Hoofdstuk 6: Opslag van gasflessen
Resultaten
Risico’s van gasflessen worden hoofdzakelijk bepaald door hitteaanstraling. Weersinvloeden vormen een verwaarloosbaar risico. Een beschermend afdak is daarom niet verplicht. Er wordt wel aangegeven dat een eventueel dak van onbrandbaar materiaal moet zijn gemaakt.
Voor een ander doel (bereiken van eventuele brandwerendheid) is het wel mogelijk dat er een dak wordt vereist, bijvoorbeeld wanneer een gasflessenopslag tegen een gevel aanstaat.
Vindplaats
- PGS 15:2016 vs 6.2.16
- PGS 15:2011 vs 6.2.15
Ja. Normaal gesproken mogen stoffen die een gevaarlijk mengsel opleveren niet bij elkaar opgeslagen worden. Bij gasflessen is een uitzondering gemaakt in hoofdstuk 6.
Het achterliggende idee is dat de kans dat twee gasflessen tegelijkertijd zullen falen, de gassen met elkaar vermengen en worden ontstoken, verwaarloosbaar is. Het is wel van belang dat de gassen per gelijksoortige groep worden opgeslagen (dezelfde kleurencode) waardoor het omwisselen van gassen wordt voorkomen.
Vindplaats
- PGS 15:2016 6.2.13
- PGS 15:2011 6.2.13
Als de opslag van gasflessen plaatsvindt tegen de gevel van een tot de inrichting behorend gebouw dan moet dat deel van de wand een WBDBO van ten minste 60 minuten bezitten. De wand moet tot maximaal 4 m hoogte en 2 m aan weerszijden van de gasflessenopslag op een brandwerendheid van tenminste 60 minuten zijn gebracht.
Als het deel van de gevel minder dan 4 meter hoog is, dan geldt voor wat betreft de brandwerende uitvoering van dat deel de hoogte tot aan de daklijn.
In dit geval dient de gevel tot aan de dakrand ten minste 60 minuten brandwerend te worden uitgevoerd. Het heeft geen nut om hier een bepaald gedeelte van het dak van het gebouw ook 60 minuten brandwerend uit te voeren.
Op basis van gemotiveerd afwijken kan een brandwerende gevel komen te vervallen als de warmtestralingsbelasting op de gasflessen niet hoger kan zijn dan 10kW/m2. In plaats van aanpassing van de brandwerendheid van de gevel kunnen andere maatregelen getroffen worden, bijvoorbeeld aanbrengen van een dak en zijmuren rond de gasflessenopslag. Zie verder de FAQ over aanstraling gasflessen.
Vindplaats
PGS 15:2016 6.2.5 en 6.2.6
PGS 15:2011 6.2.4 en 6.2.6
Het uitgangspunt bij het formuleren van de voorwaarden in de PGS is steeds geweest dat de gasflessen beschermd moeten worden tegen invloeden van buitenaf. In dit geval dus tegen warmte aanstraling als gevolg van brand in het gebouw. De constructie van de gasflessen zelf is zodanig dat ervan uitgegaan mag worden dat deze geen bedreiging naar buiten vormen bij normale opslagomstandigheden.
In PGS 15:2016 is het doel van de voorschriften duidelijk gemaakt en wordt aangegeven dat het gaat om het beschermen van de gasflessen tegen warmte aanstraling van buitenaf. Er is ook een extra voorschrift opgenomen dat de maximale stralingsbelasting niet groter mag zijn dan 10 kW/m2 . Er is een toelichting opgenomen dat andere voorzieningen een gelijkwaardig niveau van veiligheid opleveren.
Vindplaats
PGS 15:2016 vs 6.2.5 en 6.2.6
PGS 15:2011 vs 6.2.4, 6.2.5 en 6.2.6
Risico’s van gasflessen worden hoofdzakelijk bepaald door hitte aanstraling met als gevolg raketwerking en/of scherfwerking. Het maakt dan niet uit wat de aard van het gas is.
In het ADR (voorschrift 5.2.1.6) wordt voorgeschreven dat alle kenmerken ingeslagen, of op een duurzaam informatieplaatje aan de fles of op een hechtend en duidelijk zichtbaar opschrift, aanwezig moeten zijn.
In PGS 15:2016 is dit overgenomen in voorschrift 6.1.3.
Vindplaats
PGS 15:2016 voorschrift 6.1.3
PGS 15:2011 voorschrift 6.1.3
Toelichting uit PGS 15:2016, voorschrift 6.1.3
Het keurmerk van het eerste onderzoek wordt gevormd door het onderscheidingsteken of
waarmerk van de onderzoeksinstantie die door het bevoegd gezag in het land van toekenning is geregistreerd en door het bevoegd gezag in Nederland is toegestaan. Het keurmerk van het periodiek onderzoek is het geregistreerde kenmerk van de onderzoeksinstantie die door het bevoegd gezag in Nederland is toegestaan.
"In de praktijk kunnen de volgende situaties zich voordoen:
- a) Oudere flessen: deze zijn reeds ten minste één keer aan periodiek onderzoek onderworpen geweest. Van belang is de datum(jaar) van het volgende periodieke onderzoek. Deze is d.m.v. een etiket of inslag aangegeven. De datum(jaar) van het meest recente periodieke onderzoek is ingeslagen bij het (her)keurmerk. Het (her)keurmerk is het pi-merk of het leeuw-merk van het Stoomwezen.
- b) Nieuwe flessen: deze zijn nog niet aan periodiek onderzoek onderworpen geweest. Ook hier is de datum(jaar) van het volgende periodieke onderzoek, aangegeven met een etiket of inslag, van belang. Het keurmerk is ingeslagen bij de datum(jaar) van het eerste onderzoek. Dit is het keurmerk van de onderzoeksinstantie die door de bevoegde autoriteit in Nederland is toegelaten. Veelal zijn dit bekende keurmerken van buitenlandse keuringsorganisaties in combinatie met het epsilonteken. Ook kan het keurmerk bestaan uit het pi-merk."
Zie verder ook NEN-EN-ISO 13769.
Ja, in ruimten waar gasflessen zijn opgeslagen mogen ook gasflessen aanwezig zijn die via vaste leidingen zijn aangesloten.
Zijn er situaties waar, in verband met beperkt beschikbare ruimte binnen een bedrijf, wordt gekozen om de opslag van ‘losse’ gasflessen en gasflessen aangesloten op een verzamelleiding te combineren in een opslagvoorziening? Dan moet wel steeds worden nagegaan of deze situatie veiligheid technisch gezien acceptabel is. De opslag moet in ieder geval voldoen aan de eisen van hoofdstuk 6. Het is in eerste instantie aan het bedrijf om aan te tonen of deze wijze van opslag verantwoord is. Het mag duidelijk zijn dat:
- de doorvoering van de leiding(en) mag niet leiden tot een vermindering van de WBDBO van de opslagvoorziening;
- de leiding(en) inclusief afsluiter(s) moeten zijn aangelegd door een deskundige installateur (ten minste aantoonbare ervaring met het aanleggen van gasleidingen);
- leidingen(en) moeten tegen aanrijden of andere situaties zijn beschermd tegen beschadiging;
- de afsluiter(s) moet zodanig zijn geplaatst dat deze bij een calamiteit snel kan/kunnen worden gesloten.
Als er alleen aangesloten gasflessen aan een verzamelleiding aanwezig zijn zonder gasflessen in opslag, is een PGS 15 opslagvoorziening niet vereist.
Vindplaats
- PGS 15:2016 vs 6.2.1 en 6.2.11
- PGS 15:2011 vs 6.2.1 en 6.2.11
Gasflessen die zich niet in een PGS 15-opslag bevinden moeten op basis van voorschrift 4.4a lid 6 van de Activiteitenregeling alsnog voldoen aan de voorschriften 6.1.2, 6.2.10 en 6.2.15 van de PGS 15. Dit betekent dat deze gasflessen voorzien moeten zijn van de juiste ADR-etikettering, de herkeuringstermijn van de gasflessen niet is verstreken en niet beschadigd en/of ernstig gecorrodeerd mogen zijn.
Als de PGS 15 van toepassing is verklaard voor een inrichting die valt onder het Activiteitenbesluit, regelt de PGS 15 dat gemotiveerd afwijken van de PGS voorschriften mogelijk is in die gevallen waar redelijkerwijs niet voldaan kan worden aan de gestelde eisen. Daarom is in artikel 4.4d van de Activiteitenregeling opgenomen dat maatwerk mogelijk is. . Het bevoegd gezag mag alleen maatwerk stellen als de bescherming van het milieu zich daar niet tegen verzet. Dat betekent dat afwijken van PGS 15 goed gemotiveerd moet worden.
Het bedrijf kan in alle gevallen ook een gelijkwaardige voorziening toepassen. Dit houdt in dat een andere maatregel wordt getroffen dan in een voorschrift van de PGS 15 is opgenomen, zie paragraaf 1.4 van PGS 15. Het bevoegd gezag beoordeelt of daarmee een gelijkwaardige bescherming kan worden bereikt.