Hoofdstuk 4: Opslagvoorzieningen groter dan 10.000 kg
U vindt hier vragen en antwoorden over hoofdstuk 4 van de PGS 15: Opslagvoorzieningen groter dan 10.000 kg.
Resultaten
Tabel 4.1 (PGS 15:2011 en PGS 15: 2016) is bedoeld om het vereiste beschermingsniveau te bepalen en moet niet verward worden met bijlage D PGS 15: 2011 respectievelijk bijlage E (PGS15:2016) waarin de beoordeling van 'onverenigbare combinaties' wordt beschreven. De horizontale streepjes in tabel 4 betekenen dat de stoffen niet gelijktijdig een andere karakteristieke eigenschap kunnen hebben. Zo zal een stof van ADR-klasse 9 met een vlampunt lager dan 60 of 61°C niet bestaan, omdat deze dan ingedeeld wordt in klasse 3 (of eventueel klasse 4 als het een vaste stof betreft).
Vindplaats
PGS 15:2016 tabel 4.1 bijlage E
PGS 15:2011 tabel 4.1 bijlage D
Een uitgangspuntendocument (UPD) moet duidelijkheid geven over en vermelden welke randvoorwaarden naast alleen de techniek kritisch zijn voor het goed functioneren van het Vastopgesteld Brandbeheersings- en Brandblussyteem (VBB-systeem). Bouwkundige, Installatietechnische en Organisatorische (BIO) aspecten die relevant zijn voor de goede werking van de installatie, moeten in het UPD zijn opgenomen en onderdeel van de inspectie vormen. Het beschrijven van overige BIO-aspecten in het UPD is optioneel. De minimale eisen voor het opstellen van een UPD zijn in paragraaf 4.8.2 van de PGS 15 opgenomen. Als hulpmiddel voor het opstellen van een UPD is de Handreiking voor het opstellen en beheren van een Uitgangspunten Document opgesteld.
Vindplaats
- PGS 15:2016 vs. 4.8.7
- PGS 15:2011 vs 4.8.3, vs 4.8.4
Andere vragen over dit onderwerp
Eisen opsteller uitgangspuntendocument
Nee, in principe niet. Technische eisen vloeien voort uit omgevingsvergunning (bouw- en milieu) en ontwerpnormen. Het is wel belangrijk dat in het voortraject voldoende wordt gecommuniceerd tussen het bedrijf, de overheid, de opsteller UPD en de toetsende Inspectie-instelling. Het bevoegd gezag kan zich bij de beoordeling t.b.v. de goedkeuring beperken tot een beoordeling van de accreditatie-gegevens van de inspectie-instelling, en of het UPD in overeenstemming is met de vergunningen.
Het bevoegd gezag kan ook besluiten een diepgaand onderzoek te doen naar de juistheid van het UPD. In principe moet het bevoegd gezag na positieve beoordeling goedkeuring verlenen, tenzij als gevolg van vernieuwde inzichten tijdens de procedure veranderingen komen in de beginselen van het uitgangspuntendocument. Het bevoegd gezag moet dit schriftelijk laten weten.
Om te kunnen eisen dat een VBB-systeem wordt aangepast, zal eerst de omgevingsvergunning moeten worden aangepast. Dit kan via een ambtshalve wijziging volgens artikel 2.31 Wabo. Hiertegen is bezwaar en beroep mogelijk. De vijfjaarlijkse beoordeling op actualiteit door een type A inspectie-instelling van het opgestelde uitgangspuntendocument (UPD) kan aanleiding voor zo'n ambtshalve wijziging zijn.
Pas als het bevoegd gezag van mening is dat het UPD moet worden aangepast op basis van de beoordeling door een type A inspectie-instelling, en deze eis tot aanpassing ook met een afgeronde procedure tot ambtshalve wijziging onderdeel uitmaakt van de vergunning moet een nieuw of aangepast UPD worden opgesteld. Pas na beoordeling van dit UPD (door een geaccrediteerde type A inspectie-instelling) en goedkeuring door het bevoegd gezag, kan het bevoegd gezag een aanpassing eisen van het VBB-systeem volgens het nieuwe UPD.
Tegenstrijdigheden mogen niet voorkomen in regels van de overheid. Als dit wel zo is, moet dit worden opgelost of aangepast.
De omgevingsvergunning is bepalend. De PGS 15 is een richtlijn waarin de best beschikbare techniek wordt beschreven. In de omgevingsvergunning staat ook welke versie van de PGS 15 gebruikt is, bij het verlenen van de vergunning. De PGS15:2016 gebruiken in plaats van de voorgaande versie kan wanneer dit is vastgelegd in de omgevingsvergunning.
Het uitgangspuntendocument (UPD) krijgt een goedkeuring van het bevoegd gezag, dus heeft min of meer dezelfde status als de omgevingsvergunning. Het is aan het bevoegd gezag om te bepalen of het UPD onderdeel uit moet maken van de omgevingsvergunning of van de aanvraag.
Nee.
Voor brandbeveiligingsinstallaties voor PGS 15-opslagloodsen met beschermingsniveau 1 is door sommige inspectie A-instellingen een inspectierapport afgegeven met een NEE-conclusie op conformiteit en JA-conclusie op doeltreffendheid. In dat geval is het niet duidelijk of het VBB-systeem wel voldoet aan de gestelde eisen. In een inspectierapport mag slechts één conclusie worden vermeld. Het uitgangspuntendocument (UPD) is "de norm" voor het VBB-systeem en basis voor de keuring van de installatie door de inspectie-instelling. In het UPD kunnen ook, als noodzakelijk en acceptabel naar het oordeel van de inspectie A-instelling en het bevoegd gezag, afwijkingen van de gehanteerde normen voor een installatie zijn vastgelegd. Bij een NEE op conformiteit moet het bedrijf het UPD aanpassen of maatregelen nemen. Een aangepast UPD wordt vervolgens voor een beoordeling voorgelegd aan de type A inspectie-instelling en vervolgens goedgekeurd door het bevoegd gezag. Vervolgens kan een inspectierapport met een JA-conclusie op conformiteit en doeltreffendheid door de type A inspectie-instelling worden afgegeven.
In eerste instantie kunt u met vragen en klachten terecht bij de geaccrediteerde inspectie-A-instelling zelf.
Vragen over interpretaties kunnen bij het College van Deskundigen van het centrum voor criminaliteitspreventie en veiligheid (CCV) neergelegd worden.
De Raad van Accreditatie behandelt klachten over door de RvA geaccrediteerde inspectie-instellingen. Klachten over de termijn van de klachtenafhandeling van de Raad van Accreditatie moeten ook ingediend worden bij de Raad van Accreditatie.
nee, geaccrediteerde type A inspectie-instellingen met dezelfde scope zouden in dezelfde gevallen tot een zelfde oordeel moeten komen. Er behoort dus geen verschil te zijn tussen deze inspectie-instellingen. Mede om die reden schrijft de accreditatienorm NEN-EN-ISO/IEC 17020 voor dat type A inspectie-instellingen harmonisatieoverleg moeten voeren.
Omdat inspecteren mensenwerk is, blijft het mogelijk dat, binnen een zekere marge, er een verschil in oordeel kan ontstaan.
Vindplaats
- PGS 15:2011 vs. 4.8.5
- PGS 15:2016 vs. 4.8.8
Nee, een inspectieplan is een intern document van een type A inspectie-instelling. Het is niet aan een bevoegd gezag om een inspectieplan te beoordelen of te keuren.
Het inspectieplan is een intern document voor de type A inspectie-instelling, dat nodig is om (interne) verantwoording te kunnen afleggen over wat de inspectie inhoudt. En daarmee dus nodig voor de transparantie bij de werkzaamheden van de type A inspectie-instelling en daarmee alleen voor haar accreditatie-eisen.
Een bevoegd gezag moet overigens volgens het gestelde in de PGS 15 wel altijd het uitgangspuntendocument beoordelen en goedkeuren. Een inspectieplan is niet hetzelfde als een uitgangspuntendocument. Dit uitgangspuntendocument mag niet worden opgesteld door de geaccrediteerde type A inspectie-instelling die het VBB-systeem zal beoordelen. Dat zou in strijd zijn met de accreditatie-eisen. De Raad voor Accreditatie houdt hierop toezicht.
Vindplaats
- PGS 15:2016 vs. 4.8.7, 4.8.8
- PGS 15:2011 vs 4.8.3, 4.8.4
Niet alle bedrijven die een PGS-15 opslagvoorziening hebben vallen onder het Besluit Risico Zware Ongevallen (BRZO). Bij de bedrijven die onder het BRZO vallen, worden speciale inspecties gehouden.
Bij BRZO-inspecties vindt integraal en systeemtoezicht plaats op het gebied van milieu, brandweer (en arbeidsveiligheid). Integraal toezicht vanuit het bevoegd gezag is gewenst bij bedrijven met PGS 15 opslagvoorzieningen en beschermingsniveau 1 waarbij de aspecten bouw, milieu als van de technische installatie wordt betrokken.
De BRZO toezichtssystematiek kan gebruikt worden bij het opzetten van integraal toezicht bij PGS 15-bedrijven. Vanuit BRZO+ is een Aandachtspuntenlijst PGS 15 en een Handreiking risicobeoordeling PGS 15 ontwikkeld. Er kan daarna worden onderzocht of deze toezichtsmethodiek ook toepasbaar is bij de PGS 15 bedrijven die niet vallen onder het BRZO.