Lozen afvalwater substraatteelt open lucht

De activiteit omvat het lozen van afvalwater bij substraatteelt in de open lucht. Bijvoorbeeld bij de teelt van gewassen in potten en containers die zijn geplaatst op stellingen, in een gotensysteem of op de bodem. Door artikel  1 in combinatie met artikel 1.4a en 1.4b van het Activiteitenbesluit vallen deze activiteiten ook onder de regels van het activiteitenbesluit.

Op deze pagina

Wat u moet weten over deze lozingsvoorschriften:

Hoe het afvalwater bij deze activiteit ontstaat

Om een plant te laten groeien kan men substraat gebruiken in plaats van grond. Substraat past in goten, potten, containers en andere vormen van substraathouders.

Bij deze activiteit kan drainwater vrijkomen. Drainwater is voedingswater dat niet is opgenomen door het gewas. Dit loopt uit het substraat:

  • bij een doorlatende ondergrond (zand of doek) loopt het hemel- of drainwater in de grond
  • bij een niet-doorlatende ondergrond (aaneengesloten verharding zoals beton betonplaten, asfalt of folie) stroomt het af en kan het worden opgevangen
  • bij substraatteelt op stellingen of in een gotensysteem in de openlucht staat het gotensysteem loopt het in de goot en kan het worden opgevangen

Vindplaats

De voorschriften voor het lozen van afvalwater afkomstig van het telen en kweken van gewassen in de open lucht staan in paragraaf 3.5.3, artikel 3.86 t/m 3.88 van het Activiteitenbesluit.

Verboden en voorwaarden

De eisen voor het lozen van afvalwater afkomstig van substraatteelt zijn afhankelijk of de teelt op een doorlatende of niet doorlatende ondergrond plaatsvindt.

Bepalend of sprake is van een doorlatende of niet-doorlatende ondergrond is:

  • of hemelwater en drainwater in de grond loopt. Een doorlatende ondergrond is bijvoorbeeld zand of doorlatend doek.
  • of dat het afstroomt en kan worden opgevangen. Een niet-doorlatende ondergrond is een aaneengesloten verharding zoals beton.

In de oorspronkelijke tekst van het Activiteitenbesluit is een nota van toelichting (pdf, 258 kB) opgenomen.

Substraatmateriaal

Planten groeien in een groeimedium. Om een plant te laten groeien kan men ook substraat in plaats van grond gebruiken. Substraat als groeimedium past in goten, potten en containers en andere vormen van substraathouders. In de regelgeving wordt verschil gemaakt tussen plantaardig substraatmateriaal en niet-plantaardig substraatmateriaal voor de manier van opslag.

Plantaardig  substraat
Voorbeelden van een substraat van een plantaardige oorsprong zijn: cocosvezel, veen en potgrond. Potgrond is een verzamelnaam. Potgrond is een mengsel dat voor een groot deel bestaat uit veen. Afhankelijk van het gebruik wordt veen gemengd met producten zoals boomschors, kokos, compost, zand, meststoffen en kalk. Dit substraatmateriaal is een agrarische bedrijfsstof. De manier van behandelen staat in  § 3.4.5 opslag agrarische bedrijfsstoffen

Niet plantaardig substraat
Er bestaat ook substraat van niet oorspronkelijk plantaardig materiaal. Denk daarbij aan steenwol en glaswol. Als men niet oorspronkelijk plantaardig materiaal gebruikt als substraat, is het geen agrarische bedrijfsstof. De definitie van agrarische bedrijfsstoffen heeft men in Staatsblad 2014, nummer 20 gewijzigd. Dit type substraat moet men behandelen volgens § 3.4.3 op- en overslaan van goederen.

Teelt op niet-doorlatende ondergrond

Teeltoppervlak minder dan 500 m2

Bij het bemesten alleen meststoffen gebruiken die over langere periode werkzame stoffen afgeven.  Het lozen van afvalwater in oppervlaktewater, op of in de bodem of in het vuilwaterriool is dan toegestaan.  Er hoeft geen opvangvoorziening voor hemelwater en drainwater aanwezig te zijn.

Teeltoppervlak meer dan 500 m2

Het lozen van afvalwater bij de teelt op een niet-doorlatende ondergrond in oppervlaktewater, op of in de bodem of in het vuilwaterriool is uiteindelijk toegestaan als eerst:

  • hemelwater en drainwater worden opgevangen in een opvangvoorziening;
  • een First-flush van 50 m3 per hectare teeltoppervlak aanwezig is;
  • het water in de opvangvoorziening wordt gebruikt als eerste gietwater
  • het water in de opvangvoorziening wordt opgebruikt, voordat ander gietwater wordt gebruikt.

De hier genoemde opvangvoorziening voor hemelwater en drainwater moet een inhoud hebben van ten minst 1.200 m3 per ha teeltoppervlak. Er kan volstaan worden met een kleinere opvang  van een inhoud van 500 m3 per ha teeltoppervlak als er gietwater wordt gebruikt met een natriumgehalte vergelijkbaar met hemelwater.

First Flush

De eerste 50 m3 hemelwater per hectare teeltoppervlak moet altijd opgevangen kunnen worden in de opvangvoorziening. Dit is om te voorkomen dat bij een regenbui grote hoeveelheden meststoffen of gewasbeschermingsmiddelen van de niet-doorlatende ondergrond afspoelen naar het oppervlaktewater. Dit is met name van belang vlak na bemesting of bespuiting.

Teelt op doorlatende ondergrond

Het lozen van afvalwater in oppervlaktewater, op of in de bodem of in het vuilwaterriool is toegestaan bij het telen van gewassen op een doorlatende ondergrond. De voorwaarde is dat men bij de bemesting alleen gebruik maakt van meststoffen die over langere periode de werkzame bestanddelen afgeven. Deze eis geldt niet als:

  • gebruik wordt gemaakt van bemesting via een druppelsysteem en
  • de water- en meststoffengift zijn afgestemd op het gewas en de teeltomstandigheden.

Als drainagewater op oppervlaktewater wordt geloosd dan kan het bevoegd gezag met een maatwerkvoorschrift eisen dat het drainagewater wordt opgevangen en hergebruikt.

Teelt aardbeienplanten op trayvelden

De teelt van aardbeienplanten op trayvelden moet in plaatsvinden op een niet-doorlatende ondergrond. De opvangvoorziening (first-flush) moet dan de eerste 30 m3 hemelwater per hectare teeltoppervlak opgevangen.

Alleen als de teelt op een niet-doorlatende ondergrond redelijkerwijs niet mogelijk is, mag deze teelt plaatsvinden op een doorlatende ondergrond. In die gevallen mag het bevoegd gezag met een maatwerkvoorschrift het gebruik van andere meststoffen voorschrijven.

Hergebruik drainwater bij teelt in potten en containers op stellingen/gotensysteem

Bij teelt van gewassen in potten en containers die zijn geplaatst op stellingen of in een gotensysteem moet het drainwater worden opgevangen en hergebruikt. Hiervoor gelden geen eisen voor een opvangvoorziening. Het bevoegd gezag kan met een maatwerkvoorschrift bepalen dat hergebruik niet nodig is.

Gerelateerde wetgeving

Handelingen met gewasbeschermingsmiddelen en biociden vallen ook onder de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb). Daarin is geregeld dat het toezicht ook door de waterschappen kan worden uitgevoerd.

Controleaspecten

  1. Vindt substraatteelt plaats op een doorlatende of niet-doorlatende ondergrond?
  2. Is bij een niet-doorlatende ondergrond het teeltoppervlak meer of minder dan 500 m2?
  3. Is het teeltoppervlak meer dan 500 m2 en is een voldoende grote opvangvoorziening voor drainwater en hemelwater, inclusief first-flush voorziening aanwezig?
  4. Wordt bij teelt op een niet-doorlatende ondergrond maximaal 500 m2 teeltoppervlak of bij teelt op een doorlatende ondergrond gebruik gemaakt van langzaam werkende meststoffen? Of van bemesting via een druppelsysteem waarbij de water- en meststoffengift zijn afgestemd op het gewas en de teeltomstandigheden.