Wat is er geregeld rond het transport van vuurwerk?

Antwoord

Voor het transport van vuurwerk zijn verschillende eisen. Het parkeren en stilstaan tijdens transport van een voertuig met vuurwerk is alleen beperkt toegestaan. Hieronder leest u meer over de onderwerpen: stilstaan tijdens transport, parkeren voertuig met vuurwerk, eisen bij transport van vuurwerk, mogelijkheden toezicht.

Volgens de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG) is ADR subklasse 1.4 uitgezonderd van de routeplicht (op basis van bijlage 2, artikel 4, tabel 1 van de VLG en artikel 24 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen). Daarom geldt voor consumentenvuurwerk de hoofdregel voor het vervoer van gevaarlijke stoffen: "de bebouwde kom moet vermeden worden, behalve als het vervoer binnen de bebouwde kom nodig is voor het laden of lossen of omdat er geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is". De ondernemer moet wel de mogelijkheid hebben om zijn opslaglocatie te kunnen bevoorraden.

Stilstaan tijdens transport

Volgens artikel 1.2.5 van het Vuurwerkbesluit is het stilstaan tijdens vervoer beperkt toegestaan. Ook moet er ononderbroken geladen en gelost worden.

Praktijkvoorbeeld A

Een ondernemer heeft een hoeveelheid vuurwerk besteld die groter is dan zijn opslagcapaciteit. Een deel wordt gelost. Vervolgens rijdt het busje naar een industrieterrein. Wacht daar enige uren en rijdt na een telefoontje van de ondernemer weer naar de inrichting om weer wat vuurwerk uit te laden.

Dit voorbeeld is in een rechtszaak aan de orde geweest. De rechter vond dat hier sprake was van verkapte opslag, en dat hier sprake was van een overtreding. Zeker gezien de toelichting bij het wijzigingsbesluit over het niet mogen rusten en stilstaan met vuurwerk in de auto. De tenlastelegging was "het laten stilstaan van een vervoermiddel met consumentenvuurwerk" op basis van overtreding van artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer, artikel 1.2.4 lid 1 en artikel 1.2.5 lid 1 Vuurwerkbesluit en strafbaar volgens artikel 1a onder 1 Wet op de economische delicten. De economische politie rechter heeft bewezen dat deze artikelen werden overtreden en heeft hier een veroordeling voor uitgesproken (€2.000,-).

Onder toezicht leest u wie hiervoor bevoegd is.

Praktijkvoorbeeld B

Hetzelfde geval als in praktijkvoorbeeld A, maar nu blijft de vrachtwagen rondrijden. Nadat een deel van het vuurwerk is gelost, gaat de vrachtwagen rondrijden en wacht tot de ondernemer belt dat er weer ruimte is. Pas als de totale hoeveelheid is gelost, vervolgt de vrachtwagen zijn route. In dit geval is sprake van ongewenst rondrijden met vuurwerk in de bebouwde kom.

Hiertegen kan worden opgetreden volgens artikel 1.2.5, onder 1b van het vuurwerkbesluit: het niet ononderbroken lossen van een voertuig met vuurwerk. Verder rijdt de vrachtwagen in de bebouwde kom zonder dat dit nodig is voor het laden of lossen. De vervoerder is hiermee ook in overtreding met artikel 19 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.

Onder toezicht leest u wie hiervoor bevoegd is.

Parkeren voertuig met vuurwerk

De omgevingsvergunning voor een inrichting of het Activiteitenbesluit regelt het parkeren van voertuigen binnen een inrichting. Volgens het Activiteitenbesluit is het binnen een inrichting verboden om voertuigen te parkeren met stoffen van ADR-klasse 1. Dit is opgenomen in artikel 4.7, tweede lid van het Activiteitenbesluit. Voor inrichtingen die een omgevingsvergunning nodig hebben, moet dit verbod in deze vergunning worden opgenomen of moet het in deze vergunning worden gereguleerd.

Buiten een inrichting mag volgens het ADR (hoofdstuk 8.4) een met vuurwerk beladen voertuig alleen op een beveiligd depot of fabrieksterrein worden geparkeerd. Als dit niet mogelijk is, mag op een afgelegen parkeerplaats worden geparkeerd als aan de volgende voorwaarden is voldaan (De voorwaarden zijn opeenvolgend. Pas als de mogelijkheid onder 1 niet beschikbaar is, mag de mogelijkheid onder 2 gebruikt worden. Is die niet beschikbaar dan pas mag de mogelijkheid onder 3):

  1. een door een bewaker gecontroleerde parkeerplaats waarbij de bewaker op de hoogte is van de lading en de verblijfplaats van de bestuurder
  2. een openbare of particuliere parkeerplaats waar de kans op schade van het voertuig door andere voertuigen is uitgesloten
  3. een geschikte open ruimte, afgescheiden van openbare weg en van woningen, waar in principe geen publiek voorbijkomt of bijeenkomt

Praktijkvoorbeeld C

Vrachtwagens met vuurwerk komen net voor en tijdens de verkoopdagen bij transportbedrijven of andere inrichtingen. Deze vrachtwagens worden niet gelost, maar voor een beperkte tijd, 24 tot 48 uur, geparkeerd. Hiermee wordt de opslagcapaciteit van de groothandel of detaillist vergroot.

Binnen een inrichting die onder het Activiteitenbesluit valt is dit verboden volgens artikel 4.7, tweede lid. Bij een vergunningplichtige inrichting is het afhankelijk of wel of niet een omgevingsvergunning voor het onderdeel inrichting is verleend voor het parkeren van voertuigen geladen met vuurwerk. Als dit niet het geval is, kan handhavend worden opgetreden. Het in werking zijn is in strijd met de omgevingsvergunning. Als hiervoor wel een omgevingsvergunning is verleend, dan is het uitgangspunt dat deze extra "opslag" bij het verlenen van de vergunning is beoordeeld en dus toegestaan. Als voertuigen buiten de inrichting parkeren gelden de eisen van het ADR die hierboven zijn genoemd.

Opgemerkt wordt dat het parkeren van een voertuig zoals bedoeld in dit voorbeeld, niet valt onder tijdelijke opslag zoals bedoeld in artikel 1.1.4 van het Vuurwerkbesluit. Artikel 1.1.4 regelt tijdelijke opslag in afwachting van aansluitend vervoer naar een andere vervoersmodaliteit dan waarlangs de artikelen zijn ontvangen.

Transport

Het vervoer van gevaarlijke stoffen is geregeld in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs), het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen (Bvgs) en in de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG), waarvan het ADR (Europese overeenkomst voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg) een bijlage is. In het ADR staan veiligheidsvoorschriften voor allen die betrokken zijn bij het vervoer. Er zijn voorschriften voor de afzender, de geadresseerde, de belader, de verpakker, de vervoerder en voor de losser.

Voor vervoer van meer dan 1.000 punten per vervoereenheid geldt de volledige regelgeving van de ADR (1.1.3.6 ADR). Als de hoeveelheid minder is, gelden niet alle eisen.

Berekening 1.000 punten

Voor klasse 1.4G geldt dat 1 kg netto explosief gewicht (neg) overeenkomt met 3 punten. Vervoer van minder dan 1.000 punten komt overeen met maximaal 333 kg neg van klasse 1.4G. Netto explosief gewicht is het gewicht van de explosieve stof, exclusief verpakkingen. Voor vervoer van alleen klasse 1.4S zijn de hoeveelheden voor transport onbeperkt en gelden dus niet alle eisen.

Laden en lossen

Het vervoer van meer dan 1.000 punten vuurwerk gebeurt onder toezicht van een deskundige (artikel 5 van bijlage 2 van het VLG). Deze deskundige moet in het bezit zijn van een geldig ADR-diploma met de aantekening geldig voor klasse 1 (dit is meestal de chauffeur). Roken en open vuur of vlam is altijd verboden bij het transporteren, laden en lossen van vuurwerk.

Bij vervoer van meer dan 1.000 punten is het laden en lossen van dit vuurwerk (7.5.11 CV1 en 8.5 S1 (4) ADR) aan voorwaarden gebonden. Verboden is:

  • Het zonder bijzondere toestemming van de bevoegde autoriteit laden of lossen van goederen op een voor het publiek toegankelijke plaats binnen een bebouwde kom.
  • Het laden en lossen van goederen op een voor het publiek toegankelijke plaats buiten een bebouwde kom zonder tevoren de bevoegde autoriteit te hebben ingelicht. Behalve als deze werkzaamheden om ernstige redenen van veiligheid gerechtvaardigd zijn.

In de toestemming kunnen voorwaarden gesteld worden zoals: tijdstip laden en/of lossen, datum en locaties.

Toelichting

Het vervoer van consumentenvuurwerk voor verkoop aan particulieren valt in de ADR classificatiecode 1.4G en 1.4S. De opslagen worden vaak bevoorraad in oktober/november en vervolgens naar behoefte tijdens de verkoopdagen van het vuurwerk. Bevoorrading van het verkooppunt is afhankelijk van de hoeveelheid die verkocht wordt. Vooraf is niet te bepalen op welke dagen er gelost gaat worden. Ook niet in welke hoeveelheden. In de toestemming kan worden opgenomen dat deze geldig is voor een bepaalde periode. Voorbeeld: vanaf 1e levering in oktober/november tot en met half januari vanwege het ophalen van het niet verkochte vuurwerk.

Herkenning voertuig

Bij vervoer van minder dan 1.000 punten per vervoereenheid geldt niet de volledige regelgeving van de ADR. Het voertuig hoeft bijvoorbeeld niet te zijn voorzien van etiketten en oranje borden. Het vervoerdocument geeft informatie over de goederen in de vrachtwagen, ook bij vervoer onder de 1.000 punten.

Bij meer dan 1.000 punten is een EX/II of EX/III voertuig verplicht. Dit is een goedgekeurd voertuig, bestemd voor het vervoer van ontplofbare stoffen.

Classificatie

Voorafgaand aan het vervoer van vuurwerk over spoor, binnenwateren of weg in Nederland, is het verplicht om de classificatie te laten autoriseren. Dit is bepaald in de Regeling aanvraag classificatiecode vuurwerk. Deze regeling is op 1 januari 2003 van kracht geworden. De Nederlandse instantie die bevoegd is autorisatie te verlenen is TNO. De regeling is niet van toepassing op vuurwerk dat al is geautoriseerd door de bevoegde instantie in een lidstaat die is aangesloten bij het RID, ADNR, of ADR. Als een bevoegde instantie autorisatie heeft verleend, moet de afzender in de vrachtbrief verklaren dat de classificatie geautoriseerd is.

Toezicht

De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) ziet toe op naleving van wet- en regelgeving voor het goederenvervoer over de weg. Omdat de ILT landelijk handhaaft, is handhaving op lokaal niveau in de praktijk niet haalbaar. Het ligt daarom meer voor de hand de handhaving lokaal te regelen door ambtenaren die hiertoe volgens artikel 141 Wetboek van Strafvordering (WbSv) bevoegd zijn. Voor ondersteuning en advies kunnen deze ambtenaren een beroep doen op de ILT. Artikel 142 WbSv creëert de mogelijkheid om functionarissen die niet volgens artikel 141 de opsporing van strafbare feiten is opgedragen, als boa te belasten met het opsporen van belastbare feiten.