Vuurwerkevenement vanaf een ponton op het water

Foto ponton

Voor het afsteken van vuurwerk vanaf een ponton op het water geldt verschillende wet- en regelgeving. Naast het Vuurwerkbesluit en de Regeling bedrijfsmatig tot ontbranding brengen van vuurwerk gaat het bijvoorbeeld ook om het Binnenvaartpolitiereglement. Dit nieuwsbericht geeft een overzicht van deze wet- en regelgeving en aandachtspunten bij het opstellen van een ontbrandingstoestemming.

Relatie Vuurwerkbesluit en vervoer regelgeving

De Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen (VBG) stelt voorschriften voor de veiligheid van transport van gevaarlijke stoffen over binnenwateren. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om voorschriften aan de verpakking, de segregatie (scheiding) en stuwage (belading) van de goederen en eisen aan het vaartuig en de bemanning. Bij het afsteken van vuurwerk vanaf een ponton en de verplaatsing ervan naar de ontbrandingslocatie gaat het niet om verpakt vuurwerk, maar om vuurwerk dat klaar staat voor ontbranding. Dat was in strijd met de VBG waar wordt gesproken over het transport van verpakte goederen en het was een onoverkomelijk probleem voor het opstellen van een ontbrandingstoestemming.

Sinds april 2004 is de verplaatsing over water van een ponton geladen met vuurwerk vrijgesteld van de voorschriften in bijlage 1 en 2 van de Regeling vervoer over binnenwateren van gevaarlijke stoffen (VBG). De wijziging VBG was nodig om samenloop of tegenstrijdige regels te voorkomen en om duidelijkheid te verschaffen.

Een voorbeeld een samenloop van voorschriften is artikel 2 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen die naast het vervoer, ook gaat over andere handelingen die nauw zijn verbonden met vervoer. Het Vuurwerkbesluit regelt ook dit soort  activiteiten zoals het opbouwen en installeren van vuurwerk voor een evenement.

Het Vuurwerkbesluit zorgt voor voldoende bescherming van deze activiteiten met vuurwerk. Daarom is het verantwoord de zorg voor veiligheid bij dit soort handelingen exclusief te laten vallen onder het Vuurwerkbesluit. Ondanks dat bijlage 1 en 2 van de VBG niet gelden , zijn een aantal voorschriften wel logisch en goed bruikbaar. Deze zijn overgenomen als (standaard)voorschrift voor de ontbrandingstoestemming.

Uitgangspunten

Vóór het opstellen van een ontbrandingstoestemming is het aan te raden een locatieonderzoek uit te voeren. Bij voorkeur samen met de toepasser, de havenautoriteiten, Rijkswaterstaat, waterpolitie of andere betrokkenen. Een van de uitgangspunten is de af te leggen afstand tussen de opbouw- en de afsteekplaats zo klein mogelijk te houden. Onderdeel van het uitgangspunt is het vermijden van het passeren van sluizen en bruggen. Als het nodig is ,kan extra begeleiding van het ponton voorgeschreven worden.

Regeling bedrijfsmatig tot ontbranding brengen van vuurwerk

Artikel 3.11 van de Regeling bedrijfsmatig tot ontbranding brengen van vuurwerk geeft een aantal voorwaarden voor de verplaatsing van het ponton. Het verplaatsen duurt niet langer dan nodig en de duw-/sleepboot en het ponton blijven steeds aan elkaar gekoppeld. Net als bij een reguliere opbouw op een landlocatie geldt een minimale afstand van 25 meter tot publiek en andere vaartuigen. Het verschil is dat de opbouwlocatie later letterlijk verplaatst naar de ontbrandingslocatie. Ook is het vuurwerk zodanig afgedekt dat het niet kan ontbranden door vonken. Minimaal 10 minuten voor de verplaatsing worden de haven- of vaarwaterautoriteiten geïnformeerd over het tijdstip van vertrek. Het spreekt voor zich dat er naast het vuurwerk geen andere gevaarlijke stoffen aanwezig zijn.

In de toelichting van de Regeling bedrijfsmatig tot ontbranding brengen van vuurwerk gaat vanwege een betere stabiliteit tijdens de opbouw op het ponton de voorkeur uit naar het afmeren aan een kade. Dit kan ook een steiger of andere stabiele constructie zijn.

Ponton

Het begrip ponton wordt in de Regeling bedrijfsmatig tot ontbranding brengen van vuurwerk omschreven als ‘dekschuit of drijvend platform met als doel het bieden van een ondersteuning voor het ontbranden van vuurwerk vanaf het water’. Het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) omschrijft dit begrip niet maar drijvend werktuig ‘schip voorzien van werktuigen, die zijn bestemd om op vaarwegen of in havens te worden gebruikt’ komt het meest de buurt.

Seinvoering

De visuele herkenbaarheid van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen op het water is van belang, zowel voor andere vaartuigen als de haven- of vaarwaterautoriteiten. Het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) schrijft in artikel 3.14 lid 3 voor dat schepen die bepaalde ontplofbare stoffen vervoeren overdag 3 blauwe kegels met de punt naar beneden voeren en ’s nachts 3 blauwe lichten. Een afgemeerd ponton met vuurwerk, maar zonder gekoppelde duw/sleepboot met vuurwerk draagt deze seinvoering zelf. Zodra het ponton gekoppeld is met de duw- of sleepbo(o)t(en) voert het vaartuig dat voor de voortbeweging zorgt deze tekens. De tekens blijven hangen of blijven branden zolang er vuurwerk aanwezig is, ongeacht de hoeveelheid.

Passage van sluis of brug

Soms kan een sluispassage niet worden voorkomen.  Artikel 6.28 lid 12 Binnenvaartpolitiereglement (BPR) stelt dat een vaartuig dat blauwe kegels of blauwe lichten voert zonder andere vaartuigen de sluis passeert (schutten). Dit geldt uiteraard niet voor de gekoppelde duw- en/of sleepboten. Het geldt wel voor de afzonderlijke boot die als begeleiding van het samenstel (ponton en duw-/sleepboot) voorgeschreven kan zijn.

De minimale afstand van 25 meter tot publiek geldt ook tijdens passage van een sluis of een brug. Als niet aan de afstand voldaan kan worden, kan gekozen worden voor alternatieve voorschriften. De brug of sluis kan dan bij nadering en passage van het ponton volledig afgesloten worden voor voertuigen en personen. Ook kan de brug tijdens passage preventief opengezet worden zodat deze gesloten is voor alle wegverkeer. Het volledig afdekken van het vuurwerk met brandwerend materiaal zoals branddekens of een combinatie van bovenstaande opties is ook een mogelijkheid.

Inzet andere vaartuigen dan een ponton

Met uitzondering van tankschepen kunnen in plaats van een ponton ook andere vaartuigen worden ingezet. Deze vaartuigen moeten, in tegenstelling tot het ponton, wel een Certificaat van Goedkeuring volgens artikel 8.1.8 van het Europese overeenkomst voor het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (ADN) hebben. Uitgangspunt voor de veiligheid is dat de transportmiddelen zo zijn uitgevoerd dat onbedoeld ontsteken van het vuurwerk wordt voorkomen. Hierbij kan worden gedacht aan een scheepsromp van scheepsstaal, uitgasleidingen voorzien van vonkenvangers, elektrische installatie voor aansluiting van sein-, navigatie en loopplankverlichting van goede kwaliteit (permanente wandcontactdozen in de onmiddellijke omgeving van de mast of loopplank) en trossen uitgevoerd in antistatisch materiaal.

Overige voorschriften in de ontbrandingstoestemming

In de ontbrandingstoestemming is naast de ontbrandingslocatie (noord-oost coördinaten) ook de locatie van opbouw en retour vermeld. Het samenstel (ponton en duw-/sleepboot) verblijft op de ontbrandingslocatie steeds op de vooraf vastgestelde noord-oost coördinaten. Bij de opstelling en inzet van watervuurwerk wordt rekening gehouden met de positie van de gekoppelde duw-/sleepboten. Als er ook andere begeleidende vaartuigen aanwezig zijn, zoals waterpolitie of Rijkswaterstaat, zijn deze ook vooraf over het watervuurwerk geïnformeerd, zodat zij er rekening mee houden bij het kiezen van hun positie. Ongeacht dat zij zich al buiten de veiligheidszone bevinden.

Andere wet- en regelgeving

Naast het Vuurwerkbesluit, de Regeling bedrijfsmatig tot ontbranding brengen van vuurwerk en de voorwaarden in de ontbrandingstoestemming kan er nog andere wet- en regelgeving gelden.

Het belangrijkste voorbeeld hiervan is het Binnenvaartpolitiereglement (BPR)waarin o.a. de seinvoering is geregeld en de Wet beheer rijkswaterstaatswerken. De toepasser vraagt op basis van deze wet een vergunning aan voor bepaalde gedragingen op rijkswater. Ook aan deze vergunning zijn voorschriften verbonden.

Ook kan er lokaal regelgeving gelden waarvoor een vergunning nodig is. Een voorbeeld hiervan is het Scheepvaartreglement Westerschelde. Het is belangrijk bij aanvraag van het evenement de toepasser hiervan op de hoogte te stellen.

Rijkswaterstaat kan een ‘Berichtgeving aan de scheepvaart’ laten uitgaan. Hiermee wordt in een vroeg stadium de datum, het tijdstip en de route van het samenstel met het vuurwerk bekend gemaakt aan het scheepvaartverkeer. Deze bekendmaking kan als verkeersaanwijzing gelden.

Soms is het volgens de waterbeheerder nodig het vaarwater tijdelijk te stremmen. Bijvoorbeeld om de kans op botsingen tussen het scheepvaartverkeer en het samenstel te voorkomen of om de minimale veiligheidsafstand tijdens het ontbranden te garanderen. Deze onderbreking voor het vaarverkeer duurt niet langer dan strikt noodzakelijk.

Als het vuurwerk wordt afgestoken op getijdewater of druk bevaren (internationaal) vaarwater kan Rijkswaterstaat het noodzakelijk vinden dat het samenstel bestaat uit twee duw- of sleepboten en het ponton. Ook kan een loods aan boord van het samenstel nodig zijn.

Tot slot

Gezond verstand en goed overleg blijven het beste uitgangspunt. Op volledig afgesloten water (zoals een waterbekken of een meer) kan voor een ander drijvend platform worden gekozen dan een ponton van scheepsstaal en voor een ander type vaartuig voor de voortbeweging ervan. Zolang de vaartuigen maar zo zijn uitgevoerd dat het onbedoeld ontsteken van het vuurwerk zoals door statische elektriciteit, wordt voorkomen.

Regionale Uitvoeringsdienst Dienst Zeeland
Bianca Rozemeijer-Westdijk