Droogtemaatregelen en verdringingsreeks

De Nederlandse watersystemen dienen veel maatschappelijke en ecologische doelen. Onder gewone omstandigheden blijkt uit peilbesluiten, vergunningen en bijvoorbeeld waterakkoorden in welke mate aan de verschillende waterbehoeften kan worden voldaan. Bij (dreigende) tekorten kan daaraan niet meer worden voldaan. De verdringingsreeks normeert dan het optreden van waterbeheerders.

Waterregelgeving


Op grond van artikel 2.9 Waterwet is een regeling geboden voor de verdeling van water in tijden van watertekort. Het Waterbesluit geeft in artikel 2.1 de rangorde van maatschappelijke en ecologische behoeften, die bij watertekorten of dreigende watertekorten bepalend is voor de verdeling van het beschikbare oppervlaktewater (de zgn. ‘verdringingsreeks').

De verdringingsreeks ziet op alle oppervlaktewateren in Nederland en kan bij provinciale verordening (art. 2.9, lid 2 Wtw) van toepassing worden verklaard voor grondwater. Van deze laatste mogelijkheid is vooralsnog geen gebruik gemaakt.

Het is ter beoordeling van de waterbeheerder (Rijkswaterstaat en de waterschappen) of er feitelijk sprake is van een tekort in het eigen beheergebied. De uitkomst van de beoordeling is een feitelijke constatering die op zichzelf nog geen rechtsgevolg heeft. Eventuele rechtsgevolgen ontstaan pas als gevolg van optreden van de beheerder. In de praktijk laat de minister zich in situaties van (dreigende) watertekorten adviseren door een ambtelijke commissie van experts, de Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW).

Watertekorten doen zich niet alleen op landelijke schaal voor, maar kunnen ook regionaal voorkomen zonder dat er al een tekort is aan rijkswater. Het is aan de beheerder van het regionale systeem te constateren of er een tekort is in zijn regio.

Relatie ‘verdringingsreeks' en ‘buitengewone omstandigheden'


Het is van belang te onderscheiden tussen de verdringingsreeks enerzijds en de bevoegdheden in geval van gevaar voor waterstaatswerken - buitengewone omstandigheden - anderzijds. Het onderscheid is niet altijd even helder aan te geven. Een watertekort zal niet steeds meteen een calamiteit zijn, maar het kan daar wel op uitdraaien. Als er sprake is van een gevaarsituatie, dan kan de beheerder gebruik maken van de bevoegdheid zoals neergelegd in art. 5.30 Waterwet, en indien nodig ook in afwijking van de verdringingsreeks. Gedeputeerde Staten kunnen, als dit nodig zou zijn omdat het waterschap niet of onvoldoende optreedt, het bestuur van een waterschap een aanwijzing geven. Dit blijkt uit art. 5.31 Waterwet.

Maatregelen

Op basis van de verdringingsreeks kan de waterbeheerder optreden. Concreet kan worden gedacht aan het instellen van een beregeningsverbod, een vaarverbod, een verbod water te gebruiken voor koelwaterdoeleinden e.d., het vasthouden van water en het wel of niet inlaten van verzilt water. Het instellen van een beregeningsverbod uit oppervlaktewater gebeurt op basis van de keur (verordening) van een waterschap.


Zie ook in het Handboek Water