PGS 15 - Classificering en etikettering

Verpakkingen algemeen

PGS 15 gaat over verpakte gevaarlijke stoffen. Onder verpakking wordt in PGS 15 verstaan: "Een verpakking die is toegelaten voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, inclusief grote verpakking en IBC". De vervoerswetgeving stelt uitdrukkelijke eisen aan de verpakking van gevaarlijke stoffen:

  • de verpakking moet schoon, sterk en gesloten zijn
  • de verpakking moet bestand zijn tegen normale vervoershandelingen
  • de stof mag de verpakking niet aantasten
  • de verpakking moet zijn voorzien van gevarenetiketten

Het begrip 'grote verpakking' is in het ADR gedefinieerd als een verpakking die bestaat uit een buitenverpakking die voorwerpen of binnenverpakkingen bevat en die:

  • ontworpen is voor behandeling met mechanische hulpmiddelen
  • een netto massa van meer dan 400 kg of een inhoud van meer dan 450 liter, maar een inhoud van ten hoogste 3,0 m3 heeft

De definitie van IBC luidt: Intermediate Bulk Container, een stijve of flexibele verpakking die voldoet aan hoofdstuk 6.5 van het ADR.

IBC

Hieronder een figuur met een aantal voorbeelden van verpakkingen zoals bedoeld in de PGS 15. Dit overzicht is niet compleet. Daarnaast geeft de afbeelding een vuurwerkverpakking weer welke niet in een PGS 15 voorziening mag worden opgeslagen.

UN-dozen comp

In het Activiteitenbesluit is voor het verschil tussen verpakking en opslagtank de definitie van opslagtank van belang:

een opslagvoorziening voor gas met een inhoud van ten minste 150 liter of een opslagvoorziening voor een vloeistof met een inhoud van ten minste 300 liter, niet zijnde een intermediate bulk container (IBC) die voldoet aan hoofdstuk 6.5 van het ADR.

CMR-stoffen

CMR-stoffen zijnstoffen die volgens Europese normen zijn geclassificeerd als carcinogeen, mutageen of reprotoxisch. Doordat de ADR-indeling uitgaat van acute effecten - en niet van gezondheidseffecten op de langere termijn - zijn deze stoffen niet in het ADR geclassificeerd. Afhankelijk van de overige gevaarsaspecten kunnen deze stoffen in een ADR-klasse zijn ingedeeld of niet ADR-geclassificeerd zijn. CMR-stoffen vallen onder de werkingssfeer van PGS 15, voor zover meer dan 25 liter of kg aanwezig is.

Op het etiket van een CMR-stof moet altijd het pictogram GHS08 (Radient Man) gecombineerd met de H-zin van de bijbehorende gevarenklasse staan. Daarnaast moet het etiket ook het signaalwoord gevaar of waarschuwing vermelden. Welk signaalwoord op het etiket staat is afhankelijk van de gevarencategorie (1A, 1B of 2).

EU-GHS

EU-GHS heeft de richtlijnen over indeling en etikettering van stoffen en mengsels (Stoffenrichtlijn 67/548/EG en Preparatenrichtlijn 1999/45/EG) vervangen. Meer over de EU-GHS is te vinden op de website www.chemischestoffengoedgeregeld.nl.

De ‘oud-nieuw' tabel bevat een overzicht van alle pictogrammen in EU-GHS. Deze zijn vastgelegd in bijlage V van de verordening. De EU pictogrammen uit de Stoffenrichtlijn kunnen niet direct worden omgezet in de GHS pictogrammen. Dit laatste wordt pas duidelijk na indeling van de stoffen en mengsels met de EU-GHS systematiek.

oud-en-nieuw

Etikettering van verpakkingen volgens het ADR

PGS 15 gaat uit van de indeling van verpakte gevaarlijke stoffen in ADR-klassen. De ADR-klasse van een stof is af te lezen uit het etiket of uit het Veiligheidsinformatieblad. Hoofdstuk 14 van een VIB geeft informatie over het transport. PGS 15 stelt, dat "de etikettering van de in een opslagvoorziening aanwezige gevaarlijke stoffen zodanig moet zijn dat de gevaarsaspecten van de gevaarlijke stof duidelijk tot uiting komen".

In het ADR wordt in hoofdstuk 5.2 aangegeven hoe stoffen moeten zijn geëtiketteerd.

Wanneer twee of meer gevaarlijke goederen in één buitenverpakking zijn verpakt moeten beide gevaren via etiketten herkenbaar zijn. Wanneer een stof naast het overwegende gevaar ook beschikt over bijkomende gevaren, moeten beide gevaarklassen via etiketten herkenbaar zijn.

Naast de vervoersetiketten moeten, volgens de EU-GHS, ook etiketten aanwezig zijn op de binnenverpakking. Op de buitenverpakking is dat niet verplicht als de verpakking volgens de vervoerswetgeving is geëtiketteerd.

Verpakking zonder UN-nummer

Bij sommige bedrijven zijn gevaarlijke stoffen in verpakking aanwezig die niet vervoerd worden. Ze hoeven daarom niet te voldoen aan de transportwetgeving. Denk daarbij aan verffabrieken of de chemische industrie. Deze verpakkingen zijn meestal niet voorzien van een UN-nummer.

Op de etiketten van de in de opslagvoorziening aanwezige gevaarlijke stoffen moeten de gevaarsaspecten wel duidelijk tot uiting komen. Daarnaast gelden de algemene eisen voor dergelijke verpakkingen:

  • de verpakking moet sterk genoeg zijn
  • de verpakking moet geschikt zijn voor de daarin opgeslagen stoffen
  • verpakkingen moeten regelmatig worden geïnspecteerd op lekkage. Zie ook voorschrift 3.11.1 van PGS 15).

Bijkomend gevaar

Bij gevaarlijke stoffen met meer gevaarseigenschappen is het van belang te weten welk aspect als overwegend gevaar wordt beschouwd en welke aspect het bijkomende gevaar is. Het begrip 'bijkomend gevaar' is relevant voor de volgende onderwerpen in PGS 15:

  • vaststellen of PGS 15 van toepassing is (ondergrenzen)
  • vaststellen beschermingsniveau
  • vaststellen capaciteit bluswateropvang
  • het toepassen van de bepalingen over stoffenscheiding
  • de indeling van stoffen in ADR klasse 4.x

Bij de tekstuele vermelding van de ADR-klasse op een verpakking wordt vaak alleen het overwegende gevaar aangegeven. Het bijkomende gevaar moet wel via de etikettering zichtbaar zijn. Daarnaast kan altijd het veiligheidsinformatieblad worden geraadpleegd voor informatie over een eventueel bijkomend gevaar.

Tabel A uit hoofdstuk 3 van het ADR geeft informatie over welke gevaarsaspecten bij een bepaalde stof een rol spelen en welke etiketten op een verpakking moeten zijn aangebracht. Het gevaarsaspect genoemd in de kolom "Klasse" is het overwegende gevaar. Een eventuele vermelding van een andere ADR-klasse in de kolom "Etiketten" geeft het bijkomende gevaar.

Verpakkingsgroep

Naast een indeling in een gevarenklasse, is een aantal ADR-klassen (alles behalve 1, 2, 5.2, 6.2 en 7) ook ingedeeld in een bepaalde verpakkingsgroep (VG of PG, packing group). Deze indeling geeft, onafhankelijk van de klasse, een indicatie van hoe 'gevaarlijk' een stof is. De verpakkingsgroep is voor een groot aantal onderwerpen in PGS 15 relevant, waaronder:

  • de toepassing van de ondergrenzen voor de werkingssfeer
  • het toepassingsgebied van hoofdstuk 4 van PGS 15: klasse 6.1 VG I en 8 VG I (>1.000 kg)
  • het instemmen met beschermingsniveau 2a in plaats van 1 voor opslag van ADR-klasse 3 en 8 stoffen
  • de toepassing van de stoffenscheidingsregels
  • het vaststellen van de eisen voor opslag van klasse 4.x
  • de aanwezigheid van een nooddouche en oogspoelvoorziening: dit is altijd verplicht wanneer stoffen in verpakkingsgroep I aanwezig zijn.
Overzicht verschillende verpakkingsgroepen

Verpakkingsgroep

Mate van gevaar

Aanduiding in UN-kenmerk

I (PG I of VG I)

Stoffen met groot gevaar

X

II (PG II of VG II)

Stoffen met middelmatig gevaar

X of Y

III (PG III of VG III)

Stoffen met een gering gevaar.

X of Y of Z

Verpakkingen moeten geschikt zijn voor de gevaarlijke stoffen waarvoor zij worden gebruikt. Als een gevaarlijke stof is ingedeeld in VG II, betekent dit dat de verpakking ten minste moet voldoen aan de eisen voor deze verpakkingsgroep. Dit kan worden afgelezen uit het UN-kenmerk van een verpakking:

  • Z betekent: alleen geschikt voor stoffen met VG III
  • Y betekent: geschikt voor stoffen met VG II en VG III
  • X betekent: geschikt voor alle verpakkingsgroepen

Met uitzondering van code Z (VG III) geeft deze codering in veel gevallen geen uitsluitsel over de verpakkingsgroep van de opgeslagen stof. De verpakkingsgroep van een stof, als dit van toepassing is, staat vermeld in het veiligheidsinformatieblad.

LQ Gelimiteerde hoeveelheden

Stoffen die in kleine hoeveelheden zijn verpakt en gezamenlijk in een tweede buitenverpakking aanwezig zijn vallen onder het regime van 'gelimiteerde hoeveelheden' (LQ). De vervoerswetgeving stelt andere eisen aan gevaarlijke stoffen die onder het LQ-regime vallen. Voor PGS 15 is dit relevant voor de volgende onderwerpen:

  • toepassing ondergrenzen werkingssfeer PGS 15: bij LQ-stoffen in transportverpakking gelden de dubbele hoeveelheden voor de ondergrenzen, zoals opgenomen in Tabel 1.2 van PGS 15
  • toepassing stoffenscheidingsregels/ onverenigbare combinaties (voorschrift 3.12) : LQ-stoffen hoeven hier niet aan te voldoen wanneer deze in de transportverpakking zijn opgeslagen
  • bepaling werkingssfeer voor kleine hoeveelheden organische peroxiden (klasse 5.2)

Verpakkingen die vallen onder het LQ-regime zijn te herkennen aan het LQ-etiket op de transportverpakking, of het UN-nummer.

UN1950lq

Etiket LQ 'oud' Etiket LQ 'nieuw'

EQ vrijgestelde hoeveelheden

Naast gelimiteerde hoeveelheden kan er ook sprake van zijn van vrijgestelde hoeveelheden (EQ of E).

EQ (vrijgestelde hoeveelheden) is van toepassing op goederen met een relatief lage hoeveelheid van 30 gram tot ongeveer 1 kg aan gevaarlijke stoffen. Het belangrijkste gebruik van EQ is over het algemeen voor monsters en voorbeelden van goederen. Maar kan ook van toepassing zijn op reguliere stoffen. Bijvoorbeeld stoffen Klasse 8 VP II of III).

Verpakkingen van vrijgestelde hoeveelheden zijn niet voorzien van een etiket zoals vermeld in de wetgeving voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Wel moeten deze gekenmerkt te worden met een label E. Voor een voorbeeld van een dergelijk label wordt verwezen naar bijlage D3 van de PGS 15.

Voor het toepassingsgebied van de PGS 15 gelden voor de vrijgestelde hoeveelheden dezelfde regels als voor LQ stoffen. Stoffen met een “E”- label vallen dus wel onder de werkingssfeer van de PGS 15.

label e

* Gevaarsklasse
** Naam afzender of geadresseerde