Lozingsvoorschriften demonteren van wrakken
De regels in paragraaf 3.3.3 zijn van toepassing op het demonteren van wrakken van auto's maar ook scooters, motoren, de tweewielige motorvoertuigen. De paragraaf is ook van toepassing op enkele met het demonteren samenhangende activiteiten. De voorschriften gelden voor:
- inrichtingen die enkel wrakken demonteren (type B)
- voor demontageinrichtingen die vergunningplichtig zijn (type C), door bijvoorbeeld andere voertuigen te demonteren.
Door het treffen van preventieve maatregelen wordt het risico op lozing van vloeistoffen die worden afgetapt uit wrakken zoveel mogelijk voorkomen. Er valt niet uit te sluiten dat er vanuit de ruimte waar de wrakken worden gedemonteerd oliehoudend afvalwater wordt geloosd via kolken en opvanggoten op het gemeentelijk vuilwaterriool. Bijvoorbeeld door reinigingswerkzaamheden in de ruimte waar de wrakken worden gedemonteerd.
Vindplaats
De voorschriften voor het lozen van afvalwater dat vrijkomt bij het demonteren van wrakken zijn te vinden in artikel 3.26c van het Activiteitenbesluit (AB).
Voor deze activiteit heeft men alleen de lozing op het vuilwaterriool geregeld. Voor lozingen in de bodem of in een hemelwaterriool moeten initiatiefnemers een maatwerkvoorschrift op basis van Artikel 2.2 Activiteitenbesluit aanvragen.
Voor een lozing in oppervlaktewater is een Waterwetvergunning nodig. De waterkwaliteitsbeheerder is in dat geval bevoegd gezag. Afhankelijk van de keur kan dit met een reguliere vergunning (korte procedure volgens de Algemene wet bestuursrecht).
De activiteit is geregeld in hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit. Daarom gelden de voorschriften voor type B- en type C-bedrijven. Een inrichting type B en een inrichting type C moeten de activiteit melden.
De voorschriften hebben grote overeenkomst met de voorschriften uit artikel 4.75. Dit artikel heeft onder andere betrekking op onderhoudswerkzaamheden aan motoren en motorvoertuigen waar met olie verontreinigd afvalwater kan ontstaan.
De activiteit staat in hoofdstuk 4 van het Activiteitenbesluit. Daarom gelden de voorschriften alleen voor type A/B-bedrijven. Ze gelden niet voor type C bedrijven. Een inrichting type B moet deze activiteit vier weken voor de start melden. Een type C moet hiervoor een vergunning aanvragen of een wijziging aanvragen.
Er kan afvalwater vrijkomen bij deze activiteit. Als type-C bedrijven dit willen lozen, moet het bevoegde gezag deze lozing regelen in de omgevingsvergunning. Dit geldt voor lozen op de riolering en op de bodem. Bij een lozing in het oppervlaktewater is een watervergunning nodig.
- Bijbehorende delen uit de nota van toelichting bij dit artikel vindt u hier: nota van toelichting bij lozen van afvalwater bij demonteren autowrakken. (pdf, 12 kB)
- Per 1 maart 2014 zijn dezelfde voorschriften van toepassing geworden op het demonteren van tweewielige motorvoertuigen. nota van toelichting bij aanpassing (pdf, 20 kB)
BBT
Uitgangspunt is altijd BBT (beste beschikbare techniek): de standaardlozingseis voor oliehoudend afvalwater 20 mg/liter minerale olie in enig steekmonster. Deze hoeveelheid komt overeen met één druppel olie in een emmer water. Dit kan bereikt worden door heel schoon te werken (good housekeeping) en/of door het plaatsen van een olie-afscheider.
Aanverwante wetgeving
De inhoud van de olie-afscheider is gevaarlijk afval (EURAL 13.05). Hierop is titel 10.6 Wet milieubeheer (Wm) van toepassing. Dit betekent dat het afval moet worden afgegeven aan een erkende inzamelaar (art. 10.37 Wm) en dat de gegevens hierover moeten worden bewaard (art. 10.38 Wm).
Verboden en voorwaarden
Het van de bodembeschermende voorziening afstromend afvalwater kan olie en benzine bevatten als gevolg van morsingen en lekkages. Bij lozing in het vuilwaterriool is een olie-afscheider met slibvangput verplicht. Het afvalwater mag na het passeren van de afscheider niet meer dan 200 mg/l olie in enig steekmonster bevatten. Het afvalwater moet op een doelmatige wijze kunnen worden bemonsterd.
Het is verboden:
- zonder maatwerkvoorschrift op of in de bodem of in een hemelwaterriool te lozen;
- zonder Waterwetverguning in het oppervlaktewater te lozen;
- het van de bodembeschermende voorziening afstromend afvalwater met een gehalte van meer dan 20 mg/l olie of meer dan 300 mg/l onopgeloste bestanddelen in het vuilwaterriool te lozen.
In afwijking van 3. mag het oliegehalte 200 mg/l (in enig steekmonster) bedragen als een olieafscheider met slibvangput volgens NEN-EN 858-1 en -2 wordt toegepast.
De lozingsvoorwaarden voor vuilwaterriool gelden voor het gemeentelijk riool, maar ook voor een particulier stelsel. Daarbij maakt het niet uit of het particuliere stelsel aansluit op het gemeentelijk riool of direct aansluit op een afvalwaterzuiveringsinstallatie (awzi). De lozingsvoorwaarden zijn namelijk bedoeld voor de bescherming van het milieu, de waterzuivering én het rioolstelsel.
Overgangsrecht voor onbepaalde tijd
Het overgangsrecht AB bepaalt dat olie-afscheiders die zijn geplaatst vóór 1-1-2008 en voldoen aan NEN 7089 beschouwd kunnen worden als olie-afscheiders die voldoen aan NEN-EN 858. Dit geldt ook voor olie-afscheiders die zijn geplaatst vóór 1- 3-1997 en voldoende zijn gedimensioneerd.
Controleaspecten
Olie-afscheider en slibvangput aanwezig?
- Nee, dan moet alsnog een olie-afscheider met slibvangput volgens NEN-EN 858-1 en -2 geplaatst worden.
- Ja, dan bevat afvalwater minder dan 200 mg/l olie. De slibvangput/olie-afscheider voldoet aan en wordt gebruikt volgens NEN-EN 858-1 en -2 of
- Ja, overgangsrecht is van toepassing als de afscheider is geplaatst vóór 1 januari 2008.
Specifieke controle aspecten bij eenmalige controle (bij oprichting of verandering van de inrichting of plaatsing van een nieuwe afscheider) en controle op normaal gebruik vind u bij technische voorzieningen/Olie-afscheider en slibvangput. Daar vind u ook informatie over capaciteitsberekeningen en achtergrond informatie over olie-afscheiders en slibvangputten.