Meldinggegevens nodig voor bepaalde activiteiten

Deze pagina geeft een toelichting op de gegevens en bijlagen die voor bepaalde activiteiten nodig zijn voor het doen van een melding in het kader van het Activiteitenbesluit. De AIM geeft aan welke gegevens nodig zijn.

U vindt de gegevens op deze pagina aan de hand van een branche of een milieuthema.

Sommige gegevens altijd nodig

Naast de onderstaande gegevens, zijn er gegevens die altijd nodig zijn bij het doen van een melding. Als een bedrijf gegevens over de locatie van één van de onderstaande activiteiten moet aanleveren, dan kan de melder dit aangeven op de verplichte bijlage met gegevens over de indeling en uitvoering van het bedrijf.

Relatie met omgevingsvergunning milieu en OBM

Als een bedrijf een omgevingsvergunning milieu nodig heeft, kunnen zij de melding Activiteitenbesluit combineren met de vergunningaanvraag. Dit kan omdat de melding vormvrij is. De vergunningaanvraag wordt dan gezien als een melding. Zie verder relatie Activiteitenbesluit met omgevingsvergunning milieu.

Voor een aantal activiteiten uit het Activiteitenbesluit hebben bedrijven een omgevingsvergunning zonder voorschriften nodig. Dit is een toets die de gemeente vooraf doet, de omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM). Voor veel van de activiteiten waarvoor een OBM nodig is, zijn er aanvullende meldingseisen zoals hieronder vermeld. De Ministeriële regeling omgevingsrecht verwijst voor de bij een aanvraag OBM aan te leveren gegevens simpelweg naar de meldingsartikelen van het Activiteitenbesluit.

Overzicht per branche, activiteit en milieuthema

Overzicht benodigde gegevens en bijlagen voor bepaalde branches en activiteiten bij een melding Activiteitenbesluit

Branche of activiteit

Benodigde gegevens en bijlagen

Agrarisch
Betonindustrie
Bodemsanering of proefbronnering
Defensie - opslag munitie
Gesloten bodemenergiesysteem (vorm van warmte-koudeopslag met een bodemwarmtewisselaar)
Laboratorium of praktijkruimte
Middelgrote stookinstallatie
Ontwatering
Op- en overslaan van afvalstoffen
Polyesterharsverwerking (Rubber- en kunststofindustrie)
Rioolwaterzuiveringsinstallaties
Voedingsmiddelenindustrie
Werkzaamheden aan vaste objecten in nabijheid van een oppervlaktewaterlichaam
Diverse activiteiten binnen bepaalde grenzen

Toelichting aan te leveren gegevens

Gegevens over het uitvoeren van een bodemsanering of proefbronnering

  • de locatie van de lozing van het grondwater dat vrijkomt bij bodemsanering of proefbronnering
  • de datum van aanvang van de lozing

Gegevens over het lozen van grondwater bij ontwatering

  • de samenstelling van het te lozen grondwater (dit is alleen nodig wanneer de samenstelling afwijkt van de in het gebied van de inrichting voorkomende grondwaterkwaliteit)
  • de datum van aanvang van de lozing

Gegevens over lozing huishoudelijk afvalwater anders dan op het vuilwaterriool

  • de locatie van de lozing
  • het aantal inwonersequivalenten dat wordt geloosd
  • de wijze van behandeling van het huishoudelijk afvalwater

Gegevens over de lozingen door de RWZI op het oppervlaktewater

Over een zuiveringtechnisch werk moet het bedrijf de volgende gegevens melden:

  • de ontwerpcapaciteit, uitgedrukt in inwonerequivalenten, en de toename van de ontwerpcapaciteit tussen 1 september 1992 en het tijdstip van de melding
  • het gemiddelde lozingsdebiet in kubieke meter per dag
  • de maximale hydraulische aanvoer in kubieke meter per uur
  • de te verwachten concentraties biochemisch zuurstofverbruik, chemisch zuurstofverbruik, onopgeloste stoffen, totaal fosfor en totaal stikstof in het te lozen afvalwater in milligram per liter
  • de resultaten van een immissietoets van de concentraties totaal fosfor en totaal stikstof
  • de te verwerken afvalstoffen die per as van buiten de inrichting worden aangevoerd, de daarbij toe te passen best beschikbare verwerkingstechnieken en het acceptatie- en verwerkingsbeleid

Gegevens over laboratorium of praktijkruimte

Bij een melding Activiteitenbesluit moet het bedrijf bij het gericht werken met biologische agentia in een laboratorium of praktijkruimte de volgende extra gegevens verstrekken:

  • de ligging van de ruimten gemeld waar gewerkt wordt met een biologisch agens groep 2 (met een beschrijving of plattegrond)
  • als ook met andere groepen biologisch agens wordt gewerkt, zoals genoemd in bijlage 3 van de Ministeriële Regeling, moet u aangeven welke soort het betreft; u kunt dit invullen in het formulier of gebruik maken van een aparte bijlage (dit betreft bijvoorbeeld klassieke varkenspest of mond- en klauwzeer)

Voor de groepsindeling geldt de indeling in risico-groepen van de Europese richtlijn 2000/54/EG over de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan biologische agentia op het werk.

Gegevens over middelgrote stookinstallaties

Over een stookinstallatie met een nominaal thermisch ingangsvermogen vanaf 1 MW tot 50 MW moet het bedrijf verstrekken (samengevat):

  • het nominaal thermisch ingangsvermogen (MWth)
  • het type stookinstallatie
  • het type gebruikte brandstoffen, en het aandeel van elke soort
  • de sector waar de stookinstallatie in werking is (4-cijferige NACE-code)
  • het verwachte aantal jaarlijkse bedrijfsuren

Gegevens over afvalstoffen van buiten de inrichting

Bij het opslaan, overslaan of verwerken van afvalstoffen die van buiten de inrichting afkomstig zijn, moet het bedrijf de volgende gegevens melden:

  • De afvalstoffen en de activiteiten met afvalstoffen, bedoeld in bijlage 1, onderdeel C, onderdeel 28.10 van het Besluit omgevingsrecht
  • Per handeling en per afvalstof de maximale opslagcapaciteit en de verwerkingscapaciteit per jaar
  • Worden de afvalstoffen door iemand anders dan de inrichtinghouder ingezameld of afgegeven? Dan moet ook een beschrijving van de procedures van acceptatie en controle van afvalstoffen bij de melding worden gevoegd

Bedrijven kunnen dit formulier gebruiken voor het melden van de gegevens over afvalstoffen.

Aantallen dieren bij het houden van landbouwhuisdieren

Als in de AIM de activiteit het houden van landbouwhuisdieren is aangevinkt, volgen er vragen over diersoorten en aantallen dieren per diersoort binnen het bedrijf.
Afhankelijk van het aantal dieren per diersoort, zijn de mogelijke uitkomsten:

  • Inrichting type B met kleinschalig dieren houden van dieren;
  • Inrichting type B waar sprake is van intensieve veehouderij;
  • Inrichting type C waar een IPPC-installatie aanwezig is, die betrekking heeft op het aantal dierplaatsen;
  • Inrichting type C waar geen IPPC-installatie aanwezig is;
  • Omgevingsvergunning Beperkte Milieutoets voor de aspecten fijnstof of m.e.r. vanwege de dieren.

Gegevens over huisvestingssystemen landbouwhuisdieren

Benodigde gegevens over het huisvestingssysteem (stalsysteem):

  • Aantallen dieren per diercategorie (met Rav-code) per huisvestingssysteem
  • Beschrijving van het ventilatiesysteem per dierenverblijf

De Rav-code is de categorie uit de bijlage van de Regeling ammoniak en veehouderij.

Gegevens over lozingen bij agrarische activiteiten (binnen en buiten inrichting)

Voor percelen waar de ondernemer gewasbeschermingsmiddelen of meststoffen gebruikt:

  • Kadastrale gegevens van het perceel (sectie en nummer);
  • Gemeente waarin het perceel ligt.

Als er sprake is van waterbehandeling bij agrarische activiteiten, moet de agrariër bij de melding aangeven welke waterbehandeling hij toepast:

  • Zuiveren van water door omgekeerde osmose;
  • Zuiveren van water door ionenwisselaars;
  • Zuiveren van water door het ontijzeren van grondwater.

Gegevens over omvangrijke lozingen bij voedingsmiddelenproductie

Als bij voedingsmiddelenindustrie sprake is van het lozen op het vuilwaterriool met een jaargemiddelde vervuilingswaarde van 5.000 inwonerequivalenten of meer aan zuurstofbindende stoffen, moeten bij de melding gegevens worden gevoegd over de spreiding van de lozing. De volgende gegevens worden gevraagd:

  • gemiddelde omvang van de lozing in m3/dag
  • maximale omvang van de lozing in m3/dag

Dit soort omvangrijke lozingen komt vooral voor bij industriële productie van voedingsmiddelen. Lozingen van dergelijke omvang hebben directe gevolgen voor de procesvoering van het zuiveringtechnisch werk (RWZI) waar het vuilwaterriool op uitkomt.

In beginsel kan het zuiveringtechnisch werk dit afvalwater goed verwerken, maar gezien de omvang van de lozing kan er aanleiding zijn deze lozing nader te reguleren, eventueel bij maatwerkvoorschrift.

Gegevens over gesloten bodemenergiesysteem

Voor een gesloten bodemenergiesysteem moet de melder de volgende gegevens bijvoegen:


Bij de gegevens over de aard en omvang activiteiten en processen de kenmerken van het systeem:

  • individueel of collectief systeem
  • type (gesloten) bodemenergiesysteem: verticaal, horizontaal, korf of anders
  • type gebouw dat het gesloten bodemenergiesysteem gaat gebruiken: woning, flatgebouw, utiliteitsgebouw (kantoor, winkel, onderwijsgebouw, ziekenhuis of verpleeghuis), industriegebouw of ander bedrijfsgebouw
  • totale lengte van de bodemlussen per gesloten bodemenergiesysteem (in meter),
    deze lengte bepaalt men door de einddiepte van de bodemlussen te vermenigvuldigen met het aantal bodemlussen per systeem, een (drie)dubbele bodemlus telt daarbij als 1 bodemlus
  • samenstelling circulatievloeistof in de bodemlussen
    (meestal is dit water met toegevoegde stoffen om bevriezing, corrosie en algengroei te voorkomen, naast het water moeten dan ook de toegevoegde stoffen vermeld worden).

Overige benodigde gegevens:

  • naam en adres van degene die boringen of andere werkzaamheden aan de installatie uitvoert
  • situatieschets, met een schaal van ten minste 1:1.000 en voorzien van een noordpijl, waarop de ligging van het systeem ten opzichte van de omgeving is aangegeven
  • einddiepte van het systeem (m)
  • x-y-coördinaten van het middelpunt van het systeem
  • onderbouwing dat er geen negatieve interferentie met andere systemen optreedt
  • energierendement, uitgedrukt als Seasoanal Performance Factor (SPF)
  • bodemzijdig vermogen (kW)
  • warmtevraag en koudevraag van bouwwerk waarin bodemenergiesysteem volgens ontwerp voorziet (beide in MWh per jaar)

Toelichting aan te leveren bijlagen

Akoestisch rapport

In de volgende gevallen is een akoestisch onderzoek bij een melding voor het oprichten of veranderen van een inrichting verplicht of kan het bevoegd gezag er om vragen:

In de volgende gevallen art. 1.11, lid 1 t/m 3 is de inrichtinghouder in ieder geval verplicht om bij de melding een akoestisch onderzoek in te dienen:

  • Als tussen 19.00 uur en 7.00 uur meer dan vier transportbewegingen plaatsvinden met motorvoertuigen die zwaarder zijn dan 3.500 kilo (incl. laadvermogen) en binnen 50 meter van de bedrijfsgrens geluidsgevoelige objecten aanwezig zijn. Dit geldt niet voor openbare tankstations en horecabedrijven.
  • Als, mede op basis van de aard van het bedrijf, aannemelijk is dat in enig vertrek van het bedrijf het equivalente geluidsniveau veroorzaakt door muziek meer bedraagt dan: 70 dB(A), als dit vertrek in- of aanpandig is gelegen met geluidsgevoelige gebouwen of 80 dB(A), als dit vertrek niet in- of aanpandig is gelegen met geluidsgevoelige gebouwen. Of in de buitenlucht of op een open terrein van de inrichting muziek ten gehore zal worden gebracht.
  • Als de melding betrekking heeft op één of meer windturbines.
  • Als in de buitenlucht overslag in bulk of mechanische bewerking van metalen in de buitenlucht plaatsvindt .
  • Als de melding betrekking heeft op zuiveringstechnische werken als bedoeld in categorie 27.3 van onderdeel C, bijlage 1, bij het Besluit omgevingsrecht
  • Als airbags of gordelspanners worden geneutraliseerd door deze te ontsteken.
  • Als de melding betrekking heeft op een inrichting voor het vervaardigen van betonmortel of betonwaren voor zover bedoeld in categorie 11.1, onderdeel b van onderdeel C, bijlage 1, bij het Besluit omgevingsrecht.
  • Als de melding betrekking heeft op een binnenschietbaan waarvan de afstand tot het dichtstbijzijnde gevoelige object kleiner is dan 50 meter.

Zie verder de pagina Melding en Akoestisch rapport.

Rapport met resultaten bodemonderzoek

Wanneer sprake is van oprichting van een inrichting waar een bodembedreigende activiteit wordt uitgevoerd, is een bodemonderzoek nodig. Wanneer sprake is van verandering van de inrichting kan het bevoegd gezag besluiten dat een bodemonderzoek nodig is.

Als een bodemonderzoek nodig is, moet het bedrijf binnen drie maanden ná het oprichten van de inrichting een rapport met de resultaten van het onderzoek aan het bevoegd gezag toesturen. Bedrijven wordt geadviseerd om over de onderzoeksopzet altijd vooraf contact op te nemen met het bevoegd gezag.

Wanneer een bedrijf al een rapportage van een bodemonderzoek in zijn bezit heeft, kan degene die de melding doet, dit als bijlage bij de melding meezenden. Is de rapportage nog niet beschikbaar, dan kan hij deze later aan het bevoegd gezag toesturen.

Beschrijving aanpak geurhinder

Bij verwerken van polyesterhars komt styreen vrij. Styreen heeft een zeer lage geurdrempel. Het is een stof die al bij zeer lage concentraties te ruiken is. De kans op geurhinder is dan ook reëel. Daarom moeten polyesterharsverwerkende bedrijven bij de melding een beschrijving voegen hoe invulling wordt gegeven aan de eisen en maatregelen ter voorkoming of beperking van geurhinder.

De volgende inhoud wordt overgenomen uit fragment: geur melding - voedingsmiddelenindustrie (de fragmentlink zelf wordt niet getoond)

De volgende inhoud wordt overgenomen uit fragment: geur melding - rwzi (de fragmentlink zelf wordt niet getoond)

Beschrijving van de procedures van acceptatie en controle van ontvangen afvalstoffen

Bedrijven die afvalstoffen van anderen ontvangen of inzamelen, moeten bij de melding een actuele beschrijving toevoegen van de procedures van acceptatie en controle van de ontvangen afvalstoffen. Deze procedures zijn nodig voor een doelmatig beheer van afvalstoffen.

Deze beschrijving omvat per afvalstoffengroep in ieder geval de volgende elementen:

  • type ontdoener waarvan de afvalstoffen worden aangenomen, voor zover dit gevolgen heeft voor de acceptatie en controle
  • de eisen die de drijver dan inrichting stelt aan de manier waarop de afvalstoffen worden aangeboden
  • de manier waarop de afvalstoffen worden gecontroleerd bij ontvangst
  • de manier waarop de afvalstoffen, die op een milieuhygiënisch relevante manier afwijken van wat gangbaar is voor de categorie, worden behandeld.

Gegevens emissies dierenverblijven

Als de agrariër dierenverblijven heeft waar landbouwhuisdieren met een geuremissiefactor staan, dan zijn de volgende gegevens nodig:

  • De inputgegevens van het verspreidingsmodel V-stacks vergunning;
  • Een plattegrondtekening van de huisvestingssystemen, met daarop de emissiepunten en de ventilatoren met hun diameter;
  • Een doorsnedetekening van de huisvestingssystemen, met daarop de goothoogte, de nokhoogte, de emissiepunten en de ventilatoren.

Inputgegevens luchtkwaliteitsmodel ISL3a

Agrarische bedrijven met dierenverblijven kunnen - afhankelijk van het aantal landbouwhuisdieren- ‘in betekenende mate' bijdragen aan de concentratie fijnstof in de lucht, of een overschrijding van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) veroorzaken.
De AIM bepaalt op basis van het gemelde aantal dieren, of de veehouder de inputgegevens van het luchtkwaliteitsmodel ISL3a als bijlage bij de melding moet voegen.

Luchtkwaliteitsonderzoek betonindustrie

Betonmortelbedrijven en betonproductenbedrijven kunnen ‘in betekenende mate' bijdragen aan de achtergrondconcentraties voor stikstofdioxide en zwevende deeltjes.

Daarom moeten deze bedrijven bij de melding een rapport voegen, met daarin een onderbouwing van de gevolgen voor de luchtkwaliteit.

Werkplan sloop-, renovatie- of nieuwbouwwerkzaamheden aan vaste objecten

Stel: in de nabijheid van een oppervlaktewaterlichaam worden sloop- of renovatiewerkzaamheden uitgevoerd aan vaste objecten of nieuwbouw van vaste objecten. Dan moet verontreiniging van het oppervlaktewaterlichaam worden voorkomen of zoveel mogelijk worden beperkt. De werkwijze en de zorgvuldige bedrijfsvoering moeten daarop worden afgestemd.

De maatregelen hiervoor moeten in een werkplan staan. Het werkplan moet bij de melding worden gevoegd.

Munitie-QRA bij opslaan of bewerken van ontplofbare stoffen of voorwerpen bij defensie-inrichtingen

Is een bedrijf in gebruik bij de Nederlandse of een bondgenootschappelijke krijgsmacht? Dan moet het bij de melding een 'munitie-QRA' aanleveren in een van de volgende situaties. De QRA (Quantitative Risk Assessment) is een beoordeling van de veiligheidssituatie en het risico van de activiteiten in de veiligheidszones van een militaire munitieopslagplaats.

De QRA is nodig bij:

  • oprichten van een voorziening waarin gevaarlijke stoffen van ADR klasse 1.1 of 1.2 of meer dan 50 kilogram NEG van klasse 1.3 worden opgeslagen
  • uitbreiden van de hoeveelheid opgeslagen gevaarlijke stoffen van de ADR klasse 1.1 of 1.2 per opslagvoorziening
  • uitbreiden van de hoeveelheid opgeslagen gevaarlijke stoffen van de ADR klasse 1.3 per opslagvoorziening, als na uitbreiding meer dan 50 kilogram NEG van deze klasse aanwezig is
  • veranderen van de bouwkundige staat van een voorziening waarin gevaarlijke stoffen van de ADR klasse 1.1 of 1.2 of meer dan 50 kilogram NEG van klasse 1.3 wordt opgeslagen

De QRA moet voldoen aan artikel 2.6.7, vijfde lid, van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In artikel 2.2 van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is dit verder uitgewerkt.

Extra AIM bijlagen

De melder kan ook extra bijlagen toevoegen, bijvoorbeeld een bijlage:

  • met een uitgebreide omschrijving van de aard en omvang van de activiteiten of processen binnen het bedrijf
  • met gegevens over bepaalde installaties
  • waarop de bedrijfsriolering met lozingspunten is aangegeven

Hoe aanleveren?

Degene die de melding doet kan de informatie digitaal, via de AIM, of op papier aanleveren.

Het digitale meldingsformulier in de AIM geeft de mogelijkheid om bestanden te uploaden. Daarbij mag een bestand niet groter zijn dan 20 MB. Het bestand mag ook geen andere extensie hebben dan doc, docx, dwf, gif, jpeg, jpg, odt, pdf, ppt, xls, xlsx, ods of tiff.

Aanvullingen kunnen ook buiten de AIM gedaan worden. Bijvoorbeeld per e-mail. De melder en de gemeente kunnen dan over de manier van aanleveren contact met elkaar opnemen.


Gericht werken (laboratoria)

Onder "gericht werken met" wordt verstaan: het vervaardigen, bewerken, verwerken of in voorraad houden. Hieronder vallen ook werkzaamheden als kweken, bewaren, vernietigen of het doen van proeven met biologisch agens.

Meer dan vier transportbewegingen tussen 19.00 en 7.00 uur

Transportbewegingen:

  • De massa van het ledig voertuig vermeerderd met het laadvermogen is meer is dan 3.500 kilogram
  • Het aantal wordt bepaald door het gemiddelde gemeten over de periode van een jaar
  • De eis voor een akoestisch onderzoek geldt alleen als binnen een afstand van 50 meter van de grens van de inrichting gevoelige objecten aanwezig zijn. Voor inrichtingen die uitsluitend of in hoofdzaak bestemd zijn voor de openbare verkoop aan derden van vloeibare brandstof, mengsmering en aardgas voor het wegverkeer en inrichtingen waar uitsluitend of in hoofdzaak horeca-activiteiten plaatsvinden geldt de eis niet.

Nota van toelichting

In de Nota van toelichting van het  "Besluit van 19 oktober 2007, houdende algemene regels voor inrichtingen (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer)" (Stb. 2007, 415) staat hierover:"Transportbewegingen kunnen geluidhinder veroorzaken. Geluidhinder is met name te verwachten als er transportbewegingen buiten de dagperiode plaatsvinden en er in de nabijheid van de inrichting woningen van derden of andere gevoelige gebouwen of gevoelige terreinen liggen. Op grond van dit lid wordt een rapport van een akoestisch onderzoek bij de melding gevoegd indien er elke dag gemiddeld vier transportbewegingen tussen 19.00 uur en 7.00 uur plaatsvinden. Het gemiddelde wordt over een periode van een jaar gemeten. Dit betekent dat de bepaling met name ziet op transportbedrijven en andere inrichtingen waar veel transportbewegingen met vrachtwagens plaatsvinden, zoals bergingsbedrijven en groothandelsondernemingen. Op deze manier wordt zoveel mogelijk recht gedaan aan de oude situatie, waarbij alleen inrichtingen die onder de werking van het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer vielen een akoestisch rapport moesten indienen in verband met transportbewegingen. Het is dus niet de bedoeling dat een detailhandelsbedrijf waar eenmaal per dag een leverancier komt een akoestisch rapport moet indienen. Om problemen te voorkomen dienen inrichtingen waar op jaarbasis gemiddeld meer dan vier transportbewegingen per dag in de periode 19.00 tot 7.00 uur plaatsvinden en waarbij binnen een afstand van 50 meter gevoelige objecten zijn gelegen, een akoestisch rapport over te leggen. Met name vrachtwagenbewegingen kunnen geluidsoverlast opleveren. De verplichting een akoestisch onderzoek te overleggen bij de melding geldt daarom alleen als tussen 19.00 en 7.00 uur transportbewegingen met vrachtwagens plaatsvinden. Tankstations zijn uitgesloten van deze bepaling en ook vervoersbewegingen van bezoekers die per vrachtwagen een horecabedrijf bezoeken worden niet meegewogen. Als vanwege een specifieke situatie problemen verwacht worden, kan het bevoegd gezag op grond van het achtste lid besluiten een akoestisch rapport te vragen. Hetzelfde geldt als bijvoorbeeld problemen worden verwacht vanwege verkeersbewegingen met personenauto's."

Ten gehore brengen van ­muziek

In de Nota van toelichting van het  "Besluit van 19 oktober 2007, houdende algemene regels voor inrichtingen (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer)" (Stb. 2007,  415) staat hierover:

"Bij inrichtingen waar muziek ten gehore wordt gebracht is de kans op hinder reëel en dient vooraf extra aandacht te worden besteed aan de geluidsaspecten. Het gaat daarbij om inrichtingen waarbij het ten gehore brengen van muziek structureel deel uitmaakt van de bedrijfsvoering en uit de aard van het bedrijf onmisbaar is. Vanzelfsprekend speelt het bronniveau daarbij een belangrijke rol. Het heeft immers weinig zin een akoestisch onderzoek te verlangen als de akoestische gevolgen nihil zijn, bijvoorbeeld bij het uitsluitend ten gehore brengen van achtergrondmuziek of een incidentele muzikale noot. De akoestische relevantie staat dus centraal. Voor de vraag of aannemelijk is dat het equivalente geluidsniveau binnen de inrichting meer dan 70 respectievelijk 80 dB(A) zal bedragen, wordt uiteraard in eerste instantie afgegaan op hetgeen de inrichtinghouder in de melding aangeeft. Daarnaast speelt de aard van de inrichting een rol. Bij een discotheek of een karaoke-café is het bijvoorbeeld aannemelijk dat het equivalente geluidsniveau in de inrichting meer dan 70, of zelfs 90 dB(A) bedraagt. Voor wat betreft locaties waar in de buitenlucht muziek wordt geproduceerd wordt bijvoorbeeld gedacht aan muziek op terrassen en dergelijke. Ten einde problemen te voorkomen, moeten dergelijke inrichtingen bij de melding een akoestisch rapport overleggen. Het bevoegd gezag heeft de mogelijkheid om in voorkomende gevallen van deze verplichting af te zien."

Eén of meer windturbines

In de Nota van toelichting bij het "Besluit van 14 oktober 2010 tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht (wijziging milieuregels windturbines)" ( Stb. 2010, 749) staat hierover:

"Artikel 1.11, derde lid, regelt dat voor alle windturbines bij de melding, bedoeld in artikel 1.10, een rapport van een akoestisch onderzoek moet worden gevoegd. Het gebruik van de norm voor Lden en Lnight maakt dit noodzakelijk. Enerzijds is het voldoen aan deze norm niet gemakkelijk «intuïtief» te voorspellen en anderzijds vergt een moderne windturbine vaak een forse investering, die het doen van een onderzoek vooraf in alle gevallen rechtvaardigt. Het betreft hier een berekening op basis van gegevens van de fabrikant. In de Activiteitenregeling zijn aparte voorschriften inzake meten en rekenen opgenomen voor windturbines. Ten einde het bevoegd gezag te faciliteren in de beoordeling van de situatie wordt aanbevolen de geluidsbelasting van bestaande of geplande windturbines (voor zover die na de inwerkingtreding van dit besluit tot stand zijn gekomen) bij het onderzoek te betrekken."

Overslag in bulk of mechanische bewerking van metalen in de buitenlucht

In de Nota van toelichting van het "Besluit van 14 oktober 2010 tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht (wijziging milieuregels windturbines)" ( Stb. 2010, 781) staat hierover:

"Het overslaan van losse metalen of van schroot veroorzaakt veel geluid. Dit is bijvoorbeeld het geval als de metalen met hijskranen worden overgeslagen of worden gestort in containers, wat vooral met schroot gebruikelijk is. Ook leidt de mechanische bewerking van metalen in de open lucht, zoals knippen en zagen, tot een hoge geluidsbelasting. Om die reden wordt voor deze activiteiten standaard een akoestisch onderzoek gevraagd als ze in de buitenlucht plaatsvinden. Daarbij geldt de regel dat het bevoegd gezag kan besluiten dat het overleggen van een rapport van een dergelijk onderzoek niet vereist is, bijvoorbeeld als er geen gevoelige objecten in de directe omgeving liggen; als er binnen 200 meter van de inrichting geen gevoelige objecten liggen is aannemelijk dat aan de geluidnormen kan worden voldaan. Overigens is op grond van artikel 4.32 de bewerking van metaal waarbij stof of andere emissies vrijkomen slechts bij uitzondering in de buitenlucht toegestaan.

Onder "overslag van metalen in bulk" wordt niet verstaan het overslaan van autowrakken, schadevoertuigen, motorblokken of andere stukgoederen. Autowrakken worden dus beschouwd als stukgoed. "

Zuiveringstechnische werken

Inrichting als bedoeld in categorie 27.3 van onderdeel C, bijlage 1, bij het Besluit omgevingsrecht.

Neutraliseren van airbags of gordelspanners door deze te ontsteken

In de Nota van toelichting van het "Besluit van 14 oktober 2010 tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht (wijziging milieuregels windturbines)" (Sb. 2010, 781) staat hierover:

"Autodemontagebedrijven die binnen de inrichting airbags of gordelspanners van autowrakken willen ontsteken, moeten een akoestisch rapport aanleveren. Er zijn verschillende neutralisatietechnieken, die zijn beschreven in de NEN-norm 7557. Bij ontsteken worden airbags en gordelspanners geneutraliseerd doordat men de pyrotechnische lading gecontroleerd in werking laat treden met als doel de airbags en gordelspanners te laten afgaan. Deze activiteit veroorzaakt geluidemissies."

Betonmortel of betonwaren

In de Nota van toelichting van het "Besluit van 31 oktober 2012 tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en besluit omgevinsrecht en enkele andere besluiten" staat hierover: "Op grond van derde lid van artikel 1.11 dienen inrichtingen voor het vervaardigen van betonmortel of betonwaren/-producten bij de melding een akoestisch rapport te voegen. Voor inwerkingtreding van dit besluit bestond op grond van artikel 4.5 van de Regeling omgevingsrecht voor het oprichten, veranderen of in werking hebben van deze inrichtingen reeds de verplichting om een akoestisch rapport bij de aanvraag om een omgevingsvergunning te voegen.

Betonmortelcentrales met een capaciteit van 100.000 kg per uur of meer en betonproductenbedrijven voor het vervaardigen van betonwaren/-producten met een capaciteit van 100.000 kg per dag of meer zijn aangewezen als grote lawaaimakers. Op grond van het achtste lid) gelden aanvullende eisen voor het akoestisch rapport voor deze inrichtingen. Een akoestisch rapport dat bij de melding wordt gevoegd voor een inrichting die is aangewezen in onderdeel D van bijlage 1 bij het BOR (waaronder betonbedrijven; zie onderdeel D, onder 1, onder g, van bijlage 1 bij het BOR) dient het materiaal te leveren waarop het bevoegd gezag zijn oordeel kan baseren of het oprichten of veranderen van de inrichting binnen de geluidszone past en of de inrichting in een representatieve bedrijfssituatie aan de geluidsgrenswaarden voor het langetijdgemiddelde beoordelingsniveau kan voldoen."

Binnenschietbaan

Een binnenschietbaan is een schietbaan of een combinatie van schietbanen in een gebouw of een deel van een gebouw, zonder open zijden en met een gesloten afdekking (artikel 1.1).

In de Nota van toelichting van het "Besluit van 31 oktober 2012 tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en besluit omgevingsrecht en enkele andere besluiten" staat hierover: "...een binnenschietbaan die zich binnen een afstand van 50 meter bevindt van een geluidgevoelig object eveneens bij de melding een akoestisch rapport te voegen. Deze reden hiervoor is dat er in deze situaties een grotere kans is dat grenswaarden worden overschreden. Een onderzoek vooraf waarin aangetoond wordt dat voldaan kan worden aan grenswaarden, ligt dan voor hand. Voor de overige situaties wordt een dergelijke last onnodig geacht. ... In het tiende lid, dat een grondslag geeft om bij ministeriële regeling eisen te stellen aan het akoestisch onderzoek, zijn na windturbines ook binnenschietbanen toegevoegd. ... is een specifiek meetvoorschrift opgesteld voor het meten van schietgeluid van binnenschietbanen. Dit meetvoorschrift is als bijlage opgenomen bij de regeling behorende bij dit wijzigingsbesluit. Bij de melding van een binnenschietbaan dient een akoestisch rapport te worden ingediend dat is opgesteld conform dit meetvoorschrift."

Het hievoor bedoelde meetvoorschift staat in bijlage 7 van de Activiteitenregeling. De Handleiding meten en rekenen industrielawaai is niet van toepassing op het meten van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau (LAmax) als gevolg van een binnenschietbaan. Het akoestisch onderzoek voor de binnenschietbaan bevat de in artikel 3.113 Activiteitenregeling opgesomde gegevens. Dit komt grotendeels overeen met de vereisten uit de Handleiding meten en rekenen industrielawaai.