Reikwijdte Bijlage I Chw

U vindt hier het jurisprudentieoverzicht over de reikwijdte van de categorieën genoemd in Bijlage I van de Crisis- en herstelwet (Chw) over de periode tot en met januari 2017.

Het gaat alleen om uitspraken die afkomstig zijn van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).

Tot en met 31 januari 2017 namen wij alle uitspraken op waarin de Chw voorkwam. Gelet op de huidige gemiddelde aard van deze uitspraken is per 1 februari 2017 besloten om alleen nog de juridisch relevante en daardoor nieuwswaardige uitspraken op te nemen.

De uitspraken zijn geordend naar categorie:

Alle categorieën

ABRvS, 17 november 2010 nr. 201004771/1/M2

Deze uitspraak gaat over ingestelde beroepen tegen het vaststellingsbesluit d.d. 26 februari 2010 van de minister van Verkeer en Waterstaat van het ‘Tracébesluit Rijksweg 31 Leeuwarden'.
Oordeel ABRvS:
Voor de toepassing van de Chw is niet van belang of het project van maatschappelijk of economisch belang is of van regionaal belang. Wel van belang is dat een besluit betrekking heeft op een van de projecten in bijlage I of bijlage II van de Chw.

Categorie 1.2 (tot 5 juli 2013 categorie 1.1)

ABRvS, 9 maart 2016, nr. 201506165/1/A4

Betreft het beroep tegen het besluit van 30 september 2014 van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam tot verlening van een omgevingsvergunning voor het realiseren van het windpark Nieuwe Waterweg.
Oordeel ABRvS:
Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Crisis- en herstelwet (hierna: de Chw) is afdeling 2 van deze wet van toepassing op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten. Ingevolge artikel 1.2 van bijlage I bij de Chw worden als categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, aangemerkt de aanleg of uitbreiding van productie-installaties voor de opwekking van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie als bedoeld in artikel 9e van de Elektriciteitswet 1998. Ingevolge artikel 9e van de Elektriciteitswet 1998 zijn provinciale staten bevoegd voor de aanleg of uitbreiding van een productie-installatie voor opwekking van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie met een capaciteit van ten minste 5 maar niet meer dan 100 MW, met inbegrip van de aansluiting van die installatie op een net, gronden aan te wijzen en daarvoor een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen. Aangezien de acht windturbines een productie-installatie voor de opwekking van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie vormen met een capaciteit van 24 MW is gelet op de onder 3 vermelde bepalingen de Chw van toepassing.

ABRvS, 2 maart 2016, nr. 201507439/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 2 juli 2015 van de raad van de gemeente Delft tot vaststelling van het bestemmingsplan “Harnaschpolder 2015”.
Oordeel ABRvS:
Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder a, in samenhang bezien met categorie 3, onder 3.1, van bijlage 1 van de Chw is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van toepassing op de ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden ten behoeve van de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied. Het bestemmingsplan voorziet ingevolge artikel 18, lid 18.1, aanhef en onder b, van de planregels in maximaal 1094 woningen. Anders dan [appellant sub 4], [appellant sub 6] en [appellant sub 5] betogen, heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder a, van de Chw afdeling 2 van hoofdstuk 1 op het bestreden besluit van toepassing is. Dat het voorgaande plan reeds voorzag in woningbouwmogelijkheden, leidt niet tot een ander oordeel. Niet in geschil is immers dat een deel hiervan nog niet is gebouwd, waaronder de woningen in het Scharnier. Voorts voorziet dit plan in ruimere bouwmogelijkheden dan het voorgaande plan. Voor de woningen in het Scharnier is voorzien in een hogere bouwhoogte. Dit plan voorziet daarnaast in een ander bouwvlak en niet in een minimum aantal toegestane woningen. Dit heeft tot gevolg dat onder dit plan woningbouw mogelijk is waar het voorgaande plan niet in voorzag. Gelet hierop is de totstandkoming van het plan vereist voor de verwezenlijking van het woongebied. In de publicatie van het besluit staat voorts dat de Chw van toepassing is. Derhalve bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de toepasselijkheid van deze wet niet heeft aangekondigd.

ABRvS, 25 september 2013, nr. 201303872/1/R6

Betreft het beroep tegen de gecoördineerde besluiten van de raad van de gemeente Deventer tot vaststelling van het bestemmingsplan "Windturbines Kloosterlanden" (2 windturbines van max. 6 MW) en het besluit van B&W van de gemeente Deventer to verlening van de omgevingsvergunning (voor 2 windturbines van 4,7 MW).
Oordeel ABRvS:
Nu het bestemmingsplan voorziet in de aanleg van twee windturbines met een capaciteit van maximaal 6 MW, is afdeling 2 van de Chw van toepassing op het besluit van 27 februari 2013. Zoals is overwogen in de uitspraak van de Afdeling van 28 december 2011, zaak nr. 201011617/1/R1, is gelet op artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw afdeling 2 van deze wet van toepassing op alle besluiten die nodig zijn voor de ontwikkeling of verwezenlijking van het ruimtelijke project dat is opgenomen in bijlage I bij de wet. Hieruit volgt dat de Chw ook op de andere in het coördinatiebesluit opgenomen besluiten, zoals derhalve de omgevingsvergunning van 12 maart 2013, van toepassing is. Dat een omgevingsvergunning is verleend voor de oprichting van twee windturbines met een gezamenlijk opgewekt vermogen van 4,7 MW maakt het voorgaande niet anders. Gelet hierop faalt het betoog van het college van Lochem, de vereniging Woonmilieu Epse en anderen en Deventrade B.V. en Bergweide OG B.V.

voorzitter ABRvS, 19 juni 2013, nr. 201303872/2/R6

Betreft het beroep tegen de gecoördineerde besluiten van de raad van de gemeente Deventer tot vaststelling van het bestemmingsplan "Windturbines Kloosterlanden" (2 windturbines van max. 6 MW) en het besluit van B&W van de gemeente Deventer to verlening van de omgevingsvergunning (voor 2 windturbines van 4,7 MW).
Oordeel voorzitter ABRvS:
Nu het bestemmingsplan voorziet in de aanleg van windturbines met een capaciteit van maximaal 6 MW, is afdeling 2 van de Chw van toepassing op de bestreden besluiten. Zoals is overwogen in de uitspraak van de Afdeling van 28 december 2011, zaak nr. 201011617/1/R1, is gelet op artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw afdeling 2 van deze wet van toepassing op alle besluiten die nodig zijn voor de ontwikkeling of verwezenlijking van het ruimtelijke project dat is opgenomen in bijlage I bij de wet. Hieruit volgt dat de Chw ook op de andere in het coördinatiebesluit opgenomen besluiten van toepassing is. Gelet hierop faalt het betoog van de vereniging.

ABRvS, 21 maart 2012, nr. 201108983/1/A1 en 201108984/1/A1

Betreft hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond betreffende beroep tegen het besluit van B&W van de gemeente Leudal d.d. 7 december 2010 tot ongegrondverklaring van het ingediende bezwaar tegen de op 24 november 2009 door B&W van de gemeente Leudal verleende vrijstelling op grond van artikel 19 WRO en bouwvergunning voor het plaatsen van vier windmolens in Neer.
Oordeel ABRvS:
Het betreft hier een project bedoeld in categorie 1.1 van bijlage I Chw. Categorie 1.1 van bijlage I Chw verwijst slechts naar "productie-installaties als bedoeld in artikel 9e van de Elektriciteitsweet 1998" en niet naar de bevoegdheden in dit artikel.

ABRvS, 14 december 2011, nr. 201106997/1/H1, nr. 201106769/1/H1, nr. 201106510/1/H1 en nr. 201107137/1/H1

Betreft vier afzonderlijke hoger beroepszaken tegen vier afzonderlijke uitspraken van de rechtbank Utrecht over hetzelfde besluit d.d. 21 juni 2010 van het college van B&W van de gemeente Houten tot verlening van de vrijstelling (op grond van artikel 19 WRO) en bouwvergunning voor het plaatsen van 3 windturbines (totaal 6 Mw), een inkoopstation en bijhorende werken.
Oordeel ABRvS:
Uit de capaciteit van de drie windturbines (totaal 6 Mw) volgt dat het vrijstellingsbesluit en de bouwvergunning een project betreffen als bedoeld in artikel 1.1, lid 1, onder a, Chw in samenhang met artikel 1.1 (productie-installaties voor de opwekking van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie als bedoeld in o.a. artikel 9e van de Elektriciteitswet 1998).

ABRvS, 26 oktober 2011, nr. 201105225/1/H1

Betreft hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Breda over het besluit van 21 september 2010 van het college van B&w van de gemeente Ettenleur voor het Windpark Zwartenberg vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een windpark bestaande uit vijf windturbines in een lijnopstelling.
Oordeel ABRvS:
Het bouwplan voorziet in het oprichten van vijf windturbines met ieder een capaciteit van 3 Mw, in totaal 15 Mw. De verwijzing in artikel 1.1 van bijlage I van de Chw naar artikel 9e van de Elektriciteitswet 1998 beperkt zich tot de verwijzing naar "een productie-installatie voor opwekking van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie met een capaciteit van ten minste 5, maar niet meer dan 100 Mw, met inbegrip van de aansluiting van die installatie op een net". De vraag of is voldaan aan de voorwaarden om gebruik te maken van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 9e, eerste lid, van de Elektriciteitswet en de vraag of gebruik is gemaakt van deze bevoegdheid zijn in het kader van de vraag of de Chw van toepassing is dan ook niet relevant. Uit de capaciteit van de voorziene windturbines, die tezamen een productie-installatie als vorenbedoeld vormen, volgt dat het vrijstellingsbesluit en de bouwvergunning een project betreffen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw, gelezen in samenhang met bijlage I behorende bij de Chw (onder 1.1) en artikel 9e van de Elektriciteitswet 1998.

Categorie 1.6 (tot 5 juli 2013 categorie 1.5)

ABRvS, 29 januari 2014, nr. 201206964/1/R4

Betreft beroep tegen het besluit van 2 juli 2012 van de gemeenteraad van de gemeente Hoogezand-Sappemeer tot vaststelling van het bestemmingsplan "Eska Power".
Oordeel ABRvS
Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, onder a, gelezen in samenhang met bijlage I, onderdeel 1, onder 1.5, van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing op besluiten die vereist zijn voor de ontwikkeling en verwezenlijking van overige ruimtelijke en infrastructurele projecten ten behoeve van het transport of het leveren van duurzame energie.
In de plantoelichting staat dat de in het plan voorziene rejectvergassingsinstallatie ertoe dient om het bedrijfsproces van Eska energieneutraler te maken. Eska heeft uiteengezet dat de rejects die vrijkomen bij de productie van papier en karton in de installatie zullen worden vergast. Daarbij komt synthesegas vrij, dat vervolgens wordt verbrand. De warmte die hierbij vrijkomt wordt in de vorm van thermische energie ingezet in het productieproces van de bestaande kartonfabriek van Eska. Deze thermische energie wordt aldus duurzaam hergebruikt en geleverd ten behoeve van het productieproces van Eska.

Categorie 2.1

ABRvS, 20 april 2016, nr. 201410222/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 31 oktober 2014 van de provinciale staten van Noord-Brabant tot vaststelling van het inpassingsplan “Nieuwe Verbinding Grenscorridor N69”.
Oordeel ABRvS:
Ingevolge artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. Dat artikel 1.6a van de Chw van toepassing is bij een beroepsprocedure gericht tegen een besluit tot vaststelling van een inpassingsplan volgt uit artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw waar is bepaald dat afdeling 2 van de Chw, in welke afdeling artikel 1.6a is opgenomen, van toepassing is op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij de Chw bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten. In bijlage I bij de Chw is onder nummer 2.1 de ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.5 van de Wro, zijnde het provinciaal inpassingsplan, genoemd. Gelet op het bepaalde in artikel 1.6a van de Chw laat de Afdeling de beroepsgrond van [appellant sub 15] en anderen over de gevolgen van het plan voor een voormalige afvalstortplaats nabij het Eurocircuit, welke beroepsgrond na afloop van de termijn voor het instellen van beroep is aangevoerd, buiten beschouwing.

ABRvS, 9 november 2011, nr. 201009220/1/R4

Betreft beroep tegen het op 23 juni 2010 door PS van Friesland vastgestelde "Provinciaal Inpassingsplan "De Centrale As".
Oordeel ABRvS:
Het vaststellingsbesluit van het Provinciaal Inpassingsplan is bedoeld in categorie 2.1 van bijlage I (ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.5 Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 2 van hoofdstuk 1 Chw is dus van toepassing.

ABRvS, 9 november 2011, nr. 201008544/1/M2

Betreft beroep tegen het op 22 juni 2010 door GS van Friesland vastgestelde besluit hogere grenswaarden Wet geluidhinder ter verwezenlijking van het infrastructurele werk "De Centrale As" als bedoeld in hetzelfde Provinciale Inpassingsplan als in de hiervoor behandelde uitspraak 201009220/1/R4.
Oordeel ABRvS:
Het betreft hier de vaststelling van een Besluit hogere grenswaarden op grond van de Wet geluidhinder. Dit besluit is nodig ter verwezenlijking van het infrastructurele werk "De Centrale As", waarvoor een Provinciaal Inpassingsplan is vastgesteld. Op grond van artikel 1.1 Chw in combinatie met categorie 2.1 van bijlage I Chw is deze wet op dit besluit hogere grenswaarde Wet geluidhinder van toepassing.

Categorie 3.1

ABRvS, 16 november 2016, nr. 201603923/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 7 april 2016 van de raad van de gemeente Medemblik tot vaststelling van het bestemmingsplan  “Wognum-Grietje Slagterlaan”.
Oordeel ABRvS:
Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw, is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van deze wet van toepassing op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten dan wel voor de in bijlage II bij deze wet bedoelde ruimtelijke en infrastructurele projecten. Ingevolge artikel 1.6a, dat deel uitmaakt van afdeling 2 van hoofdstuk 1, kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. In categorie 3, onder 3.1, van bijlage I van de Chw wordt als categorie ruimtelijke en infrastructurele projecten als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, aangemerkt de ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 van de Wro ten behoeve van de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied of de herstructurering van woon- en werkgebieden. Het bestreden besluit is vastgesteld krachtens artikel 3.1, eerste lid, van afdeling 3.1 van de Wro en het plan maakt de bouw van maximaal 40 woningen mogelijk, zodat afdeling 2, van hoofdstuk 1, van de Chw op dit besluit van toepassing is. Het betoog faalt.

ABRvS, 12 oktober 2016, nr. 201602480/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 4 februari 2016 van de gemeenteraad van Breda tot vaststelling van het bestemmingsplan “Nieuw Wolfslaar, 3 locaties”.
Oordeel ABRvS:
Uit artikel 1.1, aanhef en onder a, van de Chw in samenhang gelezen met categorie 3.1 van bijlage I bij de Chw volgt dat de Chw van toepassing is op bestemmingsplannen die voorzien in de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied. De Afdeling overweegt dat het plan op één van de drie locaties in het plangebied voorziet in de bouw van maximaal 24 woningen. Als gevolg hiervan is op het besluit tot vaststelling van het plan de Chw van toepassing. Dat op de locatie aan de Mechteldis van Hornestraat maximaal 7 woningen mogen worden gebouwd, betekent niet dat op dit onderdeel van het besluit de Chw niet van toepassing is. De toepasselijkheid van de Chw geldt voor het gehele besluit en niet slechts voor bepaalde onderdelen van het besluit. Derhalve faalt dit betoog. Voor zover [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] in hun nadere reactie van 4 augustus 2016 aanvoeren dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening, wijst de Afdeling erop dat hiervoor onder 4.1 is overwogen dat de Chw op het voorliggende bestemmingsplan van toepassing is. Omdat in artikel 1.6a van de Chw is bepaald dat na afloop van de termijn voor het instellen van een beroep geen beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd, zal de Afdeling deze nieuwe beroepsgrond buiten beschouwing laten.

ABRvS, 6 juli 2016, nr. 201600119/1/R2 en 201600120/1/R2

Betreft het beroep tegen de op 29 september 2015 en 12 november 2015 door respectievelijk het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel en de gemeenteraad van Maasdriel vastgestelde besluiten voor respectievelijk de hogere waarde "Rossum herziening 2014, Weteringshoek" en het bestemmingsplan "Rossum herziening 2014, Weteringshoek".
Oordeel ABRvS:
Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder a, in samenhang bezien met categorie 3, onder 3.1, van bijlage 1 van de Crisis- en herstelwet (hierna: de Chw) is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van toepassing op de ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden ten behoeve van de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied. Het plan maakt de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied mogelijk zodat ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder a, van de Chw afdeling 2 van hoofdstuk 1 van toepassing is op het besluit tot vaststelling van het plan.

ABRvS, 26 april 2016, nr. 201508644/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 4 november 2015 van de gemeenteraad van Amsterdam tot vaststelling van het bestemmingsplan “Project 01 – eerste Oosterparkstraat 88-126”. Betreft tevens het beroep tegen het besluit van 19 november 2015 van het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van het stadsdeel Oost tot verlening van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen voor het project 01.
Oordeel ABRvS:
Het plan maakt de bouw van meer dan elf woningen in een aaneengesloten gebied mogelijk, zodat ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder a van de Chw, afdeling 2 van hoofdstuk 1, waarvan artikel 1.6 onderdeel uitmaakt, op het bestreden besluit van toepassing is. De omstandigheid dat hier in de ontwerpfase van het plan geen mededeling van is gedaan, maakt niet dat hangende de procedure de regels zijn gewijzigd. In de Chw is immers bepaald wanneer deze wet van toepassing is. De Chw bevat procedureregels voor de behandeling van beroepen. In de ontwerpfase gelden de reguliere procesregels. Gelet hierop heeft de raad geen noodzaak behoeven te zien reeds in de ontwerpfase melding te maken van het feit dat de Chw van toepassing is. Het betoog faalt.

ABRvS, 13 april 2016, nr. 201600476/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 26 november 2015 van de gemeenteraad van Rotterdam tot vaststelling van het bestemmingsplan “Noordelijk Niertje (oost)”.
Oordeel ABRvS
Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw, is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van deze wet van toepassing op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten dan wel voor de in bijlage II bij deze wet bedoelde ruimtelijke en infrastructurele projecten. Voor de toepassing van de Chw op het bestreden besluit is, anders dan [appellant] en anderen aanvoeren, niet van belang dat er uiteindelijk mogelijk minder dan 11 woningen worden gerealiseerd. Van belang is of het besluit betrekking heeft op een categorie projecten genoemd in bijlage I of een project genoemd in bijlage II van de Chw. In categorie 3, onder 3.1, van bijlage I van de Chw wordt als categorie ruimtelijke en infrastructurele projecten als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, aangemerkt de ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) ten behoeve van de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied of de herstructurering van woon- en werkgebieden. Het bestreden besluit is vastgesteld krachtens artikel 3.1, eerste lid, van afdeling 3.1 van de Wro en het plan maakt de bouw van maximaal 58 woningen mogelijk, zodat afdeling 2, van hoofdstuk 1, van de de Chw op dit besluit van toepassing is.

ABRvS, 6 april 2016, nr. 201501801/1/R2

Betreft het beroep tegen het besluit van 14 januari 2015 van het college van gedeputeerde staten van Gelderland tot verlening van een Natuurbeschermingswetvergunning voor het slopen van gebouwen en het bouwen van appartementen (…) aan de Snippendaalseweg 2 tot en met 26 te Rheden.

Oordeel ABRvS:

Uit artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met categorie 3.1 van bijlage I bij de Chw, vloeit voort dat, indien een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) de ontwikkeling van meer dan 11 woningen mogelijk maakt, afdeling 2 van de Chw van toepassing is op de besluiten die zijn vereist voor de verwezenlijking van die woningen. De thans voorliggende Nbw-vergunning is vereist voor de bouw van meer dan 11 woningen die mogelijk worden gemaakt door het bestemmingsplan "Rheden-West 1989". De Afdeling overweegt dat een onder de Wet op de Ruimtelijke Ordening tot stand gekomen bestemmingsplan geen bestemmingsplan is als bedoeld in afdeling 3.1 van de Wro (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 19 oktober 2011 in zaak nr. 201101738/1/H1). Dit betekent dat het bestreden besluit niet onder categorie 3.1 van bijlage 1 van de Chw valt en afdeling 2 van de Chw derhalve niet van toepassing is op het bestreden besluit.

ABRvS, 7 oktober 2015, nr. 201409847/1/A1

Betreft het beroep tegen het besluit van 3 september 2013 van het college van burgemeester en wethouders van Landgraaf tot verlening van een omgevingsvergunning voor het oprichten van een woon-zorgcomplex ten behoeve van 32 wooneenheden (…).

Oordeel ABRvS:

Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, in samenhang met categorie 3, onder 3.1, van bijlage 1 van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van deze wet van toepassing op de ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden ten behoeve van de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied of de herstructurering van woon- en werkgebieden. Nu het project voorziet in de realisatie van 32 woon-zorgeenheden die bestaan uit een zit- en slaapkamer voor één persoon, waarin tevens een kleine keuken en een rolstoeltoegankelijke natte cel zijn voorzien, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat gelet op deze inrichting en de aanwezigheid van (woon)voorzieningen, deze woon-zorgeenheden als woningen in de zin van categorie 3, onder 3.1, van bijlage 1 van de Chw moeten worden aangemerkt, zodat ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van die wet, afdeling 2 van hoofdstuk 1 van die wet op het bestreden besluit van toepassing is. Dat aan de bewoners van de woon-zorgeenheden ter plaatse ook zorg wordt geleverd, doet aan deze conclusie niet af. Ook hetgeen in het aanvraagformulier en in de eerder genoemde overeenkomst tussen Stichting Wonen Limburg en Stichting Radar wordt vermeld, kan niet tot een ander oordeel leiden, nu bepalend is hetgeen feitelijk wordt gerealiseerd.

Ingevolge artikel 1, aanhef en onder b, van de verordening, wordt daarin onder bestemmingsplan verstaan: een plan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In de verordening wordt, voor zover thans van belang, onder bestemmingsplan tevens begrepen: - een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder d, wordt in de verordening onder woning verstaan: een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden. Ingevolge artikel 2, eerste lid, voorziet een bestemmingsplan voor een gebied gelegen in de regio Zuid-Limburg niet in de toevoeging van nieuwe woningen aan de bestaande planvoorraad. De rechtbank heeft terecht in de omstandigheid dat de woon-zorgeenheden voor de toepassing van de Chw dienen te worden aangemerkt als woningen in de zin van categorie 3.1 van bijlage 1 van die wet, geen aanleiding gezien voor het oordeel dat het besluit daarom in strijd met de verordening is genomen. Daartoe wordt het volgende overwogen. De Chw en de verordening zijn verschillende wettelijke regelingen met ieder een eigen doel en strekking. De Chw heeft ten doel de economische crisis en zijn gevolgen te bestrijden en voorziet in dat licht in maatregelen ter versnelling van ruimtelijke en infrastructurele projecten. De verordening heeft blijkens de bijbehorende toelichting ten doel sturing te geven aan de woningmarkt in Zuid-Limburg door een verbod op de bouw van nieuwe woningen, omdat een overaanbod van woningen in die regio dreigt. De Chw bevat, anders dan de verordening, geen omschrijving van het begrip "woning". Daarom is in de rechtspraak bij de toepassing van die wet invulling gegeven aan de betekenis van dat begrip. De verordening bevat wel de hiervoor weergegeven omschrijving van het begrip woning. Deze maakt echter niet aanstonds duidelijk of de hier aan de orde zijnde woon-zorgeenheden moeten worden geacht onder deze omschrijving te vallen. Blijkens de "Nota van zienswijzen op de ontwerpverordening Wonen Zuid-Limburg", van 25 april 2013, die zich onder de gedingstukken bevindt, is dit niet het geval. Uit deze nota blijkt dat het provinciebestuur zich naar aanleiding van de zienswijze dat "studentenwoningen en studio’s niet onder de verordening moeten vallen", op het volgende standpunt heeft gesteld: "Voor zover het onzelfstandige wooneenheden betreft, vallen deze niet onder de werking van de verordening. Dit kunnen dus studentenwoningen zijn, maar bijv. ook zorgeenheden. Studio’s voldoen normaliter niet aan dit uitgangspunt, waardoor deze wel onder de werking van de verordening vallen." Hieruit volgt dat het provinciebestuur niet heeft beoogd de verordening van toepassing te laten zijn op woon-zorgeenheden zoals hier aan de orde. Dit laatste kan verder worden afgeleid uit de omstandigheid dat de ruimtelijke onderbouwing van het besluit vermeldt dat de provincie volgens haar beleid streeft naar vervanging en vermindering van het bestaande reguliere woningaanbod, maar tegelijkertijd ook naar een toename van het aantal zorgwoningen, in verband met de vergrijzende bevolking. Het bouwplan voldoet aan dat streven. Gelet op het verschil in doel en strekking van de regelingen, is de Afdeling van oordeel dat de uitleg van het begrip woning bij de toepassing van de Chw niet in de weg staat aan een beperkte uitleg van dat begrip bij de toepassing van de verordening. De rechtbank heeft daarom terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het bepaalde in de verordening aan het verlenen van medewerking aan het bouwplan in de weg staat.

ABRvS, 9 september 2015, nr. 201410585/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 30 oktober 2014 van de gemeenteraad van Utrecht tot vaststelling van het bestemmingsplan “KPN Campus Fockema Andreaelaan, Rubenslaan e.o.”.

Oordeel ABRvS:

Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder a, in samenhang bezien met categorie 3, onder 3.1, van bijlage 1 van de Crisis- en herstelwet (hierna: de Chw) is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van toepassing op de ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden ten behoeve van de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied. Het plan maakt de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied mogelijk zodat ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder a, van de Chw afdeling 2 van hoofdstuk 1 op het bestreden besluit van toepassing is.

ABRvS, 25 maart 2015, nr. 201408158/1/R6
Betreft het beroep tegen het besluit van de gemeenteraad van Hilvarenbeek tot vaststelling van het bestemmingsplan “Hart voor Diessen”.
Oordeel ABRvS:
Uit artikel 3, lid 3.1, van de planregels volgt dat het plan voorziet in de nieuwbouw van maximaal 36 woningen, derhalve meer dan 11 woningen. De woningen worden mogelijk gemaakt in een gebied dat wordt omsloten door de Heuvelstraat, de Kerkstraat, de Kerksingel en de pastorietuin. Het zogenoemde Pastoorspaadje maakt deel uit van het plangebied. De omstandigheid dat dit paadje in eigendom is van het bisdom betekent niet dat niet van een aaneengesloten gebied als bedoeld in onderdeel 3.1, van bijlage I van de Chw sprake is. Ook overigens ziet de Afdeling daarvoor geen aanleiding. Gelet op het vorenstaande is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing op het besluit tot vaststelling van het plan.

ABRvS, 17 december 2014, nr. 201408158/2/R6
Betreft het beroep tegen het op 10 juli 2014 door de gemeenteraad van Hilvarenbeek vastgestelde bestemmingsplan "Hart voor Diessen".
Oordeel ABRvS:
De toepasselijkheid van afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw op een besluit is in de Chw bepaald. Anders dan [verzoekers] blijkbaar veronderstellen is het niet aan de raad om daarover een besluit te nemen. Het plan voorziet in de nieuwbouw van meer dan 11 woningen in een gebied dat wordt omsloten door de Heuvelstraat, de Kerkstraat, de Kerksingel en de pastorietuin. Het zogenoemde Pastoorspaadje maakt deel uit van het plangebied en kan er naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aan afdoen dat het hier gaat om woningbouw in een aaneengesloten gebied. Gelet op het vorenstaande is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing op het besluit tot vaststelling van het plan.

ABRvS, 12 november 2014, nr. 201402978/1/R6
Betreft beroep tegen het op 9 januari 2014 door de gemeenteraad van Almere vastgestelde bestemmingsplan "De Wierden".
Oordeel ABRvS:
Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten dan wel voor de in bijlage II bij deze wet bedoelde ruimtelijke en infrastructurele projecten.
In categorie 3.1 van bijlage I bij de Chw is als project als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, aangewezen de ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) of een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onderdeel 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan, het inpassingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, ten behoeve van de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied of de herstructurering van woon- en werkgebieden.
Nu het bestemmingsplan de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied mogelijk maakt, is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw daarop van toepassing. Het betoog faalt.

ABRvS, 5 november 2014, nr. 201403873/1/R6
Betreft beroep tegen het op 5 maart 2014 door de gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk vastgestelde bestemmingsplan "De Groendijck-Oost, Driebruggen".
Oordeel ABRvS:
Aangezien het plan de bouw van maximaal 86 woningen mogelijk maakt, is de Chw hierop van toepassing. Het ontbreken van een minimum aantal woningen en de gefaseerde bouw van de woningen doen hieraan niet af.

ABRvS, 15 oktober 2014, nr. 201402213/1/R6
Betreft beroep tegen het op 19 december 2013 door de gemeenteraad van Roermond vastgestelde bestemmingsplan "De Rosslag".
Oordeel ABRvS:
Nu het plan voorziet in meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied als bedoeld in bijlage I, onder 3.1, van de Chw, volgt uit artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw, dat de Chw op het plan van toepassing is. De Chw noch de totstandkomingsgeschiedenis biedt aanknopingspunten om ervan uit te gaan dat de Chw niet van toepassing is indien een besluit behalve activiteiten waarop de Chw van toepassing is, ook voorziet in voor de toepassing van de Chw niet relevante activiteiten.

ABRvS, 8 oktober 2014, nr. 201403385/1/R6
Betreft beroep tegen het op 19 december 2013 door de gemeenteraad van Laarbeek vastgestelde bestemmingsplan "Moreeshof".
Oordeel ABRvS:
I
n het plan zijn aan de gronden ter plaatse van het voorziene woonzorgcomplex onder meer de bestemming "Wonen - Bijzondere woondoeleinden" en de maatvoeringsaanduiding "maximum aantal wooneenheden = 24" toegekend. Ingevolge artikel 4, lid 4.2.2, aanhef en onder b, van de planregels mag ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" het aantal wooneenheden maximaal het aangeduide aantal bedragen. Ingevolge artikel 1 is een wooneenheid, voor zover hier van belang, onder meer een gebouw of een gedeelte van een gebouw geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden.
Nu het plan de realisatie van 24 wooneenheden onder meer bestemd voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden mogelijk maakt, heeft het plan betrekking op de bouw van meer dan elf woningen in een aaneengesloten gebied en is aldus afdeling 2 van de Chw van toepassing op het plan.

ABRvS, 23 mei 2014, nr. 201402213/2/R6
Betreft beroep tegen het bij besluit van de raad van de gemeente Roermond d.d. 19 december 2013 vastgestelde bestemmingsplan "De Rosslag"".
Oordeel ABRvS:
Het plan voorziet in 54 appartementen, 14 patiowoningen en 12 drijvende woningen. Uit de Chw volgt dat indien een besluit krachtens enig wettelijk voorschrift is vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van een project als bedoeld in bijlage I of II, afdeling 2 van hoofdstuk 1 van deze wet van toepassing is op dat besluit. De Chw noch de totstandkomingsgeschiedenis biedt een grond om ervan uit te gaan dat de Chw niet van toepassing is indien een besluit behalve activiteiten waarop de Chw van toepassing is, voorziet in voor de toepassing van de Chw niet relevante activiteiten. Het betoog faalt.

ABRvS, 16 april 2014, nr. 201310087/1/R6
Betreft beroep tegen het bij besluit van de raad van de gemeente Ede d.d. 19 september 2013 vastgestelde bestemmingsplan "Veldhuizen A, locatie Kranenburg".
Oordeel ABRvS:
[appellant] keert zich tegen de toepassing van de Chw. Hij betoogt dat de sociaal-economische en sociaal-culturele problemen in de wijk een zorgvuldige werkwijze vereisen.
Het plan voorziet in nieuwbouw van minimaal 25 en maximaal 34 woningen in de wijk Veldhoven A. In het voorheen geldende bestemmingsplan was weliswaar voorzien in woningbouw, maar uit de plankaart en de daarbij behorende voorschriften volgt dat woningbouw zoals thans in het plan voorzien niet mogelijk was. Gelet hierop is de totstandkoming van het plan vereist voor de ontwikkeling van het woongebied. De Chw is derhalve van toepassing op het plan.

ABRvS, 11 december 2013, nr. 201306563/1/R6

Betreft beroep tegen het bij besluit van de raad van de gemeente Neder-Betuwe d.d. 30 mei 2013 vastgestelde bestemmingsplan "Herenland fase 5".
Oordeel ABRvS:
In categorie 3, onder 3.1, van bijlage I van de Chw, voor zover hier van belang, wordt als categorie ruimtelijke en infrastructurele projecten als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, aangemerkt de ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) ten behoeve van de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied of de herstructurering van woon- en werkgebieden.
Voor de toepassing van de Chw op het bestreden besluit is, anders dan [appellant] en anderen aanvoeren, niet bepalend of de in het plan voorziene ontwikkelingen een economische impuls geven. Van belang is of het bestreden besluit betrekking heeft op een categorie projecten genoemd in bijlage I of een project genoemd in bijlage II van de Chw.
Het plan is vastgesteld krachtens artikel 3.1, eerste lid, van afdeling 3.1 van de Wro en het plan maakt onder meer de bouw van maximaal 65 woningen mogelijk, zodat afdeling 2, van hoofdstuk 1, van de Chw op het bestreden besluit van toepassing is.

ABRvS 11 december 2013, nr. 201210814/1/A1 (onderstaande geldt ook voor de uitspraken nr. 201210815/1/A1, nr. 201210813/1/A1 en nr. 201210818/1/A1)

Het betreft een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 10 oktober 2012 over een projectbesluit en een bouwvergunning eerste fase t.a.v. van een bouwmarkt van B&W van de gemeente Sittard-Geleen
Oordeel ABRvS:
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het projectbesluit geen besluit is dat is vereist voor de verwezenlijking van de herstructurering van een woon- en werkgebied als bedoeld in artikel 3.1 van bijlage I bij de Chw.
De rechtbank heeft terecht, onder verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling van 23 maart 2011 in zaak nr. 201008801/1/R3 en 2 mei 2012 in zaak nr. 201107894/1/A1 en 201107957/1/A1, overwogen dat categorie 3.1 van bijlage 1 van de Chw zich niet beperkt tot herstructurering van een gebied dat als zowel woon- als werkgebied dient te worden aangemerkt en dat de Chw van toepassing kan zijn in een geval waarin uitsluitend sprake is van planologische herstructurering van een bedrijventerrein. De rechtbank is vervolgens evenzeer terecht tot het oordeel gekomen dat geen sprake is van een planologische herstructurering van een bedrijventerrein, als bedoeld in categorie 3, onder 3.1 van bijlage 1 van de Chw. Daarbij is van belang dat de aanleiding van het project uitsluitend is gelegen in de gewenste uitbreiding van de bestaande vestiging van Hornbach op de onderhavige locatie. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat niet is gebleken dat het projectbesluit is genomen ten behoeve van een planologische herstructurering van het bedrijventerrein Gardenz. De stelling van het college en Hornbach dat een bestemmingsplan in voorbereiding is en dat het projectbesluit en de infrastructurele aanpassingen aan het bedrijventerrein daarin worden opgenomen, leidt niet tot een ander oordeel, nu ook daaruit niet blijkt van andere concrete plannen dan het onderhavige project. Dat het college wenst mee te werken, omdat het verwacht dat het bouwplan een positief effect zal hebben op het bedrijventerrein Gardenz dat, naar niet in geschil is, te kampen heeft met leegstand en teruglopende bezoekersaantallen, en dat het bouwplan, naar Hornbach en het college stellen, fysiek zal worden geïntegreerd in het bedrijventerrein Gardenz door middel van onder meer nieuwe aansluitingen op de Mauritsweg, leidt, anders dan het college en Hornbach betogen, evenmin tot een ander oordeel. Het besluit van 10 januari 2012 heeft derhalve geen betrekking op de herstructurering van het bedrijventerrein en is derhalve geen besluit als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw, zodat afdeling 2 van de Chw niet van toepassing is.

ABRvS, 4 september 2013, nr. 201303213/1/R6
Betreft beroep tegen het besluit van de gemeenteraad van de gemeente Rotterdam van 24 januari 2013 om het bestemmingsplan "Oude Westen" vast te stellen en om geen exploitatieplan vast te stellen.
Oordeel ABRvS:
Het voorliggende plan voorziet in de herstructurering van de wijk Oude Westen, onder meer door de sloop en nieuwbouw van woningen in de Sint-Mariastraat, Bajonetstraat, Drievriendenstraat en de Gaffelstraat Voorts voorziet het plan in een versterking van de woon- en kantoorfunctie in het plangebied. Nu het de herstructurering van een woon- en werkgebied betreft, is afdeling 2 van de Chw van toepassing.

ABRvS, 24 juli 2013, nr. 201300489/1/R4
Bij besluit van 18 december 2012 heeft de gemeenteraad van de gemeente Barendrecht het bestemmingsplan "Sportpark Ziedewij" vastgesteld.
Oordeel ABRvS:
Voor de toepassing van de Chw op het bestreden besluit is, anders dan [appellant] aanvoert, niet van belang of dit in de publicatie van het bestreden besluit, of in het bestreden besluit is vermeld. Van belang is of het besluit betrekking heeft op een categorie projecten genoemd in bijlage I of een project genoemd in bijlage II van de Chw.

ABRvS, 19 juni 2013, nr. 201211667/1/R3
Betreft het beroep tegen het besluit van 20 september 2012 van gemeenteraad van de gemeente Vught tot vaststelling van het bestemmingsplan "Centrum Vught e.o.".
Oordeel ABRvS:
Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder a, in samenhang bezien met categorie 3, onder 3.1, van bijlage I van de Chw is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van toepassing op de ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden ten behoeve van de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied of de herstructurering van woon- en werkgebieden. Het plan maakt in rechte de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied mogelijk zodat ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder a, van de Chw afdeling 2 van hoofdstuk 1 op het plan van toepassing is. Indien de Chw van toepassing is op het plan, raakt dit het gehele plangebied en niet slechts het gedeelte waar de woningbouw mogelijk wordt gemaakt. De Chw is derhalve van toepassing op het gehele onderhavige plan.

ABRvS, 13 februari 2013, nr. 201206005/1/R1
Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Doorsteek Centrum" zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Brunssum op 14 maart 2012.
Oordeel ABRvS:
Uit de Chw volgt dat indien een besluit krachtens enig wettelijk voorschrift is vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van een project als bedoeld in bijlage I of II, deze wet van toepassing is op dat besluit. In de Chw noch de totstandkomingsgeschiedenis daarvan zijn aanknopingspunten te vinden voor het maken van een onderscheid tussen delen van een besluit waarop de Chw van toepassing is en delen van een besluit waarop de Chw niet van toepassing is. Het plan staat woningbouw van 70 woningen op het plandeel met de bestemming "Centrum - Uit te werken" bij recht niet toe. Daartoe dient het plan eerst te worden uitgewerkt. Onder verwijzing naar de uitspraak van 25 januari 2012 in zaak nr. 201004320/1/R4 overweegt de Afdeling dat de mogelijkheid van woningbouw op het plandeel met de bestemming "Centrum - Uit te werken" niet tot gevolg heeft dat de Chw van toepassing is op het bestreden besluit.

ABRvS, 6 februari 2013, nr. 201201553/1/R1
Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Dorpskernen 2011" zoals vastgesteld en het besluit geen exploitatieplan vast te stellen door de raad van de gemeente Zeevang op 13 september 2011.
Oordeel ABRvS:
De Afdeling overweegt dat het plan op het perceel Warder 52 twintig woningen in een aaneengesloten gebied en op het perceel Warder 81 twaalf woningen in een aaneengesloten gebied mogelijk maakt. Gelet hierop is het plan een besluit dat is vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van meer dan elf woningen in een aaneengesloten gebied. Derhalve is, anders dan het college betoogt, afdeling 2 van de Chw van toepassing op het gehele besluit. In de Chw noch de totstandkomingsgeschiedenis daarvan zijn aanknopingspunten te vinden om een onderscheid te maken tussen delen van een besluit waarop de Chw van toepassing is en delen van een besluit waarop de Chw niet van toepassing is.

ABRvS, 26 september 2012, nr. 201200025/1/R1
Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Peel en Maas van 22 november 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kuukven, fase II"
Oordeel ABRvS:
In categorie 3, onder 3.1, van bijlage I van de Chw, voor zover hier van belang, wordt als categorie ruimtelijke en infrastructurele projecten als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, aangemerkt de ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening ten behoeve van de bouw van meer dan 20 (thans: 11) woningen in een aaneengesloten gebied. Nu het bestreden besluit is vereist voor de ontwikkeling dan wel verwezenlijking van een gebied ten behoeve van de bouw van maximaal 64 woningen, is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing op dit besluit.

ABRvS, 12 september 2012, nr. 201109896/1/R3
Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente De Bilt van 23 juni 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Emmaplein en Vinkenplein Bilthoven".
Oordeel ABRvS:
Nu het voorliggende plan voorziet in de herstructurering van het centrum van Bilthoven en meer dan 20 nieuwe woningen zijn voorzien, is afdeling 2 van de Chw van toepassing. De toepasselijkheid van de Chw wordt immers bepaald door die wet zelf en niet door de door [appellanten sub 3] bedoelde aanmelding van het project.

ABRvS, 18 juli 2012, nr. 201113488/1/A2
Betreft beroep tegen besluit van B&W van de gemeente Zeist tot verlening van een monumentenvergunning op grond van Monumentenwet vanwege overgangsrecht invoeringswet Wabo voor uitbreiding van het gemeentehuis.
Oordeel ABRvS:
Het bestemmingsplan is een bestemmingsplan als bedoeld in afdeling 3.1 van de Wro De uitbreiding van het gemeentehuis is onderdeel van een bouwplan dat tevens voorziet in de bouw van 52 woningen en een ondergrondse parkeergarage. Het gemeentehuis, de woningen en de parkeergarage zijn, zoals het college ter zitting onweersproken heeft gesteld, fysiek met elkaar verbonden. Vergunninghoudster kon derhalve volstaan met het indienen van één aanvraag om bouwvergunning. Dat betekent dat de bouwvergunning die voor de realisering van het bouwplan vereist is, een besluit is als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw. Nu het gemeentehuis een beschermd monument is, is voor wijziging of verstoring daarvan een monumentenvergunning als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de Monumentenwet vereist. Op grond van artikel 54, eerste lid, van de Woningwet dient een aanvraag om bouwvergunning te worden aangehouden, indien voor het bouwplan tevens een monumentenvergunning is vereist. Dit betekent dat de bouwvergunning niet kan worden verleend alvorens de monumentenvergunning is verleend. Ook de monumentenvergunning is derhalve een besluit als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de Chw van toepassing is.

ABRvS, 4 juli 2012, nr. 201200062/1/R2
Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn van 4 juli 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Eerbeekseweg-Horstweg Loenen".
Oordeel ABRvS:
Nu het plan voorziet in maximaal 38 woningen valt het plan onder de ontwikkeling van werken zoals bedoeld in bijlage I, onder 3.1, bij de Chw. Het van toepassing zijn van de Chw volgt uit de wet, zodat de raad dan ook terecht in de publicatie van het vastgestelde bestemmingsplan in de Staatscourant van 23 november 2011 heeft opgenomen dat de Chw van toepassing is.

ABRvS, 6 juni 2012, nr. 201110001/1/R3
Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Valkenswaard van 7 juli 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Lage Heide, wonen" en het exploitatieplan "Lage Heide, wonen".
Oordeel ABRvS:
Nu het voorliggende plan voorziet in de ontwikkeling van meer dan 20 woningen in een aaneengesloten gebied is afdeling 2 van de Chw van toepassing. De toepasselijkheid van de Chw wordt bepaald door die wet zelf en is niet afhankelijk van de mogelijke onherroepelijkheid van een reconstructieplan. (Red: Een reconstructieplan is gebaseerd op de Reconstructiewet concentratiegebieden).

ABRvS, 30 mei 2012, nr. 201108729/1/R1
Betreft beroep tegen het besluit van de deelraad van het stadsdeel Nieuw-West van de gemeente Amsterdam d.d. 6 juli 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Overtoomse Veld".
Oordeel ABRvS:
Nu het plan voorziet in de bouw van meer dan 20 woningen en voor de ontwikkeling of verwezenlijking van deze woningen vereist is, is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing op dit plan. Dat het plan ziet op een binnenstedelijke vernieuwing maakt dat niet anders.

ABRvS, 23 mei 2012, nr. 201107953/1/R4
Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Waddinxveen tot vaststelling van het bestemmingsplan "Alblas" en tegen het besluit van B&W tot verlening van de omgevingsvergunning voor 119 woningen en bijgebouwen binnen het plangebied.
Oordeel ABRvS:
Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid van de bouw van 175 woningen. De ontwikkeling en verwezenlijking van 175 woningen die door het plan mogelijk wordt gemaakt, valt binnen categorie 3, onder 3.1 van bijlage I van de Chw, zodat afdeling 2 van hoofdstuk 1 van die wet van toepassing is op het besluit tot vaststelling van het plan. Gelet op artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van deze wet van toepassing op alle besluiten die nodig zijn voor de ontwikkeling of verwezenlijking van het ruimtelijke project dat is opgenomen in bijlage I bij de wet. Hieruit volgt dat de Chw ook op de andere in het coördinatiebesluit opgenomen besluiten van toepassing is. Het betoog van [appellant sub 5] faalt derhalve.

ABRvS, 2 mei 2012, 201107894/1/A1 en 201107957/1/A1
Betreft hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank van Roermond betreffende beroep tegen het besluit van B&W van de gemeente Roermond tot het nemen van een projectbesluit ten behoeve van het realiseren van een voorziening ter huisvesting van de stichting MOV te Roermond.
Oordeel ABRvS:
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het projectbesluit geen besluit is dat is vereist voor de verwezenlijking van de herstructurering van een woon- en werkgebied als bedoeld in artikel 3.1 van bijlage I bij de Chw. Daarbij is van belang dat de aanleiding van het project uitsluitend is gelegen in de noodzaak tot herhuisvesting van de MOV De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat niet is gebleken dat het projectbesluit is genomen ten behoeve van een planologische herstructurering van het betreffende bedrijventerrein.

ABRvS, 22 februari 2012, nr. 201104629/1/A1
Betreft hoger beroep tegen uitspraak van rechtbank Arnhem d.d. 7 april 2011 inzake de besluiten van B&W van de gemeente Arnhem d.d. 9 maart 2010 op ingediende bezwaarschriften tegen het besluit van B&W van de gemeente Arnhem d.d. 2 juli 2009 tot verlening van een vrijstelling op grond van artikel 19 WRO (oud) en een reguliere bouwvergunning voor de bouw van een appartementengebouw, met winkel- en kantoorruimte en ondersteunende voorzieningen in Arnhem.
Oordeel ABRvS:
De vrijstelling is verleend met toepassing van artikel 19 Wet op de ruimtelijke ordening en het bestemmingsplan is met toepassing van de Wet op de ruimtelijke ordening vastgesteld, maar niet met toepassing van de Wet ruimtelijke ordening zoals in categorie 3.1 van bijlage I van de Crisis- en herstelwet is voorgeschreven. De Chw is daarom niet van toepassing.

ABRvS, 15 februari 2012, nr. 201106667/1/A1
Betreft hoger beroep tegen een uitspraak van de Rechtbank Roermond inzake beroep tegen de op 9 maart 2011 door B&W van de gemeente Venray verleende vrijstelling op grond van artikel 19 WRO (oud) en een bouwvergunning voor 52 woningen.
Oordeel ABRvS:
Verleende vrijstelling is niet met toepassing van afdeling 3.3 Wet ruimtelijke ordening (nieuw) gebeurd. Chw is dus niet van toepassing.

ABRvS, 25 januari 2012, nr. 201004320/1/R4
Betreft beroep tegen het op 16 februari 2010 door de raad van de gemeente Zeevang vastgestelde bestemmingsplan "Waterrijk 2009".
Oordeel ABRvS:
Het plan staat woningbouw van meer dan 20 woningen bij recht niet toe. Daartoe dient het plan eerst te worden uitgewerkt. Gelet hierop kan het bestemmingsplan niet worden aangemerkt als een besluit dat is vereist voor de verwezenlijking van een project als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in verbinding met bijlage I, onder 3.1, van de Chw.

ABRvS, 28 december 2011, nr. 201011617/1/R1
Betreft beroep tegen het op 27 oktober 2010 door de raad van de gemeente Deventer vastgestelde bestemmingsplan en het exploitatieplan "Spijkvoorderenk".
Oordeel ABRvS:
Vaststelling bestemmingsplan voor 364 woningen is een besluit als bedoeld in categorie 3.1 van bijlage I Chw. Daardoor ook artikel 1.1, lid 1 onder a, Chw van toepassing. Afdeling 2 van hoofdstuk 1 Chw is dus van toepassing.

ABRvS, 19 oktober 2011, 201101738/1/H1
Betreft hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Den Bosch d.d. 22 december 2010 tot ongegrondverklaring van het beroep tegen het door B&W van de gemeente Eindhoven op 3 maart 2010 ongegrondverklaring van het bezwaar tegen de op 15 mei 2009 door B&W van de gemeente Eindhoven verleende vrijstelling op grond van de (oude) Wet op de ruimtelijke ordening (WRO) ten behoeve van een bouwplan te Eindhoven.
Oordeel ABRvS:
Categorie 3.1 van bijlage I van de Chw is niet van toepassing aangezien het hier om een met toepassing van het overgangsrecht van de Invoeringswet Wro verleende vrijstelling op grond van artikel 19 van de Wet op de ruimtelijke ordening (WRO) betreft.
Noot: Let op de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is op 1 juli 2008 in werking getreden. De artikel-19-WRO-vrijstelling in deze casus van 15 mei 2009 is dan met toepassing van het overgangsrecht van de Invoeringswet Wro verleend.

ABRvS, 20 april 2011, nrs 201008578/1/H1 en 201008827/1/H1
Betreft hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Arnhem d.d. 29 juli 2010.
Oordeel ABRvS:
Ook categorie 3.1 van bijlage I is niet van toepassing omdat het slechts om 18 woningen gaat en categorie 3.1 van bijlage I Chw van toepassing is op 20 woningen of meer.

ABRvS, 20 april 2011, nr. 201005354/1/M3
Kernbegrip: besluit hogere waarde
Betreft beroep tegen het op 30 maart 2010 vastgestelde besluit hogere waarde voor de hoogst toelaatbare geluidbelasting ten behoeve van 60 in het bestemmingsplan ‘land in zicht' van de gemeente Haarlem. Zie ook de hiernavolgende uitspraak ABRvS, d.d. 20 april 2011, nr. 201005368/1/M3 (bestemmingsplan ‘land in zicht').
Oordeel ABRvS:
Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met categorie 3, onder 3.1 van bijlage I Chw is afdeling 2 van hoofdstuk 1 Chw van toepassing op dit vaststellingsbesluit hogere waarde.

ABRvS, 20 april 2011, 201005368/1/M3
Betreft beroep tegen het op 15 april 2010 vastgestelde bestemmingsplan ‘Land in zicht'. Zie ook de hiervoor genoemde uitspraak ABrvS 20 april 2011, nr. 201005354/1/M3 inzake het hierbij relevant zijnde vaststellingsbesluit hogere waarde (geluid).
Oordeel ABRvS:
Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met categorie 3, onder 3.1 van bijlage I Chw is afdeling 2 van hoofdstuk 1 Chw van toepassing op het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan 'Land in zicht' . Het bestemmingsplan ziet op een deel van het ter plaatse van het voormalige jachthavengebied aan de rivier ‘Het Spaarne' in Haarlem uitgevoerde project Schoterbrug.

ABRvS (voorzitter), 20 april 2011,nr. 201011517/1/R1 en 201011517/2/R1
Betreft beroep tegen een op 7 september 2010 vastgesteld bestemmingsplan van de gemeente Enkhuizen.
Oordeel ABRvS (voorzitter):
Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, onder a, gelezen in verbinding met categorie 3, onder 3.1 van bijlage I Chw is afdeling 2 van hoofdstuk 1 Chw van toepassing op het vaststellingsbesluit van dit bestemmingsplan (46 psychogeriatrische woningen, 19 nultredenwoningen, 2 stadswoningen, een parkeergarage, 1.000 m2 aanvullende zorg, ondersteunende horeca) van toepassing. Overigens wordt ook in deze uitspraak aangegeven, dat nu de beroepsgronden niet slagen de voorzitter zich niet uit hoeft te spreken over de vraag of artikel 1.9 van de crisis- en herstelwet op deze beroepsgronden van toepassing is.

ABRvS, 23 maart 2011, nr. 201008801/1/R3
Betreft beroep tegen een 14 juni 2010 vastgesteld bestemmingsplan in de gemeente Zwolle.
Oordeel ABRvS:
Het plan voorziet in herstructurering en nieuwbouw, waarbij na grootschalige sloop 322 woningen worden teruggebouwd Het voorheen geldende bestemmingsplan voorzag weliswaar in woningbouw, maar uit de plankaart en de daarbij horende voorschriften volgt dat de woningbouw die thans bij het nieuwe plan is voorzien, niet mogelijk was. Gelet daarop is de totstandkoming van het plan vereist voor de herstructurering van het woongebied. Daarbij is niet van belang of het plan ook andere ontwikkelingen mogelijk maakt. De Chw is daarom van toepassing op het plan.

ABRvS (voorzitter), 2 maart 2011, nr. 201011006/2/R2
Betreft verzoek om een voorlopige voorziening in kader van beroep tegen een op 5 oktober 2010 vastgesteld uitwerkingsplan onder de werking van de nieuwe Wro op basis van een oud bestemmingsplan, dat nog is vastgesteld op grond van de WRO in de gemeente Hattem.
Oordeel ABRvS (voorzitter):
Een uitwerkingsplan, dat gebaseerd is op een oud bestemmingsplan op grond van de Wet op de ruimtelijke ordening (WRO) is geen plan krachtens afdeling 3.1 Wro Dus een hedendaags uitwerkingsplan dat gebaseerd is op een oud (moeder)bestemmingsplan op grond van artikel 10 WRO valt dan ook niet onder categorie 3.1 van bijlage I Chw.

ABRvS (voorzitter), 7 oktober 2010 nr. 201004320/2/R1
Betreft een verzoek om een voorlopige voorziening over een op 16 februari 2010 vastgesteld bestemmingsplan.
Oordeel ABRvS (voorzitter):
De voorzitter ABRvS is van oordeel dat een bestemmingsplan dat eerst moet worden uitgewerkt voordat de bouw van meer dan twintig woningen in een aaneengesloten gebied mogelijk wordt gemaakt, niet al een besluit is dat is vereist als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a Chw. Het bestemmingsplan maakt in een dergelijk geval immers niet bij recht de bouw van meer dan twintig woningen mogelijk. Daarom is artikel 1.9 Chw (relativiteitsvereiste) niet van toepassing.

Categorie 3.2

ABRvS, 20 april 2011, nrs 201008578/1/H1 en 201008827/1/H1
Betreft hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Arnhem d.d. 29 juli 2010.
Oordeel ABRvS:
Categorie 3.2 van bijlage I heeft uitsluitend betrekking op projecten waarvoor een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 2.10 Chw is vastgesteld. Nu dat niet is gebeurd is categorie 3.2 van bijlage I Chw niet van toepassing.

Categorie 3.4

ABRvS, 21 augustus 2013, nr. 201206205/1/A3
Bij besluit van 22 november 2010 heeft het college van gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland ontheffing verleend van het verbod om langs wegen verkooppunten van motorbrandstoffen, met inbegrip van de daarbijbehorende voorwerpen en werken, te vestigen, ten behoeve van een tankstation aan de oostzijde van de provinciale weg N206. Bij uitspraak van 9 mei 2012 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Oordeel ABRvS:
Anders dan het college in zijn verweerschrift betoogt, is op dit geding de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) niet van toepassing. Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw is deze wet van toepassing op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in de bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten dan wel voor de in bijlage II bij deze wet bedoelde ruimtelijke en infrastructurele projecten. Daargelaten of het Wegenproject Westland een dergelijk project is, is de Afdeling van oordeel dat het besluit van 22 november 2010, waarbij aan TinQ B.V. ontheffing is verleend van het verbod om langs wegen verkooppunten van motorbrandstoffen te vestigen, ten behoeve van een tankstation aan de oostzijde van de N206, geen besluit is dat krachtens enig wettelijk voorschrift is vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van dat project. Daarvoor is redengevend dat, hoewel de intrekking van de eerder aan TinQ B.V. verleende ontheffing ten behoeve van de vestiging van een tankstation op een andere plaats wel voortvloeit uit de realisering van het Wegenproject Westland, er geen direct verband bestaat tussen de verwezenlijking van dat project en de ontheffing die aan TinQ B.V. is verleend voor de vestiging van een tankstation aan de oostzijde van de N206.

ABRvS, 10 juli 2013, nr. 201208101/1/R2
Bij besluit van 29 mei 2012 heeft de gemeenteraad van de gemeente Overbetuwe het bestemmingsplan "Elst Centraal, Infra, P+R en Huis der Gemeente" vastgesteld.
Oordeel ABRvS:
Het plan voorziet onder meer in de aanleg van wegen. Derhalve is de Chw op grond van artikel 1.1, eerste lid, onder a, gelezen in verbinding met categorie 3, onder 3.4, van bijlage I, van toepassing op dit plan. Hierbij is niet van belang of de bedoelde wegen al dan niet een ondergeschikt onderdeel vormen van de door het plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen, zoals [appellant sub 3] aanvoert. Dat de voorbereidingen voor het plan reeds in 1995 een aanvang hebben genomen, zoals [appellant sub 3] stelt, geeft voorts, ongeacht of dit juist is, geen aanleiding voor een ander oordeel. De datum waarop het besluit is genomen, is beslissend voor de toepasselijkheid van de Chw en niet de datum waarop het bestuursorgaan is begonnen met de voorbereidingen voor dit besluit.

Categorie 5.1

ABRvS, 24 augustus 2011, nr. 201104523/1/M2
Betreft beroep tegen het op 28 februari 2011 door de minister van Infrastructuur en Milieu vastgestelde Tracébesluit A50 Valburg-Grijsoord 2011
Oordeel ABRvS:
Vaststelling dat wijziging van een hoofdweg op grond van artikel 2 van de Tracéwet valt onder categorie 5.1 van Bijlage I Chw en dat daarom afdeling 2 van hoofdstuk 1 Chw op het besluit van toepassing is.

ABRvS, 24 augustus 2011, nr. 201104523/1/M2
Kernbegrip: aanleg of wijziging van hoofdwegen als bedoeld in artikel 2 van de Tracéwet (categorie 5.1 van bijlage I Chw);
Betreft beroep tegen het op 28 februari 2011 door de minister van Infrastructuur en Milieu vastgestelde Tracébesluit A50 Valburg-Grijsoord 2011
Oordeel ABRvS:
Vaststelling dat wijziging van een hoofdweg op grond van artikel 2 van de Tracéwet valt onder categorie 5.1 van Bijlage I Chw en dat daarom afdeling 2 van hoofdstuk 1 Chw op het besluit van toepassing is.

Categorie 5.2

ABRvS, 24 augustus 2011, nr. 201100103/1/M2
Betreft beroep tegen het op 5 november 2010 door de minister van Infrastructuur en Milieu krachtens de Spoedwet wegverbreding vastgestelde Wegaanpassingsbesluit A9 Alkmaar-Uitgeest.
Oordeel ABRvS:
Vaststelling dat de vaststelling van een wegaanpassingsbesluit op grond van de Spoedwet wegverbreding valt onder categorie 5.2 van Bijlage I Chw en dat daarom afdeling 2 van hoofdstuk 1 Chw op het besluit van toepassing is.

Categorie 6.1

ABRvS, 5 juni 2013, nr. 201108224/1/A3
Betreft het hoger beroep tegen het besluit van 7 oktober 2010 van de ministers van Defensie en Verkeer en Waterstaat om het door het college gemaakte bezwaar tegen het besluit van 11 december 2008 niet-ontvankelijk verklaard (het besluit van 11 december 2011 betreft de ontheffing van het verbod om het militaire luchtvaartterrein De Kooy voor civiele luchtvaart te gebruiken).
Oordeel ABRvS:
De Kooy is, naar niet in geschil is, een luchthaven, voor het gebruik waarvan ingevolge de Luchtvaartwet een aanwijzingsbesluit vereist was en thans ingevolge de Wet luchtvaart een luchthavenbesluit vereist is.
De Kooy is aangewezen als luchtvaartterrein ten behoeve van de militaire luchtvaart. Ingevolge artikel 33, eerste lid, van de Luchtvaartwet is het daarom verboden het te gebruiken ten behoeve van de civiele luchtvaart, het zogenoemde burgermedegebruik Het besluit van 11 december 2008 is krachtens artikel 33, tweede lid, van de Luchtvaartwet genomen om uitbreiding van het burgermedegebruik van De Kooy mogelijk te maken. Deze wijziging van de gebruiksmogelijkheden van De Kooy is een ontwikkeling van een luchthaven in de zin van onderdeel 6.1 van bijlage I van de Chw.
Gelet hierop, is het besluit van 11 december 2008 ingevolge een wettelijk voorschrift vereist voor de ontwikkeling van een luchthaven, voor het gebruik waarvan ingevolge de Luchtvaartwet een aanwijzingsbesluit is vereist. Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in verbinding met onderdeel 6.1 van bijlage I, van de Chw is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van die wet daarom op dit besluit van toepassing. Dat geldt evenzeer voor het besluit van 7 oktober 2010, waarbij op het tegen het besluit van 11 december 2008 gemaakte bezwaar is beslist. Nu het besluit van 7 oktober 2010 na inwerkingtreding van de Chw is genomen, kon het college daar ingevolge het tot afdeling 2 van hoofdstuk 1 behorende artikel 1.4 van de Chw geen beroep tegen instellen.

ABRvS, 27 juni 2012, nr. 201113128/1/R1
Betreft beroep tegen het opnieuw beslissen op bezwaar op een aanwijzing voor het luchtvaartterrein Maastricht (A-besluit) en een aanwijzing op grond van artikel 37 van oude WRO (RO-besluit).
Oordeel ABRvS:
Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder a, in samenhang bezien met categorie 6, onder 6.1, van bijlage 1 van de Chw is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van toepassing op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van luchthavens waarvoor krachtens de Lvw een aanwijzingsbesluit is vereist.
Voor zover de raad van Meerssen betoogt dat het bestreden besluit niet voorziet in de ontwikkeling van luchtvaartterrein Maastricht, omdat daarbij het A-besluit is gewijzigd in die zin dat het gebruik van het luchtvaartterrein juist is ingeperkt - wat daarvan ook zij - wordt overwogen dat het antwoord op de vraag of sprake is van ontwikkeling in de zin van de Chw niet moet worden beoordeeld alleen op basis van het bestreden besluit, maar ook op basis van het A-besluit, zoals dit luidt na wijziging bij het bestreden besluit. Het A-besluit en het besluit op bezwaar kunnen voor de vraag of afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing is niet los van elkaar worden gezien. De omstandigheid dat het bestreden besluit een nieuw besluit op bezwaar is van een vóór de inwerkingtreding van de Chw genomen eerder besluit op bezwaar, leidt niet tot een ander oordeel. De Afdeling stelt vast dat het A-besluit, zoals dit luidt na wijziging bij het bestreden besluit, ziet op de ontwikkeling van luchtvaartterrein Maastricht. Nu de Afdeling bij haar uitspraak van 13 februari 2008 in zaak nr. 200606822/1, het besluit op bezwaar inzake het A-besluit heeft vernietigd was de staatssecretaris gehouden opnieuw te beslissen op de bezwaren gericht tegen het A-besluit. Het bestreden besluit voorziet hierin. Derhalve moet dit worden aangemerkt als besluit dat krachtens wettelijk voorschrift is vereist voor de ontwikkeling van een luchthaven waarvoor krachtens de Lvw een aanwijzingsbesluit is vereist.

Categorie 7.3

ABRvS, 11 februari 2015, nr. 201407785/1/A4
Betreft het beroep tegen het besluit van 16 november 2012 van het algemeen bestuur van het waterschap Aa en Maas tot vaststelling van het projectplan “Herstel brongebied Geneneind”.
Oordeel ABRvS:
In bijlage I, onder 7 (natuur, water en waterstaatswerken) is in categorie 7.3 de aanleg of wijziging van waterstaatswerken als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de waterkering of artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet opgenomen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat uit deze bepalingen, in onderlinge samenhang bezien, volgt dat, anders dan [appellant] betoogt, afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw op deze procedure van toepassing is.

ABRvS, 27 juni 2012, nr. 201200111/1/A1
Betreft hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Rotterdam betreffende beroep tegen besluit van B&W van de gemeente Lansingerland van 6 april 2010 tot verlening van een aanlegvergunning aan het Hoogheemraadschap van Delfland voor het aanleggen van een weg, terreinverharding, natuurreservaat, waterpartij en een waterkering te Berkel en Rodenrijs.
Oordeel ABRvS:
Het werk behelst de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet Het betoog, dat categorie 7.3 van bijlage I niet van toepassing is, omdat op het moment, dat de aanlegvergunning werd verleend, nog geen projectplan als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet was vastgesteld, slaagt niet. De uitvoering van het project dient door beheerder (bestuur van waterschap) uitgevoerd te worden in overeenstemming met een daartoe door hem vast te stellen projectplan, maar daaruit volgt niet dat dit projectplan moet zijn vastgesteld ten tijde van de verlening van de aanlegvergunning (door B&W).

ABRvS, 15 juni 2011, nr. 201101130/1/H1
Betreft hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank ‘s Hertogenbosch d.d. 14 december 2010 over een verleende buitenplanse ontheffing op grond van artikel 3.23 Wro (oud) en een verleende bouwvergunning voor het uitvoeren van diverse werkzaamheden ten behoeve van het plan "Dommel door Boxtel"
Oordeel ABRvS:
Het project is onderdeel van het plan "Dommel door Boxtel" dat tot stand is gekomen met toepassing van artikel 148 van de Waterschapswet, toen de Waterwet nog niet in werking was getreden. In categorie 7.3 van Bijlage I Chw worden echter uitsluitend waterstaatswerken als bedoeld in artikel 5.4 Waterwet vermeld, terwijl in de Invoeringswet Waterwet een uitdrukkelijke gelijkstelling ontbreekt tussen de beslissingen genomen krachtens artikel 148 Waterschapswet en projectplannen, vastgesteld krachtens artikel 5.4 Waterwet Dit leidt tot de conclusie dat categorie 7.3 van Bijlage I Chw niet op het project van toepassing is.

Categorie 7.5

ABRvS, 5 oktober 2016, nr. 201604157/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 31 maart 2016 van de gemeenteraad van Brummen tot vaststelling van het bestemmingsplan “Cortenoeverseweg 119-125”.

Oordeel ABRvS:

[appellant A] en [appellant C] betogen dat de raad ten onrechte toepassing heeft gegeven aan de Crisis- en herstelwet (hierna: de Chw). Hierdoor hebben zij niet de mogelijkheid gehad om na afloop van de beroepstermijn nog nieuwe beroepsgronden aan te voeren gelet op artikel 1.6a van de Chw. [appellant A] en [appellant C] voeren aan dat het plan, anders dan de raad betoogt, niet kan worden aangemerkt als een onderdeel van het project Dijkverlegging Cortenoever, dat dient ter uitvoering van de Planologische Kernbeslissing (hierna: PKB) Ruimte voor de Rivier. De bedrijfsverplaatsing maakt namelijk geen deel uit van het bestemmingsplan dat in dat kader reeds is vastgesteld. Verder zijn de gronden waarop de oude locaties van de melkveehouderij en paardenhouderij zijn gelegen, en die nodig zijn voor het project Dijkverlegging Cortenoever, reeds onteigend. De vaststelling van het voorliggende plan is daarom niet nodig om uitvoering te geven aan de dijkverlegging. Volgens [appellant A] en [appellant C] voorziet het voorliggende plan in een reguliere op zichzelf staande bedrijfsverplaatsing en -uitbreiding. In dat verband wijzen zij erop dat het plan niet op initiatief van de Staat der Nederlanden of een ander overheidsorgaan is vastgesteld maar op initiatief van een particulier. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan is vastgesteld in het kader van het project Dijkverlegging Cortenoever, welk project deel uitmaakt van de PKB Ruimte voor de Rivier als bedoeld in categorie 7 van bijlage I bij de Chw.

Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw, is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van deze wet van toepassing op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten.

Ingevolge artikel 1.6a kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd.

In categorie 7, onderdeel 7.5, van bijlage I bij de Chw worden als categorie ruimtelijke en infrastructurele projecten als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, projecten ter uitvoering van de PKB Ruimte voor de Rivier aangemerkt.

Vaststaat dat het project Dijkverlegging Cortenoever deel uitmaakt van de PKB Ruimte voor de Rivier als bedoeld in categorie 7, onderdeel 7.5, van bijlage I bij de Chw. Op 30 mei 2013 is daartoe door de raad het bestemmingsplan "Dijkverlegging Cortenoever" vastgesteld dat voorziet in de wijziging van de primaire waterkering. De dijk wordt landinwaarts verlegd, zodat de rivier meer ruimte heeft om water af te voeren. Zoals ook door [appellant C] en [appellant A] ter zitting is onderkend, kan uitvoering van het project Dijkverlegging Cortenoever niet plaatsvinden zonder de voormalige gronden van de paardenhouderij en de melkveehouderij. Die gronden zijn immers nodig om de dijk landinwaarts te kunnen verleggen. De Afdeling is van oordeel dat in dit geval om die reden moet worden geoordeeld dat de verplaatsing van de melkveehouderij en paardenhouderij deel uitmaken van het project Dijkverlegging Cortenoever ter uitvoering van de PBK Ruimte voor de Rivier. Dat de verplaatsing van de melkveehouderij en de paardenhouderij niet eerder in het bestemmingsplan "Dijkverlegging Cortenoever" is opgenomen, maakt dit niet anders. De raad heeft in dit verband toegelicht dat ten tijde van de vaststelling van dat plan nog niet duidelijk was naar welke locatie de melkveehouderij zou worden verplaatst. Om het bestemmingsplan "Dijkverlegging Cortenoever" destijds geen vertraging te laten oplopen, is besloten het plan vast te stellen zonder vervangende locatie voor de beide bedrijven. Het voorliggende plan voorziet daarin alsnog. Ook de omstandigheid dat de oude locaties van de melkveehouderij en paardenhouderij reeds zijn onteigend doet aan de samenhang met het project Dijkverlegging Cortenoever niet af. Evenmin is voor de toepassing van de Chw in dit geval van belang dat het plan op initiatief van een particulier is vastgesteld. Voor zover [appellant C] en [appellant A] hebben betoogd dat de Chw niet van toepassing is nu het plan naast de verplaatsing ook voorziet in een uitbreiding van de paardenhouderij, slaagt dit betoog niet. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 15 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3739, biedt de Chw noch de totstandkomingsgeschiedenis daarvan aanknopingspunten om ervan uit te gaan dat de Chw niet van toepassing is indien een besluit behalve activiteiten waarop de Chw van toepassing is, ook voorziet in voor de toepassing van de Chw niet relevante activiteiten. Gelet op het voorgaande is de Chw van toepassing. Het betoog faalt.

ABRvS, 24 december 2014, nr. 201403173/1/R6
Het betreft het beroep tegen:

  • het besluit van 6 februari 2014 van de gemeenteraad van Lingewaard tot vaststelling van het bestemmingsplan "Huissensche Waarden";
  • de verleende omgevingsvergunning van 30 januari 2014 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard aan [appellante sub 6B] voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het winnen van klei en zand en daarvoor benodigde voorzieningen op een aantal percelen aan de linkeroever van het Pannerdensch Kanaal en de Nederrijn.
  • de verleeende ontgrondingsvergunning van 4 februari 2014 door het college van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland voor het ontgronden van een aantal percelen in de Huissensche Uiterwaard en de Angerensche en Doornenburgsche Buitenpolder.
  • de verleende vergunning als bedoeld in artikel 19d van de NBwet 1998 van 4 februari 2014 door het college van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland aan [appellante sub 6B] voor de herinrichting van de Huissensche Uiterwaard en de Angerensche en Doornenburgsche Buitenpolder.
  • de verleende vergunning als bedoeld in artikel 19d van de NBwet 1998 van 29 januari 2014 door de staatssecretaris aan [appellante sub 6B] oor enkele ingrepen in het kader van de rivierverruiming in het project Huissensche Waarden.
  • de verleende vergunning bedoeld in de artikelen 6.2 en 6.5 van de Waterwet van van 27 januari 2014 door de minister aan [appellante sub 6B] voor het brengen van stoffen in het oppervlaktelichaam het Pannerdensch Kanaal en de Nederrijn als gevolg van zandwinning in de Huissensche Waarden, het maken en behouden van werken ten behoeve van de herinrichting van de Huissensche Waarden op een aantal percelen aan de linkeroever van het Pannerdensch Kanaal en de Nederrijn en het onttrekken van oppervlaktewater aan het oppervlaktelichaam het Pannerdensch Kanaal en de Nederrijn als gevolg van zandwinning in de Huissensche Waarden.
  • de verleende vergunning als bedoeld in artikel 6.5 van de Waterwet van 27 januari 2014 door de minister aan [appellante sub 6B] voor een aantal tijdelijke werken ten behoeve van de herinrichting van de Huissensche Waarden op een aantal percelen aan de linkeroever van het Pannerdensch Kanaal en de Nederrijn.

Oordeel ABRvS:
In categorie 7.5 van bijlage I bij de Chw zijn als projecten als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, aangewezen projecten ter uitvoering van de PKB. De bestreden besluiten strekken ertoe de uitvoering van het project mogelijk te maken. Het project dient ter uitvoering van de PKB. De bestreden besluiten, waaronder het besluit waarbij een vergunning op grond van de Ontgrondingenwet is verleend, zijn derhalve vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van een in bijlage I bij de Chw aangewezen categorie projecten. Gelet hierop is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing op de bestreden besluiten.

Categorie 8.2

ABRvS, 30 januari 2013, nr. 201209940/1/R4
Betreft beroep tegen een besluit van 18 juli 2012 van de gemeenteraad van de gemeente Groningen tot vaststelling van het bestemmingsplan "Regiotram - tracédelen I en II".
Oordeel ABRvS:
[appellant] betoogt dat het besluit ten onrechte onder de werking van de Crisis- en herstelwet (hierna: de Chw) is gebracht omdat de financiën voor de uitvoering van het plan ontbreken en derhalve een versnelling van de procedure niet nodig is en de beperking van de rechtsbescherming die uit de Chw voortvloeit daarom niet is gerechtvaardigd.
[..] 2.2. Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw, is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van toepassing op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten, dan wel voor de in bijlage II bij deze wet bedoelde ruimtelijke en infrastructurele projecten. In onderdeel 8.2 van bijlage I is de aanleg of wijziging van tramwegen of metrowegen aangemerkt als categorie ruimtelijke en infrastructurele projecten als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid.
2.3. Het besluit, waarbij het plan is vastgesteld, maakt de aanleg van een trambaan mogelijk. Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met categorie 8, onderdeel 8.2 van bijlage I van de Chw is reeds hierom afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing. Het betoog faalt.

Categorie 10.1

ABRvS, 20 november 2013, nr. 201302315/1/A4
Betreft beroep tegen een besluit van 26 juni 2012 tot het verlening van een milieuvergunning voor het veranderen van een varkenshouderij aan de [locatie] te Rijkevoort.
Oordeel ABRvS:
Het bestreden besluit heeft betrekking op het realiseren van een mestverwerkingsinstallatie.
Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, onder a, gelezen in samenhang met categorie 10, onder 10.1, van bijlage I van de Crisis- en herstelwet is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van deze wet van toepassing op dit besluit.

Categorie 12

ABRvS, 23 december 2015, nr. 201505804/1/R6

Betreft het beroep tegen het besluit van 19 mei 2015 van de gemeenteraad van Buren tot vaststelling van het bestemmingsplan “Drieslag Lienden”.
Oordeel ABRvS:
Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw is afdeling 2 van toepassing op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten. In categorie 12.1 van bijlage I bij de Chw is als categorie ruimtelijke en infrastructurele projecten als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, genoemd transformatie van langdurig leegstaande kantoren en industriële gebouwen naar andere gebruiksmogelijkheden. In het voorheen geldende plan "Kernen Buren" had het plangebied onder meer de bestemming "Bedrijventerrein" met de mogelijkheid om bedrijven te vestigen met als maximale milieucategorie 3.1. Gelet hierop heeft de raad de gebouwen van de voormalige houthandel terecht aangemerkt als industriële gebouwen als bedoeld in categorie 12 van bijlage I bij de Chw. Voorts is niet weersproken dat deze gebouwen sinds 2010 hun oorspronkelijke functie hebben verloren en vervolgens leeg zijn komen te staan. Dat de gebouwen, zoals ter zitting is toegelicht, in het kader van tijdelijk beheer ter voorkoming van verpaupering worden gebruikt voor de op- en overslag van planten, betekent niet dat niet kan worden gesproken van langdurig leegstaande industriële gebouwen als bedoeld in voornoemde categorie.