Grondwaterpeilmonitoring

Grondwaterpeilmonitoring is voor gemeenten van belang om te kunnen constateren of er sprake is van structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand. Een Gemeentelijk rioleringsplan (GRP) geeft een overzicht van de voorgenomen maatregelen om nadelige gevolgen van de grondwaterstand te voorkomen of te beperken en de financiële gevolgen hiervan. In de Waterwet is de grondwaterzorgplicht opgenomen, de gemeente is hiervoor bevoegd gezag.

Wanneer sprake is van structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand, heeft de gemeente een inspanningsverplichting om maatregelen te nemen in het openbaar gemeentelijk gebied. Een nadelig gevolg kan bijvoorbeeld zijn: schade aan paalfundering of vochtige woonruimten en natte tuinen.
Deze maatregelen moeten wel doelmatig zijn. Dat wil zeggen dat de inspanning voor het uitvoeren van de maatregel en de te maken kosten ook daadwerkelijk bijdragen om de nadelige gevolgen weg te nemen of te minimaliseren.

Grondwaterzorgplicht

Monitoren van de grondwaterstand (feitelijk de ontwateringsdiepte) kan helpen om een goede invulling te bieden aan de gemeentelijke grondwaterzorgplicht. Ontwateringsdiepte is een term uit het waterbeheer. Hiermee wordt het verschil tussen het maaiveld en het grondwaterpeil aangeduid.

In artikel 3.6 van de Waterwet is de grondwaterzorgplicht opgenomen. Deze luidt als volgt: "De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders dragen zorg voor het in het openbaar gemeentelijke gebied treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet tot de zorg van het waterschap of de provincie behoort."

Meer informatie over de zorgplicht is te vinden in het handboek onder het thema wetgeving: zorgplicht grondwater

Overige regelgeving

Op grond van artikel 4.22 Wet milieubeheer moet de gemeente een rioleringsplan (GRP) vaststellen.

Het GRP moet een overzicht geven van de voorgenomen maatregelen om nadelige gevolgen van de grondwaterstand te voorkomen of te beperken. Hiervoor is het soms noodzakelijk om het grondwaterpeil te monitoren maar de gemeente maakt deze afweging.
In het GRP moet worden opgenomen welk afwegingskader de gemeente gebruikt bij de uitvoering van de diverse zorgplichten, waaronder dus ook de grondwaterzorgplicht.
Gemeenten hebben hierbij een zekere beleidsvrijheid, maar motiveren van het beleid (waarom iets wel of juist niet doen?) is, in lijn met het motiveringsbeginsel, als één van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, cruciaal.

Definitie motiveringsbeginsel: een (afwijzend) besluit moet gedragen worden door een deugdelijke motivering, zo mogelijk onder vermelding van het wettelijk voorschrift op grond waarvan het besluit is genomen.

Uit het GRP moet ook kunnen worden opgemaakt wanneer kan worden gesproken van structurele grondwaterstandproblemen, zodat particulieren kunnen weten in welke omstandigheden zij maatregelen van de gemeente mogen verwachten. Hier niet aan voldoen levert strijd op met een wettelijke plicht, te weten de zorgplicht zelf

De zorgplicht beperkt zich tot waterhuishoudkundige maatregelen in het openbaar gemeentelijke gebied. Feitelijk begint deze daar waar de eigen privaatrechtelijke verantwoordelijkheid ophoudt

Bevoegd gezag

De gemeente is bevoegd gezag voor de grondwaterzorgplicht van artikel 3.6 Waterwet. De gemeente is ook bevoegd gezag voor het vaststellen van het gemeentelijk rioleringsplan.

Voorbeelden uit de praktijk

  • Dat de zorgplichten (behalve de grondwaterzorgplicht kent de Waterwet in artikel 3.5 ook de hemelwaterzorgplicht) serieus genomen moeten worden, laat een uitspraak zien van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Middelburg (Rechtbank Middelburg, 10 juni 2009, 67489 / KG ZA 09-77). De rechter veroordeelde de gemeente Kapelle wegens handelen in strijd met de gemeentelijke zorgplicht voor afvloeiend hemelwater.
  • In dezelfde lijn oordeelde de Nationale Ombudsman in een zaak die speelde in de gemeente Emmen (Nationale Ombudsman, rapport over een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Emmen, 4 oktober 2010, rapportnummer: 2010/289). De gedraging van het college van burgemeester en wethouders van Emmen wordt door de Ombudsman bestempeld als "niet behoorlijk" ofwel: er is gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De Ombudsman beveelt de gemeente Emmen aan om met de bewoners in contact te treden en in overleg met hen de maatregelen te treffen die nodig zijn om hun woning en erven van overlast als gevolg van hemel- of grondwater te vrijwaren.

Beide uitspraken laten zien dat de zorgplichten een expliciete boodschap aan gemeenten inhouden het hemel- en grondwaterstandaspect mee te nemen bij de besluitvorming rondom (voorgenomen) ingrepen in de openbare ruimte. Voor de goede orde: het gaat hier om de verantwoordelijkheid zorgvuldig te handelen en niet over eventuele aansprakelijkheid. Zorgvuldig handelen heeft als doel (verdere) schade zoveel mogelijk te voorkomen en daar waar aansprakelijkheidsstelling beoogt geleden schade vergoed te krijgen.