Vergisten van afvalwater
Het vergisten van stoffen leidt niet altijd tot vergunningplicht voor een omgevingsvergunning. Vergunningplicht kan wel komen door de opslag van het opgewekte gas of doordat afvalstoffen worden bewerkt.
Opslag van biogas
In de vergistingsinstallatie komt biogas vrij. Door het vergisten is er sprake van een inrichting voor het vervaardigen van gassen (categorie 2, BOR bijlage 1). Er is een vergunning nodig voor opslag van meer dan 20.000 liter gas. Het vergistingsgas wordt opgevangen, soms gecomprimeerd en verder onder druk gebracht. Voor het werken onder druk moet rekening gehouden worden met het Warenwetbesluit drukapparatuur vanuit de Europese richtlijn 97/23/EG betreffende drukapparatuur.
De omgevingsvergunning regelt daarom niets over het werken onder druk maar wel over de invloed van een installatie op de omgeving.
Het vergistingsgas wordt in een gasmotor verbrand en daarmee wordt elektriciteit teruggewonnen. Het verstoken van vergistingsgas leidt niet tot vergunningplicht (categorie 1, BOR bijlage 1.). De emissiegrenzen voor het verstoken zijn opgenomen in het activiteitenbesluit.
Vergisten afvalwater
Veel bewerkingsstappen voor afvaI leiden tot vergunningplicht (categorie 28 BOR bijlage 1). Ook het vergisten van afvalwater is een bewerkingsstap die leidt tot vergunningplicht. Er is geen uitzondering gemaakt voor het vergisten van afvalwater.
Externe veiligheid
Het vergisten van afvalwater in een biorotor levert biogas op. Dit wordt opgeslagen in een drukvat. Er zijn diverse onderzoeken verricht naar vergisting en opwekking biogas door RIVM. Voor de opslag van biogas tot 4.000 kubieke meter is een veiligheidsafstand van 50 meter voldoende. Uitgangspunt is dat biogas niet meer van 1% H2S bevat.
Arbowetgeving
De verplichting voor bedrijven over gas- en stofontploffingsgevaar zijn vanaf 1 juli 2003 verankerd in de Arbowet en het Arbobesluit. Het gaat bij inrichtingen dan in het bijzonder om:
- het veiligheidsdocument
- risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E) voor de onderdelen gas- en stofontploffing
- de gevarenzone-indeling
Op genoemde onderdelen is de Arbeidsinspectie de toezichthoudende instantie. Om deze reden worden voor gas- en stofontploffingsgevaar geen voorschriften in een omgevingsvergunning vastgelegd.
In de omgevingsvergunning moet wel beoordeeld worden of er voldoende afstand gehouden tussen:
- onderdelen die mogelijk gas- en stofontploffingsgevaar veroorzaken,
- onderdelen en de grens van de inrichting.
Het Centrum Externe Veiligheid (CEV) van het RIVM heeft voor de opslag van biogas in 2008 het document 'Effect- en risicoafstanden bij de opslag van biogas' ontwikkeld.
Dit document zijn de resultaten opgenomen van de berekening van de effecten risicoafstanden die horen bij de opslag van biogas onder atmosferische overdruk (maximaal 30 millibar). Ook wordt in het document de opslag van biogasopslag behandeld vanaf 500 m3.
Er zal een berekening gemaakt moeten worden met diverse gas-samenstellingen om de PR 10-6 contour vast te stellen.