Wegenverkeerswet 1994 en geluid
De Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994) vormt de basis voor alle verkeersregels. Uitgangspunt daarbij is de vlotheid en doorstroming van het verkeer en het voorkomen van gevaar en hinder op de weg.
Het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (Rvv) bevat de uitwerking van de meeste verkeersregels uit de Wvw 1994. Het Besluit administratieve bepalingen over het wegverkeer (Babw) geeft nadere instructies over de plaatsing en het verwijderen van een verkeersteken. Daarnaast regelt het Babw voor welke verkeerstekens een officieel verkeersbesluit is vereist.
Het aspect geluid kan als mogelijke hinderfactor onderdeel uitmaken van de afwegingen in een verkeersbesluit. Voorbeelden hiervan zijn snelheidsverlagingen of het instellen van een 30-km weg.
Reikwijdte verkeersbesluiten
Artikel 2 van de Wvw 1994 geeft de reikwijdte van verkeersbesluiten aan. Op basis van het eerste lid kan het verkeersbesluit gericht zijn op:
- het verzekeren van de veiligheid op de weg;
- het beschermen van weggebruikers en passagiers;
- het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
- het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Op basis van het tweede lid kan het verkeersbesluit eveneens gericht zijn op:
- het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu;
- het voorkomen of beperken van de aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
In de motivering van het verkeersbesluit staat in ieder geval staat wat met het besluit wordt beoogd. Daarbij wordt aangegeven op welke belangen het verkeersbesluit betrekking heeft. Als het besluit op meerdere belangen betrekking heeft wordt aangegeven hoe de verschillende belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
Rol geluid
Het aspect geluid zal als hinderfactor dus in een verkeersbesluit een rol kunnen spelen. Daarbij heeft de gemeente een grote beoordelingsvrijheid (zie ABRvS, 21 juli 2004, nr. 200400066/1) :
2.6.1. De overweging van de rechtbank dat de bevoegdheid tot het al dan niet nemen van verkeersmaatregelen ruime beoordelingsmarges kent, waarbinnen het daartoe bevoegde orgaan de belangen die bij het nemen van een verkeersbesluit zijn betrokken tegen elkaar afweegt en dat de rechter deze belangenafweging met terughoudendheid dient te toetsen, is juist. De Afdeling voegt hieraan toe dat de rechter slechts dient te toetsen of het besluit voldoet aan de wettelijke voorschriften en - zo dit het geval is – of niet sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van belangen, dat moet worden geoordeeld dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid het besluit heeft kunnen nemen.
2.6.2. De Afdeling voegt hier verder aan toe dat de ruime bestuurlijke beoordelingsmarge niet wegneemt dat een deugdelijke belangenafweging moet plaatsvinden, waarbij de juiste en voor de toepassing van de WVW relevante belangen in ogenschouw worden genomen.