in de gronden van beroep heeft gewezen op de verandering van de infrastructuur als gevolg van het bouwplan, heeft de rechtbank daarin terecht geen betoog gezien over parkeren. Het betoog inzake infrastructuur in beroep zag specifiek op de actuele regionale behoefte als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Bro, terwijl de na de beroepstermijn ingediende beroepsgrond over parkeren, die ziet op de mogelijkheden tot parkeren in de openbare ruimte en de te hanteren parkeernormen in het licht van de grootschalige bebouwing ten behoeve van wonen en horeca en detailhandel, daar geen betrekking op heeft. Het betoog faalt.

ABRvS, 2 maart 2016, nr. 201507574/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 7 juli 2015 van de raad van de gemeente Zeist tot vaststelling van het bestemmingsplan “Woningbouw Tolhuislaan Den Dolder”.
Oordeel ABRvS:
Nu het bestreden besluit is vereist voor de ontwikkeling van een gebied ten behoeve van de bouw van meer dan elf woningen, is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) van toepassing op dit besluit. Ingevolge artikel 1.6a van de Chw kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. Eerst bij fax van 29 december 2015, derhalve na afloop van de termijn voor het instellen van het beroep, heeft [appellante] de beroepsgrond naar voren gebracht dat niet zeker is dat het plan financieel uitvoerbaar is wegens een mogelijk gebrek in de tenaamstelling in de overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Deze beroepsgrond dient gelet op artikel 1.6a van de Chw buiten beschouwing te worden gelaten.

ABRvS, 25 februari 2016, nr. 201505964/2/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 23 juni 2015 van de gemeenteraad van Aalburg tot vaststelling van het bestemmingsplan “Waterfront De Veene”.
Oordeel ABRvS:
Nu het plan de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied mogelijk maakt is ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder a, van de Chw afdeling 2 van hoofdstuk 1 op het bestreden besluit van toepassing. Op 15 juli 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders van Aalburg de vaststelling van het bestemmingsplan bekendgemaakt door middel van publicatie in de Staatscourant en "Het Kontakt" en heeft hij, met vermelding dat op het bestemmingsplan de Chw van toepassing is, meegedeeld dat het plan met ingang van 16 juli 2015 gedurende zes weken ter inzage ligt. Dit betekent dat de beroepstermijn met ingang van 17 juli 2015 is gaan lopen. Weliswaar is het vastgestelde bestemmingsplan nadien nogmaals, vanaf 13 augustus 2015, ter inzage gelegd, met wederom vermelding dat op het bestemmingsplan de Chw van toepassing is en ook vermelding van een nieuwe beroepstermijn. De hernieuwde terinzagelegging bleek noodzakelijk omdat bij de eerste terinzagelegging de Staat van Bedrijfsactiviteiten ontbrak, deze was namelijk wegens technische problemen niet op de website www.ruimtelijkeplannen.nl gepubliceerd, welke omissie bij de hernieuwde terinzagelegging is hersteld. Dit betekent echter niet dat termijn voor het indienen van beroep en daarmee voor het indienen van de beroepsgronden geen aanvang heeft genomen. De Vereniging en anderen hebben bij brief van 25 augustus 2015 beroep ingesteld, welk beroep bij brief van 26 augustus 2015 en derhalve tijdig is aangevuld. Bij brief van 23 september 2015 hebben de Vereniging en anderen hun beroep nogmaals aangevuld. Nu deze datum ligt buiten de beroepstermijn die vanaf 17 juli 2015 is gaan lopen maar binnen de termijn die is genoemd in de tweede publicatie, ziet de Afdeling zich, gelet op het bepaalde in artikel 1.6a, van de Chw, voor de vraag gesteld of hetgeen is gesteld in deze aanvulling bij de behandeling van het beroep kan worden betrokken. Indien in de rechtsmiddelenverwijzing, zoals in dit geval, niet is vermeld dat in verband met de toepasselijkheid van de Chw de beroepsgronden in het beroepschrift moeten worden opgenomen, kan een belanghebbende, nu in de Chw wordt afgeweken van de Awb en uit een oogpunt van kenbaarheid van wettelijke bepalingen, in beginsel niet worden tegengeworpen dat hij de gronden van het hoger beroep niet binnen de beroepstermijn heeft aangevoerd, zeker waar bij de bekendmaking van de tweede terinzagelegging ten onrechte is vermeld dat een nieuwe beroepstermijn zou gaan lopen. Dit is slechts anders indien aannemelijk is dat de belanghebbende anderszins wist of kon weten dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen gronden kunnen worden aangevoerd. Daarvan is hier sprake nu de Vereniging en anderen van meet af aan te kennen hebben gegeven ermee op de hoogte te zijn dat de Chw van toepassing is en zij ook ter zitting hebben bevestigd met de consequenties daarvan bekend te zijn. De Vereniging en anderen hebben in dit kader betoogd dat, waar sprake is van een breed opgezet beroep, waarbij het gehele plan is aangevochten, geen sprake is van nieuwe gronden maar van een nadere motivering van eerder ingediende gronden. De Afdeling kan de Vereniging en anderen hier niet in volgen. Weliswaar is door de Vereniging en anderen het plan in zijn geheel aangevochten, maar dit staat los van de vraag of sprake is van nieuwe gronden in de zin van artikel 1.6a van de Chw. In de buiten de beroepstermijn ingediende brief van 23 september 2015 bestrijden de Vereniging en anderen voor het eerst een aantal planregels, te weten die met betrekking tot ontmoetingsvoorzieningen, de bestemming "Agrarisch met waarden - natuur- en landschap", mantelzorg en andere afwijkingsmogelijkheden, laden en lossen, afwijking parkeerregeling en nadere afwijkingsmogelijkheden. De in het beroepschrift en het aanvullend beroepschrift van 26 augustus 2015 gegeven gronden houden geen verband met hetgeen tegen die planregels wordt aangevoerd, zodat in zoverre sprake is van nieuwe gronden. Het vorenstaande brengt met zich dat de Afdeling op grond van artikel 1.6a van de Chw voorbij moet gaan aan hetgeen in het aanvullend beroepschrift van 23 september 2015 is gesteld ten aanzien van evenbedoelde planregels.

ABRvS, 24 februari 2016, nr. 201505044/1/A1

Betreft het beroep tegen het besluit van 31 oktober 2014 van het college van burgemeester en wethouders van Stein tot verlening van een omgevingsvergunning voor het realiseren van een winkelcentrum met 46 daarboven gelegen appartementen op de percelen aan de Heerstraat Centrum, de Haalbrugskensweg, de Stadhouderslaan en het Raadhuisplein te Stein.
Oordeel ABRvS:
Over het betoog van [appellant A] dat het veiligheidsplan in relatie tot brand en andere calamiteiten onvolledig gemotiveerd is ten aanzien van het voorradige bluswater, heeft de rechtbank terecht overwogen dat de desbetreffende normen strekken tot bescherming van de gebruikers en de bewoners, maar niet tot bescherming van de belangen van [appellant A], zodat deze grond niet kan leiden tot vernietiging van het besluit van 31 oktober 2014. Ten aanzien van de uitbreiding van zijn beroepsgrond over de capaciteit van de sprinklerinstallatie, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het bepaalde in artikel 1.6a van de Chw aan een bespreking van die grond in de weg staat.

ABRvS, 20 januari 2016, nr. 201505045/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 28 april 2015 van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven tot vaststelling van het uitwerkingsplan “1e uitwerking Tongelre binnen de Ring 2007 (Picuskade)”.
Oordeel ABRvS:
Voor zover [appellant sub 2] in zijn nadere reactie van 3 december 2015 heeft gesteld dat het plan een aantasting van watersystemen en primaire waterkeringen met zich brengt en daarmee in strijd is met de Kaderrichtlijn water en de artikelen 3, lid 3.1, 18, lid 18.2.1, lid 18.2.2 en artikel 19, lid 19.1 en 19.2 van de Verordening 2014 heeft [appellant sub 2] hiermee zijn beroep heeft uitgebreid met nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgronden. Gelet op artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet, welke wet in dit geval van toepassing is, kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. Dit betekent dat deze beroepsgronden buiten inhoudelijke bespreking blijven.

ABRvS, 30 december 2015, nr. 201506344/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 7 juli 2015 van de gemeenteraad van Heusden tot vaststelling van het bestemmingsplan “Donkhof Haarsteeg”.
Oordeel ABRvS:
Met betrekking tot het betoog van de erven dat het plan strijdig is met artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro en dat het plan ten onrechte niet voorziet in landschappelijke inpassing van de geplande woningbouw, overweegt de Afdeling dat het na afloop van de beroepstermijn aanvoeren van nieuwe beroepsgronden, gelet op het bepaalde in artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet, niet mogelijk is. De Afdeling laat deze beroepsgronden derhalve buiten beschouwing bij de beoordeling van het bestemmingsplan.

ABRvS, 23 september 2015, nr. 201406327/1/R2

Betreft het beroep tegen het besluit van 16 juni 2014 van de staatssecretaris en de minister tot vaststelling van het rijksinpassingsplan “Natuurgebied het Zwin”.
Oordeel ABRvS:
De stichting, [appellante sub 2] en [appellant sub 3] hebben niet nader geconcretiseerd met welke artikelen van het Verdrag van Aarhus of andere verdragen volgens hen strijd bestaat. De Afdeling heeft bij uitspraak van 17 november 2010 in zaak nr. 201004771/1/M2 reeds overwogen dat niet kan worden geoordeeld dat artikel 1.6, tweede lid, en artikel 1.6a van de Chw buiten toepassing moeten blijven vanwege strijd met het Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en artikel 3, derde lid, artikel 6, derde lid, artikel 8, en artikel 9, tweede en derde lid, van het Verdrag van Aarhus. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen aanleiding hier thans anders over te oordelen.

ABRvS, 16 september 2015, nr. 201503120/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 16 juni 2014 van de gemeenteraad van Aalsmeer tot vaststelling van het bestemmingsplan “Nieuw Calslagen”.
Oordeel ABRvS:
Ingevolge artikel 1.6, tweede lid, van de Chw is het beroep, in afwijking van artikel 6:6 van de Awb, niet-ontvankelijk indien niet is voldaan aan artikel 6:5, eerste lid, onderdeel d, van die wet. Ingevolge artikel 1.6a kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. De terinzagelegging heeft plaatsgevonden met ingang van 6 maart 2015. Anders dan de raad veronderstelt, is de beroepstermijn aangevangen op 7 maart 2015 en geëindigd op 17 april 2015. Het aanvullende beroepschrift met daarin de gronden van het beroep, is bij faxbericht op 17 april 2015, en derhalve tijdig, door de Afdeling ontvangen. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk is.

ABRvS, 16 september 2015, nr. 201409243/1/R6

Betreft het beroep tegen de gecoördineerde besluiten 22 september 2014 en 20 mei 2014 van respectievelijk de gemeenteraad van Lochem en de minister tot vaststelling van het bestemmingsplan “Sluis Eefde” en het projectplan “Waterwet Waterstaatswerk”.
Oordeel ABRvS:
Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met categorie 7.3 van bijlage 1, van de Crisis- en herstelwet (hierna: de Chw) is op een projectplan in de zin van artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet, de Chw van toepassing. De Afdeling is van oordeel dat de door [appellant sub 1] en [appellant sub 4] ingediende nadere stukken van 8 april 2015 geen nieuwe gronden bevatten, maar aanvullingen zijn op de in hun beroepschriften naar voren gebrachte gronden. De Afdeling ziet derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat de nadere stukken van [appellant sub 1] en [appellant sub 4] van 8 april 2015 op grond van artikel 1.6a van de Chw buiten beschouwing gelaten moeten worden.

ABRvS, 1 juli 2015, nr. 201407513/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 17 juli 2014 van de gemeenteraad van Utrecht tot vaststelling van het bestemmingsplan “Stationsgebied Megabioscoop, Jaarbeursterrein”.
Oordeel ABRvS:
Eerst in haar reactie op het deskundigenbericht van 12 maart 2015, derhalve na afloop van de termijn voor het instellen van beroep, betoogt de SSLU dat in onvoldoende parkeerplaatsen wordt voorzien en dat de parkeernorm uit de nota "Stallen en Parkeren" van 28 maart 2013 (hierna: de Nota Stallen en Parkeren) niet kan worden gehanteerd. Tevens betoogt de SSLU eerst in dat stuk dat de bioscoop niet rendabel geëxploiteerd kan worden. Op het bestemmingsplan en de aanverwante vergunningen is de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) van toepassing. Ingevolge artikel 1.6a van de Chw kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. Deze beroepsgronden van de SSLU dienen gelet op artikel 1.6a van de Chw buiten beschouwing te worden gelaten.

ABRvS, 5 augustus 2015, nr. 201409071/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 29 september 2014 van de minister tot vaststelling van het “Tracébesluit Verruiming Vaarweg Eemshaven-Noordzee 2014”.

Oordeel ABRvS:
Niet in geding is dat de Chw van toepassing is op het tracébesluit. Ingevolge artikel 1.6, tweede lid, van de Chw is het beroep, in afwijking van artikel 6:6 van de Awb, niet-ontvankelijk indien niet is voldaan aan artikel 6:5, eerste lid, onderdeel d, van die wet. In artikel 6:5, eerste lid, onderdeel d, van de Awb is, voor zover hier van belang, bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep moet bevatten. Ingevolge artikel 1.6a van de Chw kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. Artikel 1.6, tweede lid, en artikel 1.6a van de Chw maken het voor Stadt Borkum en andere niet onmogelijk om beroep in te stellen. Reeds hierom faalt het betoog van de Stadt Borkum en andere dat het volkenrechtelijk gewoonterecht is geschonden. Zij zijn immers niet geschaad in hun rechtsbeschermingsmogelijkheden.

ABRvS, 24 juni 2015, nr. 201402270/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van de gemeenteraad van Hattem tot vaststelling van het bestemmingsplan “Hattemse Loo”.

Oordeel ABRvS:
Het na afloop van de beroepstermijn aangevoerde betoog dat het plan in strijd is met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro gaat ervan uit dat die bepaling juist wel van toepassing is en kan daarom niet worden aangemerkt als een nadere onderbouwing van een in het beroepschrift naar voren gebrachte beroepsgrond. Het betoog is een nieuwe beroepsgrond die na afloop van de beroepstermijn is aangevoerd en daarom op grond van artikel 1.6a van de Chw buiten bespreking moet blijven.

ABRvS, 6 mei 2015, nr. 201406629/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van de gemeenteraad van Waddinxveen tot vaststelling van het bestemmingsplan “Glasparel+”.

Oordeel ABRvS:
Ingevolge artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. De Vereniging heeft na afloop van de beroepstermijn betoogd dat de ontwikkelingen in de plandelen "Agrarisch - Glastuinbouw" en "Wonen" niet voorzien in een actuele regionale behoefte als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). Ter zitting heeft de Vereniging gesteld dat dit geen nieuwe beroepsgrond is, maar een nadere onderbouwing van de in het beroepschrift opgenomen beroepsgronden dat "voor alle planonderdelen sprake is van ontoereikend onderzoek, gebrekkige motivering en strijd met vigerende regelgeving en beleid ten aanzien van de aspecten externe veiligheid, natuurbescherming (Natura 2000-gebieden en Natuurbeschermingswet 1998), effecten op het milieu, luchtkwaliteit, bodem, water, MER en archeologie" en dat "onvoldoende in kaart is gebracht" dat "de voorgenomen plannen bijdragen aan een goede ruimtelijke ordening". De door de Vereniging bedoelde passages in het beroepschrift zien niet op de in artikel 3.1.6, tweede lid, onder a, van het Bro gestelde eis in relatie tot de ontwikkelingen in de plandelen "Agrarisch - Glastuinbouw" en "Wonen". Het na afloop van de beroepstermijn aangevoerde betoog kan daarom niet worden aangemerkt als een nadere onderbouwing van een in het beroepschrift naar voren gebrachte beroepsgrond. Het betoog is een nieuwe beroepsgrond, die op grond van artikel 1.6a van de Chw buiten bespreking moet blijven, omdat hij na afloop van de beroepstermijn is aangevoerd.

ABRvS, 6 mei 2015, nr. 201307986/2/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu tot vaststelling van het tracé “Derde spoor Zevenaar-Duitse Grens”.

Oordeel ABRvS:

Voor zover de staatssecretaris stelt dat artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) in de weg staat aan een inhoudelijke beoordeling van de beroepsgrond over het verwijderen van de wissel, overweegt de Afdeling als volgt. Ingevolge artikel 1.6a van de Chw kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. De beroepsgrond over het verwijderen van de wissel is gebaseerd op een conclusie in het trillingrapport en ziet op de gevolgen van het tracébesluit voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning van [appellant sub 1]. Nu [appellant sub 1] in zijn beroepschrift de gevolgen voor zijn woon- en leefklimaat heeft aangevoerd, verzet artikel 1.6a van de Chw zich er, anders dan de staatssecretaris stelt, niet tegen dat deze beroepsgrond wordt betrokken bij de beoordeling van het beroep.

ABRvS, 22 april 2015, nr. 201410265/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van de gemeenteraad van Katwijk tot vaststelling van het bestemmingsplan “Gemeentewerf”.

Oordeel ABRvS:
Eerst ter zitting hebben [appellant sub 1] en anderen betoogd dat niet is voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Nog daargelaten de vraag of het naar voren brengen van deze beroepsgrond zich verhoudt met een goede procesorde, overweegt de Afdeling dat ingevolge artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd. De Afdeling zal daarom deze beroepsgrond buiten beschouwing laten.

ABRvS, 25 maart 2015, nr. 201408158/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van de gemeenteraad van Hilvarenbeek tot vaststelling van het bestemmingsplan “Hart voor Diessen”.

Oordeel ABRvS:
In de kennisgeving van het besluit tot vaststelling van het plan in de Hilvarenbode en in de Staatscourant van 21 augustus 2014 is vermeld dat de Chw van toepassing is. In het besluit tot vaststelling van het plan is dat niet vermeld. In de brief van 19 augustus 2014 van het college van burgemeester en wethouders aan [appellanten], zijn [appellanten] op de hoogte gebracht van het besluit tot vaststelling van het plan en de mogelijkheid om daartegen beroep in te stellen. In de rechtsmiddelenverwijzing in die brief is niet gewezen op de toepasselijkheid van de Chw. Evenmin is daarin verwezen naar de kennisgeving in de Hilvarenbode en in de Staatscourant. Onder deze omstandigheden kan [appellanten] niet worden tegengeworpen dat zij de gronden van het beroep niet binnen de beroepstermijn hebben aangevoerd.

ABRvS, 25 februari 2015 nr. 201406793/1/R6

Betreft het beroep tegen de besluiten van 13 en 17 juni 2014 van de ministers van EZ en I&M tot vaststelling van het rijksinpassingsplan “Schakel- en transformatorstation Breukelen-Kortrijk”.
Oordeel ABRvS:
Bij brief van 22 december 2014 heeft [appellant sub 1] beroepsgronden aangevoerd over toepassing van de rijkscoördinatieregeling, het ontbreken van veldonderzoeken en de waterberging. Eerst ter zitting hebben [appellant sub 3] en anderen een betoog over artikel 16, aanhef en onder a, van de planregels naar voren gebracht. Deze beroepsgronden hebben zij niet in hun beroepschriften naar voren gebracht. Ingevolge artikel 1.6a van de Chw dienen deze beroepsgronden derhalve buiten beschouwing te worden gelaten.

ABRvS, 4 februari 2015 nr. 201406924/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 1 juli 2014 van de gemeenteraad van Dinkelland tot vaststelling van het bestemmingsplan “Het Spikkert, tweede fase”.
Oordeel ABRvS:
In hun initiële beroepschrift van 19 augustus 2014 hebben [appellant] en anderen niet geklaagd over de gevolgen van het plan voor de geluidbelasting. Deze beroepsgrond hebben [appellant] en anderen voor het eerst aangevoerd in hun aanvullende beroepschrift van 10 december 2014 en derhalve na de termijn voor het instellen van beroep. Gelet op artikel 1.6a van de Chw dient deze beroepsgrond daarom buiten beschouwing te worden gelaten.

ABRvS, 28 januari 2015 nr. 201407538/1/R6
Betreft het beroep tegen het besluit van 18 juni 2014 van de gemeenteraad van Bussum tot vaststelling van het bestemmingsplan "Zuidwest - MOB-complex".
Oordeel ABRvS:
De Stichting heeft eerst in haar aanvullende stuk van 15 december 2014 aangevoerd dat het plan in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder b en c, van het Besluit ruimtelijke ordening is vastgesteld. Op het bestemmingsplan is de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) van toepassing. Ingevolge artikel 1.6a van de Chw kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. Deze beroepsgrond van de Stichting dient dan ook buiten beschouwing gelaten te worden.

ABRvS, 3 december 2014, nr. 201402516/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 19 december 2013 van de gemeenteraad van Rotterdam tot vaststelling van het bestemmingsplan "Botlek-Vondelingenplaat".
Oordeel ABRvS:
Nog daargelaten de vraag of het naar voren brengen van deze beroepsgrond zich verhoudt met een goede procesorde, overweegt de Afdeling dat ingevolge artikel 1.6a van de Chw na afloop van de termijn voor het instellen van een beroep geen beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd. De Afdeling zal daarom deze beroepsgrond buiten beschouwing laten.

ABRvS, 12 november 2014, nr. 201402491/1/R6

Betreft beroep tegen zes uitvoeringsbesluiten genomen behorende bij het besluit van 10 februari 2014 van de staatssecretaris van EZ en de minister van Infrastructuur en Milieu tot vaststelling van het rijksinpassingsplan "Hertogin Hedwigepolder".
Oordeel ABRvS:
[appellant sub 6] en [appellant sub 3] hebben niet nader geconcretiseerd met welke artikelen van het Verdrag van Aarhus of andere verdragen volgens hen strijd bestaat. De Afdeling heeft bij uit spraak van 17 november 2010 in zaak nr. 201004771/1/M2 reeds overwogen dat niet kan worden geoordeeld dat artikel 1.6, tweede lid, en artikel 1.6a van de Chw buiten toepassing moeten blijven vanwege strijd met het Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en artikel 3, derde lid, artikel 6, derde lid, artikel 8, en artikel 9, derde lid van het Verdrag van Aarhus. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen aanleiding hier thans anders over te oordelen.

ABRvS, 5 november 2014, nr. 201403873/1/R6

Betreft beroep tegen het op 5 maart 2014 door de gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk vastgestelde bestemmingsplan "De Groendijck-Oost, Driebruggen".
Oordeel ABRvS:
Na afloop van de beroepstermijn kunnen, gelet op artikel 8:58 van de Awb, nog nadere argumenten, nadere gegevens of nadere stukken, ter onderbouwing van een eerdere beroepsgrond worden ingediend, tenzij dat in strijd is met een goede procesorde. Dat is het geval, indien de nadere argumenten, nadere gegevens of nadere stukken verwijtbaar zodanig laat worden ingediend, dat de andere partijen worden belemmerd om daarop adequaat te reageren of de goede voortgang van de procedure daardoor anderszins wordt belemmerd.
[appellant sub 6] betoogt in zijn beroepschrift kortweg dat het plan een levensgevaarlijke verkeerssituatie in het leven roept. Deze beroepsgrond heeft hij na afloop van de beroepstermijn nader onderbouwd in een aanvullend beroepschrift van 6 juni 2014. Nog daargelaten dat [appellant sub 6] in zijn beroepschrift tevens heeft verzocht zijn zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen, bevat het aanvullende beroepschrift nadere argumenten en nadere stukken ter onderbouwing van zijn beroepsgrond dat het plan een levensgevaarlijke verkeerssituatie in het leven roept. In zoverre bestaat geen aanleiding om dit aanvullende beroepschrift op grond van artikel 1.6a van de Chw buiten bespreking te laten. Nu het aanvullende beroepschrift op 6 juni 2014 door de Afdeling is ontvangen en op 10 juni 2014 onder partijen is verspreid en de raad daarop nog schriftelijk heeft gereageerd, bestaat voorts geen aanleiding voor het oordeel dat het nadere stuk wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing dient te worden gelaten.

ABRvS, 29 oktober 2014, nr. 201309630/1/R6

Betreft beroep tegen het besluit van 1 oktober 2013 van het college van gedeputeerde staten van Noord Holland om goedkeuring te verlenen aan het projectplan van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier voor de versterking van de primaire waterkering Zwakke Schakels Noord-Holland gelegen in de gemeente Bergen en de gemeente Schagen en een aantal uitvoeringsbesluiten.
Oordeel ABRvS:
Overweging 5.1 + 19.1 + 31.1 + 38 [appellant sub 2 en anderen hebben eerst in hun aanvullende stukken van 28 juli 2014 en 29 juli 2014 aangevoerd dat het project significante gevolgen heeft op in de nabijheid van het projectgebied gelegen Natura 2000-gebieden. [appellant sub 2] en anderen en de Belangenvereniging hebben deze beroepsgrond na afloop van de termijn voor het instellen van beroep aangevoerd. Ingevolge artikel 1.6a van de Chw dient deze beroepsgrond buiten beschouwing te blijven.

ABRvS, 20 augustus 2014, nr. 201306769/1/R6

Betreft beroep tegen het inpassingsplan "Bedrijventerrein Nieuw Reijerwaard" en het daarbij behorende exploitatieplan zoals vastgesteld door de provinciale staten van Zuid-Holland op 26 juli 2013.
Oordeel ABRvS:
De procedurebepalingen over beroep in afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw regelen op welke wijze de rechtmatigheid van een besluit, zoals het inpassingsplan, bij de bestuursrechter aan de orde kan worden gesteld. Voor deze procedure zijn met name de artikelen 1.6 en 1.6a van belang. Daarin is, kort weergegeven, bepaald dat beroepsgronden uitsluitend binnen de beroepstermijn mogen worden aangevoerd. In onder meer haar uitspraak van 17 november 2010, in zaak nr. 201004771/1/M2, heeft de Afdeling, kort weergegeven, geoordeeld dat deze bepalingen niet in strijd zijn met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en de m.e.r.-richtlijn. In hetgeen de stichtingen en anderen hebben aangevoerd, onder meer over de omvang van het plan, ziet de Afdeling geen aanleiding om daar thans anders over te oordelen. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het stellen van prejudiciële vragen, aangezien redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan over de wijze waarop de gestelde vraag over de betrokken Unierechtelijke regel moet worden opgelost (arrest van het Hof van Justitie van 6 oktober 1982, 283/81, EU:C:1982:335, Cilfit, punt 16; http://curia.europa.eu).

ABRvS, 16 juli 2014, nr. 201401435/1/R6

Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "IJburg 1e fase CS (Centrale Stad)" zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam op 19 december 2013.
Oordeel ABRvS:
Ter zitting heeft de Vereniging Leefbaarheid Zeeburgerbaai betoogd dat onduidelijk is of voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd kunnen worden ten behoeve van de platformwoningen.
Ingevolge artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd.
In het beroepschrift van de Vereniging Leefbaarheid Zeeburgerbaai wordt de parkeerproblematiek niet genoemd, zodat dit een nadere beroepsgrond betreft die buiten de beroepstermijn is ingediend. Gezien artikel 1.6a van de Chw dient deze beroepsgrond buiten beschouwing te worden gelaten.

ABRvS, 4 juni 2014, nr. 201400140/1/R6

Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Randstadrail (HSE)" zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Den Haag op 17 oktober 2013.
Oordeel ABRvS:
[appellanten sub 2] hebben eerst ter zitting gronden aangevoerd over de noodzaak van het opstellen van een milieueffectrapport voor het plan, alsook over de economische uitvoerbaarheid ervan.
In artikel 1.6a van de Chw is bepaald dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd.
Nu de hierboven bedoelde gronden eerst ter zitting, en derhalve na afloop van de termijn voor het instellen van beroep, zijn aangevoerd, dienen zij, reeds gelet op artikel 1.6a van de Chw, buiten beschouwing te blijven.

ABRvS, 4 juni 2014, nr. 201310957/1/R6

Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Zoelen, Scharenburg 2e fase" zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Buren op 1 oktober 2013.
Oordeel ABRvS:
Ingevolge artikel 1.6a van de Chw kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. De desbetreffende beroepsgronden zijn in het beroepschrift aangevoerd, zodat artikel 1.6a van de Chw zich er, anders dan de raad stelt, niet tegen verzet dat die gronden worden betrokken bij de beoordeling van het beroep. De Afdeling ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding om de beroepsgronden over webwinkels en de woningbehoefte buiten beschouwing te laten.

ABRvS, 16 april 2014, nr. 201310087/1/R6

Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Veldhuizen A, locatie Kranenburg" zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Ede op 19 september 2013.
Oordeel ABRvS:
[appellant] heeft eerst ter zitting betoogd dat het plan niet voorziet in voldoende groenvoorzieningen en evenmin in voldoende parkeerplaatsen. Nog daargelaten de vraag of het naar voren brengen van deze beroepsgronden zich verhoudt met een goede procesorde, overweegt de Afdeling dat ingevolge artikel 1.6a van de Chw na afloop van de termijn voor het instellen van een beroep geen beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd. De Afdeling zal daarom deze beroepsgronden buiten beschouwing laten.

ABRvS, 12 maart 2014, nr. 201308550/1/R6

Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Rosenburg" zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Den Haag op 27 juni 2013.
Oordeel ABRvS:
Bij brief van 9 februari 2014 hebben [appellanten sub 3] aangevoerd dat de gevolgen van het mogelijk maken van dakopbouwen voor de parkeersituatie ten onrechte niet zijn bezien.
Deze beroepsgrond hebben zij niet in hun beroepschrift naar voren gebracht. De Afdeling ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het betoog een nadere onderbouwing betreft van de in het beroepschrift naar voren gebrachte beroepsgrond dat een onvoldoende belangenafweging heeft plaatsgevonden. Ingevolge artikel 1.6a van de Chw dient deze beroepsgrond daarom buiten beschouwing te worden gelaten.

ABRvS, 12 maart 2014, nr.201307738/1/R2

Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Zonne-energie A2 Abcoude" zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente De Ronde Venen op 27 juni 2013.
Oordeel ABRvS:
Light Energy betoogt onder verwijzing naar artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet dat de beroepsgronden van LTO Noord en anderen, die betrekking hebben op de PRV, buiten beschouwing moeten worden gelaten. In het beroepschrift hebben LTO Noord en anderen betoogd dat het plan in strijd is met het provinciale ruimtelijke beleid voor zover het betreft het onttrekken van agrarische gronden aan de landbouwkerngebieden en het behouden van de kernkwaliteiten van het Landschap Groene Hart. Het vermelden van de rechtsgronden hiervoor in een nader stuk, is, anders dan Light Energy veronderstelt, niet het aanvoeren van nieuwe beroepsgronden, maar een aanvulling van de gronden, waaraan artikel 1.6a Crisis- en herstelwet niet in de weg staat.

ABRvS, 12 februari 2014, nr. 201306761/1/R6

Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Saendelft" zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Zaanstad op 4 juli 2013.
Oordeel ABRvS:
Ten aanzien van de door [appellante sub 2] na de beroepstermijn aangevoerde gronden, overweegt de Afdeling dat het na afloop van de beroepstermijn aanvoeren van nieuwe beroepsgronden niet mogelijk is, gelet op het bepaalde in artikel 1.6a van de Chw, dat deel uitmaakt van afdeling 2 van hoofdstuk 1. Derhalve worden die gronden buiten beschouwing gelaten.

ABRvS, 15 februari2014, nr. 201308051/1/R6

Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Uithofslaan" zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Den Haag op 27 juni 2013.
Oordeel ABRvS:
De beroepsgronden die betrekking hebben op de breedte van de groenvoorzieningen en de watergang die zich aan de zijde van de lintbebouwing bevindt, heeft [appellante] eerst in haar nadere stuk van 24 december 2013 en mitsdien na afloop van de termijn voor het instellen van beroep naar voren gebracht. Ingevolge het op dit geschil toepasselijke artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep echter geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. Deze beroepsgronden worden daarom buiten beschouwing gelaten.

ABRvS, 29 januari 2014, nr. 201308001/1/A4

Betreft beroep tegen het besluit van 11 juli 2013 van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland tot goedkeuring van het door het algemeen bestuur van het Waterschap Rivierenland bij besluit van 26 april 2013 vastgestelde projectplan 'Dijkversterking Kinderdijk-Schoonhovenseveer'.
Oordeel ABRvS:
De beroepsgronden over de gebrekkige communicatie van het waterschap, de omvang van de steunberm, het behoud van de schuur, de stabiliteit van de dijk, het vestigen van een zakelijk recht en taxaties van schade zijn na afloop van de beroepstermijn ingediend, zodat deze ingevolge artikel 1.6a van de Chw buiten beschouwing moeten blijven.
Eerst ter zitting heeft [appellant sub 4] betoogd dat het milieueffectrapport en het projectplan wegens het onvoldoende in beschouwing nemen van milieukundige, planologische, praktische en juridische aspecten, in strijd met de daarvoor geldende inhoudelijke en processuele waarborgen tot stand zijn gekomen. Gelet op artikel 1.6a van de Chw moet deze beroepsgrond buiten beschouwing worden gelaten.

ABRvS, 29 januari 2014, nr. 201303446/1/R1

Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Willemsoord 2012" zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Den Helder op 11 februari 2013.
Oordeel ABRvS:
De Afdeling overweegt, nog daargelaten of de Chw van toepassing is, als volgt. Ingevolge artikel 1.6a van de Chw kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. Het ligt op de weg van het bestuursorgaan om duidelijkheid te verschaffen omtrent de wijze waarop rechtsmiddelen tegen een onder de reikwijdte van de Chw vallend besluit kunnen worden aangewend. Indien, zoals in dit geval, in de rechtsmiddelenverwijzing niet is vermeld dat de Chw van toepassing is en dat daarom de beroepsgronden in het beroepschrift moeten worden opgenomen, kan een belanghebbende nu in de Chw wordt afgeweken van de Awb, in beginsel niet worden tegengeworpen dat hij de gronden van het beroep niet binnen de beroepstermijn heeft aangevoerd. Dit is slechts anders indien aannemelijk is dat de belanghebbende anderszins wist of kon weten dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen gronden kunnen worden aangevoerd. Die situatie doet zich hier niet voor. Derhalve is er geen aanleiding de beroepsgronden in het nadere stuk van HD2 buiten beschouwing te laten.

ABRvS, 22 januari 2014, nr. 201302374/1/R1

Betreft beroep tegen het besluit van 5 februari 2013, nr. RWSCD BJV 2013/473, van de minister aan de in dit besluit vermelde rechthebbenden ingevolge de Belemmeringenwet Privaatrecht (hierna: BP) om een plicht op te leggen tot het gedogen van de aanleg en instandhouding van de aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden, met bijkomende werken, tracé A-803, in de gemeenten Haarlemmermeer en Velsen.
Oordeel ABRvS:
Vast staat dat in het besluit noch bij de bekendmaking van het besluit is vermeld dat afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing is en dat de beroepsgronden in het beroepschrift dienen te worden opgenomen en deze na afloop van de beroepstermijn niet meer kunnen worden aangevuld. Zoals de Afdeling heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 30 november 2011 in zaak nr. 201103127/1/T1/R2, kan een belanghebbende in beginsel niet worden tegengeworpen dat hij de gronden van het beroep niet binnen de beroepstermijn heeft aangevoerd, indien in de rechtsmiddelenverwijzing niet is vermeld dat de Chw van toepassing is en dat daarom de beroepsgronden in het beroepschrift moeten worden opgenomen, nu in de Chw wordt afgeweken van de Awb. Dit is slechts anders indien aannemelijk is dat de belanghebbende anderszins wist of kon weten dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen gronden kunnen worden aangevoerd. Die situatie doet zich hier niet voor. Reeds hierom bestaat, anders dan de minister betoogt, geen aanleiding voor het oordeel dat de door [appellant] ingediende nadere stukken buiten beschouwing dienen te blijven.

ABRvS, 23 oktober 2013, nr. 201302567/1/R6

Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Nijmegen West" zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Nijmegen op 6 maart 2013.
Oordeel ABRvS:
De terinzagelegging van het plan ving aan op 14 maart 2013. De beroepstermijn is derhalve begonnen op 15 maart 2013 en geëindigd op 25 april 2013. Sportpark [..] heeft bij brief, ingekomen bij de Raad van State op 19 april 2013, beroep ingesteld en vervolgens bij brief, ingekomen bij de Raad van State op 25 april 2013, een beroepschrift ingediend waarin de beroepsgronden zijn vermeld. Dit beroepschrift, dat op 2 mei 2013 is verzonden aan de gemeenteraad, is ingediend binnen de termijn voor het instellen van beroep. De Afdeling ziet derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat de beroepsgronden op grond van artikel 1.6a van de Chw buiten beschouwing gelaten moeten worden.

ABRvS,16 oktober 2013, nr. 201303753/1/R6

Betreft beroep tegen het bestemmingsplan " "Dommelkwartier" en de bijbehorende exploitatieplannen "Weegbree" en "Hoppenbrouwers" zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Valkenswaard op 31 januari 2013.
Oordeel ABRvS:
Vereniging [..] en anderen betogen dat dit een nadere onderbouwing is van het beroepschrift. Daartoe verwijzen zij naar het beroepschrift waarin verwezen is naar de inspraaknotitie die als bijlage bij het beroepschrift zit en waar onder punt 8 op de vestiging van de Rabobank wordt ingegaan. In het beroepschrift worden de vestiging van de Rabobank en de financiële uitvoerbaarheid niet genoemd. De verwijzing naar de inspraaknotitie in het beroepschrift wordt gedaan in het kader van het betoog over de strijdigheid met de Verordening Ruimte 2012 van de provincie Noord-Brabant (hierna: Verordening). Onder punt 8 van de inspraaknotitie staat dat de bouw van een kantoorpand van de Rabobank niet in lijn is met het landelijk en provinciaal beleid en de Verordening en dat het maatschappelijk onverantwoord is om een nieuw kantoor te bouwen gelet op de leegstand van kantoren. Gelet hierop is in het beroepschrift niet aangevoerd dat het plan wat betreft de bestemming "Dienstverlening" niet uitvoerbaar is. Dit betreft derhalve een nadere beroepsgrond die buiten de beroepstermijn is ingediend. Gezien artikel 1.6a van de Chw dient deze beroepsgrond buiten beschouwing te worden gelaten.

ABRvS, 9 oktober 2013, nr. 201304957/1/R6

Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012" zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Lansingerland op 28 maart 2013.
Oordeel ABRvS:
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 6 juli 2011 in zaak nr. 201009980/1/M2) verzet artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet zich niet ertegen dat een nadere onderbouwing van een tijdig ingediende beroepsgrond bij de behandeling van het beroep wordt betrokken. De Afdeling stelt vast dat het door [appellant] bij brief van 20 juni 2013 ingediende stuk geen nieuwe gronden bevat maar een onderbouwing betreft van de gronden zoals ingediend bij brief, ingekomen bij de Raad van State op 30 mei 2013. De Afdeling ziet derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat de brief van 20 juni 2013 op grond van artikel 1.6a van de Chw buiten beschouwing gelaten moet worden.

ABRvS, 25 september 2013, nr. 201211915/1/R4

Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Centrum 's-Gravenzande" zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Westland op 30 oktober 2012.
Oordeel ABRvS:
Uit artikel 1.6, tweede lid, van de Chw, gelezen in samenhang met artikel 1.6a van de Chw en de artikelen 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, en 6:6, aanhef onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), volgt dat het beroep niet-ontvankelijk is, indien de gronden van het beroep niet binnen de termijn voor het instellen van beroep zijn ingediend.
Ingevolge artikel 6:8, vierde lid, van de Awb vangt de termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit dat is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, ter inzage is gelegd.
Het bestreden besluit is op 21 december 2012 ter inzage gelegd, zodat de beroepstermijn is aangevangen op 22 december 2012. De laatste dag van de beroepstermijn was 1 februari 2013. Het aanvullend beroepschrift van [appellant sub 2] en andere met daarin de gronden van hun beroep is op 1 februari 2013, derhalve vóór het verstrijken van de beroepstermijn, per fax bij de Afdeling ingekomen. Er bestaat dan ook geen aanleiding het beroep van [appellant sub 2] en andere niet-ontvankelijk te verklaren.

ABRvS, 25 september 2013, nr. 201303838/1/A4

Betreft een uitspraak in het kader van hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank van Oost-Brabant van betreffende een beroep tegen het projectplan "Beekherstel Beerze Kampina " zoals vastgesteld door de het dagelijks bestuur van het waterschap De Dommel op 11 september 2012.
Oordeel ABRvS:
De overige beroepsgronden die [appellant sub 2] heeft aangevoerd, heeft hij eerst na afloop van de termijn voor het instellen van beroep naar voren gebracht. Ingevolge artikel 1.6a van de Chw kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep echter geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. Deze beroepsgronden worden daarom buiten beschouwing gelaten.

ABRvS, 7 augustus 2013, nr. 201301454/1/R6

Bij besluit van 25 januari 2013 hebben de provinciale staten van de provincie Noord-Brabant het inpassingsplan "150 kV-verbinding Dinteloord-Roosendaal" vastgesteld.
Oordeel ABRvS:
De Afdeling overweegt dat [appellant sub 2] en [appellant sub 3] eerst ter zitting hebben aangevoerd dat de voorziene kabelverbinding niet een algemeen belang dient, maar alleen een commercieel belang. Op grond van artikel 1.6a van de Chw is dit niet toegestaan. Bij de beoordeling van hun beroepen zal de Afdeling deze beroepsgrond derhalve buiten beschouwing laten. [..]
Wat betreft het betoog van [appellant sub 8] dat de voorziene kabelverbinding verder van zijn woning op het perceel [locatie a] te [plaats] zou moeten komen te lopen, wordt overwogen dat [appellant sub 8] deze beroepsgrond niet in zijn beroepschrift naar voren heeft gebracht, maar eerst ter zitting heeft aangevoerd. Deze beroepsgrond dient daarom buiten beschouwing te worden gelaten.

ABRvS, 31 juli 2013, nr. 201301653/1/R6

Bij besluit van 13 december 2012 heeft de gemeenteraad van de gemeente Graft-De Rijp het bestemmingsplan "De Pauw, Graft-De Rijp" vastgesteld.
Oordeel ABRvS:
De eerst ter zitting naar voren gebrachte beroepsgrond over de economische uitvoerbaarheid van het plan dient op grond van artikel 1.6a van de Chw buiten beschouwing te worden gelaten, nog daargelaten de vraag of het ter zitting naar voren brengen van deze grond strijdig is met een goede procesorde.

ABRvS, 31 juli 2013, nr. 201207003/1/A1

Betreft uitspraak in het kader van hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank van Zutphen betreffende een aantal uitvoeringsbesluiten van B&W van de gemeente Apeldoorn betreffende het perceel Spelderholt te Beekbergen
Oordeel ABRvS:
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 23 februari 2011 in zaak nr. 201007537/1; www.raadvanstate.nl) ligt het op de weg van de rechtbank om duidelijkheid te verschaffen over de rechtsmiddelen tegen een onder de reikwijdte van de Chw vallend besluit. Indien in de rechtsmiddelenverwijzing, zoals in dit geval, niet is vermeld dat de Chw van toepassing is en daarom de beroepsgronden in het hogerberoepschrift moeten zijn opgenomen, kan een belanghebbende, nu in de Chw wordt afgeweken van de Awb en uit een oogpunt van kenbaarheid van wettelijke bepalingen, in beginsel niet worden tegengeworpen dat hij de gronden van het hoger beroep niet binnen de beroepstermijn heeft aangevoerd. Dit is slechts anders indien aannemelijk is dat de belanghebbende anderszins wist of kon weten dat na afloop van de termijn voor het instellen van hoger beroep geen gronden meer kunnen worden aangevoerd. Die situatie doet zich hier niet voor.
[appellante sub 1] en het college hebben bij brieven van 18 juli 2012 en 19 juli 2012 hoger beroep ingesteld en bij brieven van 15 augustus 2012 en 13 augustus 2012 aanvullende gronden ingediend. Hun is eerst bij brief van de Afdeling van 6 september 2012 medegedeeld dat op het hoger beroep het procesrecht zoals opgenomen in hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing is. Onder deze omstandigheden moeten de hoger beroepen worden geacht tijdig van gronden te zijn voorzien, zodat deze ontvankelijk zijn.

ABRvS, 24 juli 2013, nr. 201209308/1/R3

Bij besluit van 26 juni 2012 heeft de gemeenteraad van de gemeente Aalburg het vastgesteld.
Oordeel ABRvS:
Ter zitting hebben [appellanten] aangevoerd dat de raad ten onrechte heeft voorzien in inritten voor percelen over gronden met een waterbestemming. [..] Omdat [appellanten] in strijd met artikel 1.6a van de Chw na afloop van de termijn voor het instellen van beroep deze beroepsgrond hebben aangevoerd, zal de Afdeling deze buiten beschouwing laten.

ABRvS, 10 juli 2013, nr. 201209433/1/R1

Bij besluit van 16 juli 2012 hebben provinciale staten van de provincie Noord-Holland het inpassingsplan "Westfrisiaweg" vastgesteld.
Oordeel ABRvS:
De [..] heeft ter zitting met verwijzing naar haar reactie op het deskundigenbericht betoogd dat de ontsluiting van het bedrijventerrein 't Zevenhuis in het inpassingsplan en het bestemmingsplan onvoldoende op elkaar zijn afgestemd. Het na afloop van de beroepstermijn aanvoeren van nieuwe beroepsgronden is, gelet op het bepaalde in artikel 1.6a van de Chw, niet mogelijk. De Afdeling laat deze beroepsgrond derhalve buiten beschouwing bij de beoordeling van het inpassingsplan.


ABRvS, 29 mei 2013, nr. 201207170/1/R1

Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Wijhe - Park Wijhezicht" zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Olst-Wijhe (en het besluit van die raad om geen exploitatieplan vast te stellen) op 11 juni 2012.
Oordeel ABRvS:
De Afdeling overweegt dat artikel 1.6a van de Chw zich verzet tegen het aanvoeren van nieuwe beroepsgronden, nadat de termijn voor het instellen van beroep is verstreken. Het artikel ziet niet op het aanvullen van reeds tijdig ingediende beroepsgronden. De brief van [appellante sub 2] van 9 september 2012 heeft betrekking op het in het noordwesten van het plangebied voorziene appartementengebouw en betreft een aanvulling op de tijdig ingediende beroepsgrond dat dat gebouw een inbreuk maakt op het groene karakter van het park Wijhezicht. Artikel 1.6a van de Chw kan om deze reden niet worden tegengeworpen aan [appellante sub 2].

ABRvS, 22 mei 2013, nr. 201200267/1/R3

Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Oostgroeneweg Dinteloord" zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Steenbergen op 29 september 2011.
Oordeel ABRvS:
[noot redeactie: het betreft twee punten die ter zitting zijn aangedragen]
3.2. [appellante] heeft in haar beroepschrift betoogd dat de voorziene woningen op een te korte afstand van de inrichting zullen worden gerealiseerd, zodat ter plaatse van deze woningen geen goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en de huidige en de toekomstige bedrijfsvoering van het bedrijf zal worden belemmerd. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat hetgeen door [appellante] in dit verband ter zitting is aangevoerd geen nieuwe beroepsgronden betreffen, maar een aanvulling van de gedurende de beroepstermijn ingediende beroepsgronden.
3.3. Ook na afloop van de beroepstermijn kunnen, gelet op artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), nadere argumenten, nadere gegevens of nadere stukken, ter onderbouwing van een eerdere beroepsgrond worden ingediend, tenzij dat in strijd is met een goede procesorde. Dat is het geval, indien de nadere argumenten, nadere gegevens of nadere stukken verwijtbaar zodanig laat worden ingediend, dat de andere partijen worden belemmerd om daarop adequaat te reageren of de goede voortgang van de procedure daardoor anderszins wordt belemmerd.
De raad heeft van meet af aan gesteld dat de inleggerij van [appellante] in milieucategorie 3.2 en haar opslagloods in milieucategorie 2 valt en dat dit als zodanig planologisch is vastgelegd. Eerst ter zitting heeft [appellante] de naar haar stellen onjuiste classificatie van de inleggerij en de opslagloods naar voren gebracht. De Afdeling stelt vast dat [appellante] geen feiten of omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het voor haar redelijkerwijs niet mogelijk was het ter zitting betoogde eerder aan te voeren. Onder deze omstandigheden heeft de raad zich niet hoeven en kunnen voorbereiden op het geven van een gedetailleerde reactie op het eerst ter zitting aangevoerde nadere argument. De Afdeling ziet hierin aanleiding het betoog van [appellante] met betrekking tot de milieucategorieën van de inleggerij en de opslagloods wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing te laten. Gelet hierop behoeft het betoog over artikel 1.6a van de Chw derhalve geen bespreking.

ABRvS, 19 december 2012, nr. 201205119/1/R4

Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Balk-Verbindingsweg" zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Gaasterlân-Sleat op 27 maart 2012 en gewijzigd op 29 mei 2012.
Oordeel ABRvS:
Ingevolge artikel 1.6a van de Chw kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. Eerst ter zitting en derhalve na afloop van het instellen van de termijn voor het instellen van het beroep hebben [appellant sub 2], [appellanten sub 6] en [appellant sub 7] aangevoerd dat de raad ten onrechte geen milieueffectrapportage heeft laten uitvoeren over de gevolgen die het plan in samenhang met andere bestemmingsplannen met zich brengt. Deze beroepsgrond dient gelet op artikel 1.6a van de Chw buiten beschouwing te worden gelaten.

ABRvS, 12 december 2012, nr. 201206819/1/R2

Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Lange Dreef 2012" zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug op 24 mei 2012
Oordeel ABRvS:
[appellant] heeft eerst in het nadere stuk van 23 oktober 2012 gronden aangevoerd ten aanzien van het gemeentelijke Beeldkwaliteitsplan, de stedenbouwkundige opzet van het plan en de ruimtelijke samenhang van het voorliggende plan met het bestemmingsplan voor het agrarische bedrijf dat is gevestigd aan de [locatie]. Nog daargelaten de vraag of het late stadium waarin deze beroepsgronden door [appellant] naar voren zijn gebracht - mede gezien de omvang daarvan - zich verhoudt met een goede procesorde, overweegt de Afdeling dat ingevolge artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet na afloop van de termijn voor het instellen van een beroep geen beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd. De Afdeling zal daarom deze beroepsgronden buiten beschouwing laten.

ABRvS, 31 oktober 2012, nr. 201202370/1/R1

Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Aalsmeer van 24 november 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Greenpark Aalsmeer, deelgebieden 9 en 10" en het gelijknamige exploitatieplan.
Oordeel ABRvS:
Voor zover [appellante sub 1] aanvoert dat het plandeel ten aanzien van de voorziene ontsluitingsweg niet uitvoerbaar is, overweegt de Afdeling dat [appellante sub 1] deze beroepsgrond niet in haar beroepschrift naar voren heeft gebracht. Ingevolge artikel 1.6a van de Chw dient deze beroepsgrond daarom buiten beschouwing te worden gelaten.

ABRvS, 24 oktober 2012, nr. 201112331/1/T1/R4

Betreft tussenuitspraak in het kader van beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Rijswijk van 27 september 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Sion-'t Haantje" en het gelijknamige exploitatieplan.
Oordeel ABRvS:
De Vereniging en [appellant sub 5] hebben eerst ter zitting aangevoerd dat de bestemming "Wonen-Uit te werken-2" niet uitvoerbaar is nu niet kan worden voldaan aan de ter plaatse toepasselijke geurnormen. Ingevolge artikel 1.6a van de Chw kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. De Afdeling laat de door de Vereniging en [appellant sub 5] aangevoerde beroepsgrond met betrekking tot de uitvoerbaarheid van de bestemming "Wonen-Uit te werken-2" derhalve buiten beschouwing bij de beoordeling van het bestemmingsplan.

ABRvS, 17 oktober 2012, nr. 201204708/1/R4

Betreft beroepen tegen de grotendeels gecoördineerde besluiten op grond van de Ontgrondingenwet, de Wet ruimtelijke ordening, de Waterwet, de Natuurbeschermingswet, en de Flora- en faunawet in de periode 28 februari 2012 tot en met 28 maart 2012 in het gebied Munnikendam.
Oordeel ABRvS:
Ter zitting hebben [appellant sub 2] en anderen betoogd dat voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan ten onrechte niet de procedure is doorlopen die in het streekplan is vermeld voor ingrepen in de Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS). In artikel 1.6a van de Chw is bepaald dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd. Naar het oordeel van de Afdeling betreft het hier een nieuwe beroepsgrond die niet in het beroepschrift is opgenomen. Gelet op artikel 1.6a van de Chw dient deze beroepsgrond daarom buiten beschouwing te blijven.

ABRvS, 10 oktober 2012, nr. 201201329/1/R4

Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk van 14 december 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "De Bunderhof".
Oordeel ABrvS:
Hetgeen bij brief van 2 maart 2012 is aangevoerd, betreft, anders dan de raad meent, een nadere uitwerking en onderbouwing van de hiervoor vermelde door de Stichting ingediende beroepsgronden. Artikel 1.6a van de Chw verzet zich er niet tegen dat een nadere uitwerking en onderbouwing van een tijdig ingediende beroepsgrond bij de behandeling van het beroep wordt betrokken. De Afdeling ziet in zoverre dan ook geen aanleiding het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

ABRvS, 12 september 2012, nr. 201200055/1/R4

Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Assen van 27 oktober 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan en exploitatieplan "Werklandschap Assen-Zuid".
Oordeel ABRvS:
Appellante heeft voor het eerst ter zitting een beroepsgrond aangevoerd die ziet op haar vrees dat door het plan vervuilende bedrijven in de omgeving van haar bedrijf kunnen worden gevestigd die de aanleg van visvijvers buiten haar huidige bouwvlak onmogelijk maken. Deze beroepsgrond is buiten de beroepstermijn ingediend, zodat deze ingevolge artikel 1.6a van de Chw buiten beschouwing dient te worden gelaten door de Afdeling.

ABRvS, 1 augustus 2012, nr. 201107613/1/R4

Betreft Beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Haren van 31 januari 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "van spoor tot steeg".
Oordeel ABRvS:
Eerst ter zitting, en derhalve na afloop van de termijn voor het instellen van beroep, hebben [appellanten sub 2] aangevoerd dat het plan financieel niet uitvoerbaar is. Deze beroepsgrond dient, gelet op artikel 1.6a van de Chw, buiten beschouwing te worden gelaten.

ABRvS, 20 juni 2012, nr. 201110139/1/R1

Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Enschede van 12 juli 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "'t Vaneker Fase 1".
Oordeel ABRvS:
Ingevolge artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. Echter, in het nadere stuk van de stichting worden nadere argumenten ter onderbouwing van een eerdere beroepsgrond ingediend. Hieromtrent overweegt de Afdeling dat ook na afloop van de beroepstermijn en indien die termijn is gegeven, na afloop van de termijn als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb, gelet op artikel 8:58 van de Awb, nadere argumenten, nadere gegevens of nadere stukken, ter onderbouwing van een eerdere beroepsgrond kunnen worden ingediend, tenzij dat in strijd is met een goede procesorde.

ABRvS, 2 mei 2012, nr. 201105967/1/R1

Betreft het beroep tegen het inpassingsplan "Gasopslag Bergermeer" en (op grond van artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wro op in totaal 43 uitvoeringsbesluiten).
Oordeel ABRvS:
Onder verwijzing naar de eerdere uitspraken van 29 juli 2011, nr. 201011575/14/R1 en van 7 december 2011, nr. 201107071/1/H1 is artikel 1.4 Chw niet in strijd met het Europese Verdrag van de rechten van de mens (EVRM), het handvest betreffende lokale autonomie en het verdrag van Aarhus.

ABRvS, 25 april 2012, nr. 201111989/1/A4

Betreft hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank 's-Hertogenbosch van 6 oktober 2011 betreffende het beroep tegen het besluit van het Algemeen Bestuur van het waterschap Aa en Maas tot vaststelling van het projectplan "Waterberging Diesdonk".
Oordeel ABRvS:
Appellant heeft pas ter zitting aangevoerd, dat de waterberging dicht bij zijn boerderij, waaronder zijn woonhuis, zal komen. Nu deze beroepsgrond na afloop van de beroepstermijn is aangevoerd, laat de afdeling deze op grond van artikel 1.6a Chw buiten beschouwing.

ABRvS, 25 april 2012, nr. 201111008/1/A2

Betreft hoger beroep tegen uitspraak van rechtbank Rotterdam d.d. 8 december 2011 betreffende de door de college van Dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard op 17 augustus 2010 verleende ontheffing van de Keur en van de Verordening waterbeheer Zuid-Holland 2007.
Oordeel ABRvS:
Aangezien in de ontheffing niet is vermeld, dat de Chw van toepassing is en het niet aannemelijk is, dat de Milieuvereniging anderszins wist of kon weten, dat na afloop van de beroepstermijn geen beroepsgronden meer konden worden aangevoerd en aangevuld, heeft de rechtbank aanleiding gezien om haar (de Milieuvereniging) in de gelegenheid te stellen haar beroepsgronden buiten de daarvoor als gevolg van de Chw geldende termijn aan te vullen. Daarom is geen aanleiding voor oordeel dat de Milieuvereniging op het punt van het aanvullen van de beroepsgronden in haar belangen is geschaad. Het betoog van de Milieuvereniging faalt op dit punt.

ABRvS, 11 april 2012, nr. 201104790/1/R3

Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Hilvarenbeek d.d. 3 maart 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Beverakkers IV". Het plan voorziet in de bouw van 46 woningen.
Oordeel ABRvS:
Een door twee specifieke appellanten zelf als "pro forma" aangemerkt beroepschrift bevat niettemin beroepsgronden, waarin betoogd wordt, dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan onvoldoende rekening heeft gehouden met de bedrijfsactiviteiten van de twee appellanten. Gelet hierop is er feitelijk geen sprake van een "pro forma" beroep.

ABRvS, 4 april 2012, 201107689/1/R2

Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Elburg van 27 juni 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Centrum 't Harde".
Oordeel ABRvS:
Enkele appellanten hebben beroepsgronden over benodigde parkeerplaatsen en het niet verrichten van een akoestisch onderzoek voor hun woningen na afloop van de beroepstermijn ingediend, zodat deze op grond van artikel 1.6a Chw buiten beschouwing dienen te worden gelaten.

ABRvS, 22 februari 2012, nr. 201108947/1/R2

Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Arnhem d.d. 5 juli 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Schuytgraaf 2011" en het gelijknamige exploitatieplan
Oordeel ABRvS:
Het plan voorziet in de aanleg van de wijk "Schuytgraaf" waarin onder meer 6100 tot 6900 woningen gelegen zijn. Na afloop van de beroepstermijn kunnen geen beroepsgronden meer worden ingediend. De in het nadere stuk van 30 december 2011 vermelde beroepsgronden zijn na afloop van de beroepstermijn aangevoerd en worden daarom bij de beoordeling van het bestemmingsplan buiten beschouwing gelaten.

ABRvS, 15 februari 2012, nr. 201011643/1/R2

Betreft beroep tegen het op 1 oktober 2010 door Gedeputeerde Staten vastgestelde inpassingsplan "Waterdunen" en het gelijknamige exploitatieplan.
Oordeel ABRvS:
Beroepsgronden van appellant 1, die na de beroepstermijn zijn ingediend buiten beschouwing.

ABRvS, 15 februari 2012, nr. 201102546/1/T1/R4

Betreft tussenuitspraak in kader van beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Leeuwarden tot vaststelling van het bestemmingsplan "de zuidlanden, plandeel Wiarda" ten behoeve van de bouw van 300 woningen.
Oordeel ABRvS:
Artikel 1.6a verzet zich niet ertegen dat een nadere motivering (gestuurd na afloop van de beroepstermijn van een tijdig ingediende beroepsgrond bij de behandeling van het beroep wordt betrokken.
Tussenuitspraak heeft tot doel om omvang van de compensatie van het vogelweidegebied opnieuw te bepalen.

ABRvS, 8 februari 2012, nr. 201100875/1/R2

Betreft beroep tegen het op in december 2010 door de ministers van EL&I en van I&M vastgestelde rijksinpassingsplan "Windenergie langs de dijken van de Noordoostpolder" en 33 genomen uitvoeringsbesluiten. Er is besloten geen exploitatieplan op te stellen ten behoeve van het rijksinpassingsplan.
Oordeel ABRvS:
Artikel 1.6a Chw is niet in strijd met het artikel 6 EVRM (Europees Verdrag van de Rechten van de Mens).

ABRvS, 8 februari 2012, nr. 201106720/1/R1

Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Enschede tot vaststelling van het bestemmingsplan "Usseler Es 2008" en het gelijknamige exploitatieplan.
Oordeel ABRvS:
De ingediende brieven van appellant bevatten geen nieuwe beroepsgronden, maar een aanvulling van de reeds ingediende beroepsgronden. De ABRvS ziet daarom geen aanleiding om deze latere brieven buiten beschouwing te laten.

ABRvS (vrz), 24 januari 2012, nr. 201111873/2/R3

Betreft verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van het beroep tegen het op 20 september 2011 door de raad van de gemeente Goirle vastgestelde bestemmingsplan "Vier kwartieren III",
Oordeel ABRvS (vzr):
Er zijn in deze zaak na de beroepstermijn geen nieuwe beroepsgronden ingediend, maar er is wel een document ter nadere invulling van de eerder ingediende beroepsgronden ingediend. Artikel 1.6a Chw vormt dan ook in dit geval geen aanleiding om dit nadere document niet te betrekken bij (de stukken van) het beroep.

ABRvS, 7 december 2011, nr. 201009385/1/R3

Betreft Beroep tegen het door Provinciale Staten van Noord-Brabant vastgestelde provinciale inpassingsplan "Agro & Food Cluster West-Brabant".
Oordeel ABRvS:
De ter zitting (bij de ABRvS) alsnog aangevoerde beroepsgrond over de luchtkwaliteit wordt op grond van artikel 1.6a Chw buiten beschouwing gelaten.

ABRvS, 28 december 2011, nr. 201012308/1/R1

Betreft beroep tegen het op 15 november 2010 door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgestelde inpassingsplan "Natuurbrug Laarderhoogt".
Oordeel ABRvS:
Beroepsgrond met betrekking tot geluidsschermen is ingediend buiten de door de ABRvS bij brief gestelde termijn, zodat deze niet bij de beoordeling van het besluit kan worden betrokken.

ABRvS, 26 oktober 2011, 201105225/1/H1

Betreft hoger beroepen tegen uitspraak van rechtbank Breda van 28 maart 2011 tegen het besluit van 21 september 2010 door B&W van de gemeente Etten-Leur verleende vrijstelling en bouwvergunning voor het oprichten van een windpark van 5 windturbines in een lijnopstelling met toebehoren.
Oordeel ABRvS:
Categorie 1.1 van bijlage I Chw (aanleg/uitbreiding productie-installaties voor opwekking van duurzame elektriciteit als bedoeld in de Elektriciteitswet) is van toepassing. Dus is ook artikel 1.6a Chw van toepassing op het bestreden besluit. De eerst ter zitting (van de ABRvS) naar voren gebrachte grond, dat een ontheffing van de Flora- en Faunawet nodig is, dient daarom buiten beschouwing te blijven.

ABRvS, 3 augustus 2011, nr. 201009334/1/R3

Betreft beroep tegen het besluit van 13 juli 2010 van de Raad tot vaststelling van een bestemmingsplan in de gemeente Schimmert.
Oordeel ABRvS:
Indien in de rechtsmiddelenverwijzing die in de kennisgeving van het besluit is opgenomen, niet is vermeld dat de Chw van toepassing is en dat daarom de beroepsgronden in het beroepschrift moeten worden opgenomen en dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen gronden meer kunnen worden aangevoerd kan een belanghebbende, nu afgeweken wordt in de Chw van de Awb, in beginsel niet worden tegengeworpen, dat hij de gronden van het beroep niet binnen de beroepstermijn heeft aangevoerd en dat hij naar afloop van de beroepstermijn de beroepsgronden aanvult. Dit is slechts anders indien aannemelijk is dat de belanghebbende anderszins wist of kon weten dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen gronden meer kunnen worden aangevoerd en aangevuld. Die situatie doet zich hier niet voor.

ABRvS, 6 juli 2011, nr. 201007200/1/R1

Betreft beroep tegen een door de raad van de gemeente Vlist op 25 mei 2010 vastgesteld bestemmingsplan.
Oordeel ABRvS:
Het besluit valt onder categorie 3.1 van bijlage I Chw. Dan is afdeling 2 van hoofdstuk 1 Chw van toepassing, waaronder ook artikel 1.6a Chw. Besluit is echter bekendgemaakt voordat het Besluit uitvoering Chw in werking is getreden, zodat geen wettelijke plicht bestond om daarbij te vermelden, dat afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing is en dat de beroepsgronden na afloop van de beroepstermijn niet meer kunnen worden aangevuld. Het ligt echter op de weg van een bestuursorgaan om duidelijkheid te verschaffen over de rechtsmiddelen tegen een onder de reikwijdte van de Chw vallen besluit.
Aan appellant is bij brief van 27 juli 2010 gelegenheid geboden om na de 6 weken beroepstermijn de beroepsgronden nog aan te vullen binnen 4 weken. Het aanvullen is binnen die tijd gebeurd. Daarom worden deze aanvullingen geacht tijdig te zijn ingediend. Niet in strijd met artikel 1.6a Chw.

ABRvS, 6 juli 2011, nr. 201009980/1/M2

Betreft beroep tegen het op 2 september 2010 door de Minister van V&W (thans van I&M) vastgestelde Tracébesluit A4 Delft - Schiedam
Oordeel ABRvS:
Het tracébesluit is een besluit waarop afdeling 2 van hoofdstuk 1 Chw van toepassing is. Artikelen 1.6 en 1.6a Chw zijn, onder verwijzing naar eerdere uitspraak d.d. 17 november 2010, 201004771/1/M2, niet in strijd met het EVRM, noch met het Verdrag van Aarhus. Artikelen 1.6 en 16.a Chw en afdeling 3 (m.e.r.) van hoofdstuk 1 Chw zijn van toepassing.

ABRvS (vzr), 29 juni 2011, nr. 201104547/2/R2

Betreft verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van beroep tegen een door de raad vastgesteld bestemmingsplan van de gemeente Geldermalsen.
Oordeel ABRvS (vrz):
De beroepsgrond over de woningbehoefte is buiten de beroepstermijn ingediend. De voorzitter behandelt deze beroepsgrond daarom niet en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

ABRvS, 16 februari 2011, nr. 201007266/1/R3

Betreft beroep tegen een op 28 mei 2010 vastgesteld rijksinpassingsplan voor een hoofdaardgasleiding. Beroep is ingesteld op 26 juli 2010 en de gronden van het beroep zijn aangevuld op 11 september en 15 september 2010.
Oordeel ABRvS:
De bekendmaking van het bestreden besluit heeft plaatsgevonden voordat het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (art 11) in werking is getreden, zodat geen wettelijke plicht bestond om daarbij te vermelden, dat afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing is en dat beroepsgronden na afloop van de beroepstermijn niet meer kunnen worden aangevuld. Dat dit niet is vermeld heeft niet tot gevolg dat de Crisis- en herstelwet in het geheel niet van toepassing is.
Indien in de rechtsmiddelenverwijzing van het bestreden besluit niet is vermeld dat de Chw van toepassing is, en dat daarom na de beroepstermijn geen gronden meer kunnen worden aangevuld, kan een belanghebbende , nu in de Chw afgeweken wordt van de Awb, in beginsel niet worden tegengeworpen, dat hij na afloop van de beroepstermijn de beroepsgronden aanvult. Dit is slechts anders indien aannemelijk is, dat belanghebbende anderszins wist of kon weten, dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen gronden kunnen worden aangevoerd. Die situatie doet zich hier niet voor.
De wijkraad is bij brief van 23 augustus 2010 medegedeeld dat het beroep is gericht tegen een besluit dat onder de Chw valt. De wijkraad is bij die brief in de gelegenheid gesteld om uiterlijk binnen drie weken na dagtekening van die brief de gronden van het beroep aan te vullen, van welke gelegenheid de wijkraad gebruik heeft gemaakt. Onder deze omstandigheden moeten de gronden die binnen de in de brief van 23 augustus 2010 gestelde termijn zijn aangevoerd geacht worden tijdig te zijn aangevoerd, zodat er geen aanleiding bestaat deze buiten beschouwing te laten. De Afdeling zal de gronden die na deze, in de brief van 23 augustus 2010 gestelde termijn zijn aangevoerd buiten behandeling laten. Beroep verder op inhoudelijke gronden ongegrond verklaard.

ABRvS (vzr), 7 februari 2011, nr. 201009334/2/R3

Betreft verzoek om een voorlopige voorziening hangende een beroep tegen een bestemmingsplan
Oordeel ABRvS (vzr):
Over de rechtsmiddelenverwijzing: Indien in de rechtsmiddelenverwijzing van het bestreden besluit niet is vermeld dat de Chw van toepassing is, en dat daarom na de beroepstermijn geen gronden meer kunnen worden aangevuld, kan een belanghebbende, nu in de Chw afgeweken wordt van de Awb, in beginsel niet worden tegengeworpen, dat hij na afloop van de beroepstermijn de beroepsgronden aanvult. Dit is slechts anders indien aannemelijk is, dat belanghebbende anderszins wist of kon weten, dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen gronden kunnen worden aangevoerd. Die situatie doet zich hier niet voor.

ABRvS, 17 november 2010 nr. 201004771/1/M2

Betreft het vaststellingsbesluit d.d. 26 februari 2010 van de minister van Verkeer en Waterstaat van het ‘Tracébesluit Rijksweg 31 Leeuwarden'.
Oordeel ABRvS:
Artikelen 1.6, lid 2 en artikel 1.6a Chw zijn niet in strijd met artikel 6 van Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Artikelen 1.6, lid 2 en artikel 1.6a Chw zijn niet in strijd met artikel 9, lid 3 van het verdrag van Aarhus (over toegang geven tot de rechter aan rechtzoekenden in milieuzaken).