Bouwkundige eisen aan een opslagvoorziening

Let op: U bekijkt nu de handleiding PGS 15 versie 2011. Ga hier naar handleiding PGS 15 versie 2016.

Aan een bouwkundige opslagvoorziening worden bouwkundige eisen gesteld, deze gelden ter aanvulling op de bouwkundige eisen uit het bouwbesluit. Opslagkasten worden apart behandeld.

Relatie met het Bouwbesluit

In paragraaf 3.2.2 geeft de PGS 15 een toelichting op de relatie met het Bouwbesluit. De aldaar opgenomen tekst is gebaseerd op het Bouwbesluit zoals dat ten tijde van de publicatie van de PGS 15:2011 van toepassing was. Onlangs is het Bouwbesluit 2012 van toepassing geworden. Hierdoor kunnen bepaalde delen van de tekst in de PGS 15:2011 achterhaald zijn (zoals bijvoorbeeld de grootte van een brandcompartiment bij nieuwbouw).

De basis van de PGS 15 is dat deze aanvullende eisen stelt voor opslagvoorzieningen ten aanzien van de eisen uit het Bouwbesluit. Een goed voorbeeld hier is de eis ten aanzien van het dak. Deze dient namelijk te bestaan uit een niet brandgevaarlijke stof (te bepalen conform NEN 6063), ter voorkoming van een onbedoelde aanraking met vuur en hierdoor vlam zou kunnen vatten. Graag verwijzen wij ook naar de tekst in de PGS 15 (paragraaf 3.2.2) waarin een toelichting is opgenomen over het aspect WBDBO.

Brandcompartiment

Een opslagvoorziening voor verpakte gevaarlijke stoffen dient ter voorkoming van branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) te voldoen aan de eisen zoals gesteld in hoofdstuk 3.2.3 van de PGS 15. Hier zijn de belangrijkste (brandveiligheids)voorschriften opgenomen voor de opslagvoorzieningen, behalve voor de brandveiligheidsopslagkasten. Voor brandveiligheidsopslagkasten zijn in hoofdstuk 3.10 aparte voorschriften opgenomen.

De basis van het veiligheidsniveau voor een opslagvoorziening is gelegen in voorschrift 3.2.3.

Voorschrift 3.2.3: Een opslagvoorziening is een brandcompartiment met een oppervlakte van maximaal 1.000 m2.

Verder wordt gesteld dat de WBDBO tussen een opslagvoorziening en een andere ruimte ten minste 60 minuten moet bedragen in beide richtingen (voorschrift 3.2.4).

Maximale vloeroppervlakte

Voorschrift 3.2.3: Een opslagvoorziening is een brandcompartiment met een oppervlakte van maximaal 1.000 m2.

De maximale vloeroppervlakte is specifiek opgenomen omdat Bouwbesluit 2012 grotere brandcompartimenten kent, voor industriële gebouwen. In bepaalde gevallen kan worden afgeweken van de maximale vloeroppervlakte. Zie hiervoor ook de toelichting in PGS 15 bij voorschrift 3.2.3 en 4.4.2.

WBDBO

  • WBDBO is conform PGS 15: Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag in minuten conform NEN 6068;
  • WBDBO conform Bouwbesluit: kortste tijd die een brand nodig heeft om zich uit te breiden van een ruimte naar een andere ruimte.

Wanneer een WBDBO van 60 minuten wordt voorgeschreven tussen twee ruimten, dan betekent dat, dat de vloeren, wanden, afdekking en alle openingen (inclusief deuren) 60 minuten bestand moeten zijn tegen brand zonder dat er doorslag plaatsvindt naar de andere ruimte. In de praktijk wordt dit gerealiseerd door alle onderdelen 60 minuten brandwerend uit te voeren. Dit geldt ook voor de constructie. Dit laatste wordt vaak vergeten, maar is erg belangrijk, omdat een falende constructie ook wanden om kan laten vallen.

Brandwerendheid versus WBDBO

Een wand, deur of vloer moet een bepaalde brandwerendheid hebben. Brandwerendheid en WBDBO zijn niet hetzelfde. WBDBO heeft betrekking op brandcompartimenten. Brandwerendheid gaat over delen van de constructie en betreft de tijd die een constructie (bijvoorbeeld een wand, deur of glasvlak) de brand tegen kan houden.

De brandwerendheid wordt bepaald aan de hand van een brandproef waarbij de constructie voor een oven van tenminste drie bij drie meter wordt geplaatst. Voor een plafond zelfs drie bij vier meter. In de oven wordt de temperatuur volgens een voorgeschreven temperatuurverloop (meestal de 'standaardbrandkromme') verhoogd, in een uur tot ongeveer 950 graden C. Tijdens de proef wordt gekeken of de constructie niet bezwijkt, hoe warm de constructie wordt et cetera. De tijdsduur gedurende welke de constructie aan de eisen blijft voldoen, wordt de brandwerendheid genoemd (bijvoorbeeld 30 of 60 minuten).

Er is in Europa gewerkt aan geharmoniseerde beproevingsnormen waarin de beproevingsmethode is omschreven. Via de Nederlandse norm NEN 6069 wordt doorverwezen naar deze Europese normen. Een proef volgens een Europese norm is ook in andere landen geldig. Voor een brandwerendheidsproef zijn in de meeste Europese landen slechts enkele onafhankelijke laboratoria. In Nederland zijn dit er twee (het laboratorium van Peutz en dat van Efectis). Verder hebben diverse fabrikanten ook een eigen oven, vaak voor productontwikkeling.

Als een constructie volgens de Europese normen is beproefd, kan ook volgens de norm EN 13501-2 een Europese classificatie worden opgesteld. Een zestig minuten brandwerende deur krijgt dan bijvoorbeeld de classificatie EW60, een wand EI60.

Hoe beoordeel je nu WBDBO?

De beoordeling van de WBDBO is vaak niet eenvoudig, omdat relevante onderdelen van een constructie, zoals een ventilatiekanaal door een verlaagd plafond, niet altijd zichtbaar zijn. Ondanks dat voor bouwdelen testverklaringen zijn afgegeven, kan het zijn dat deze onjuist zijn geïnstalleerd en derhalve afbreuk doen aan de WBDBO. Als vuistregel kan verder worden gehanteerd dat een opening met een diameter van meer dan 25 mm het einde van de brandwerendheid van de constructie betekent. Dit speelt verder ook bij doorvoeringen welke naderhand zijn aangebracht. Belangrijk is dat deze doorvoeringen op een juiste wijze zijn afgewerkt en zijn gecertificeerd.

doorvoer doorvoer en brandklep

Bij de bouw van een opslagvoorziening moet informatie over de brandwerendheid van bouwdelen en de WBDBO bij de bouwaanvraag zijn overgelegd. Voor bestaande opslagvoorzieningen is deze informatie echter niet altijd (meer) beschikbaar. Bij twijfel aan de eigenschappen van de gebruikte materialen of constructies zal een deskundige om advies moeten worden gevraagd. Afhankelijk van de situatie zal deze actie door het bedrijf of het bevoegd gezag moeten worden ondernomen.

Opslagvoorzieningen welke elders zijn gebouwd en in hun geheel zijn geplaatst, zoals brandveiligheidsopslagkasten, inloopkluizen of andere brandwerende opslagvoorzieningen zijn eenvoudiger op dit aspect te beoordelen. Voor dergelijke voorzieningen wordt veelal door de fabrikant een verklaring afgegeven met betrekking tot de eigenschappen.


Zie ook ander pagina's brandveilig gebruik gebouwen