Doelstellingen Natura 2000

Voor elk Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd voor alle beschermde soorten en habitats die daar in niet-verwaarloosbare hoeveelheden aanwezig zijn. Per soort of habitat is aangegeven of behoud van de huidige aantallen/arealen voldoende is, danwel of een uitbreiding of een verbetering nodig is. Voor elk Natura 2000-gebied moet een beheerplan worden opgesteld. In die beheerplannen worden de instandhoudingsdoelstellingen uitgewerkt in ruimte en tijd.

Wat is Natura 2000?

Natura 2000-gebieden zijn beschermde natuurgebieden die worden aangewezen ter uitvoering van twee Europese richtlijnen: de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn. Natura 2000-gebieden kunnen deels of geheel bestaan uit oppervlaktewateren. Zo zijn delen van de Noordzee, de Waddenzee, het IJsselmeer en de grote rivieren als Natura 2000-gebied aangewezen. Feitelijk is een groot deel van de rijkswateren onderdeel van een Natura 2000-gebied. Maar ook regionale wateren, zoals het Lauwersmeer of de Nieuwkoopse plassen, zijn als Natura 2000-gebied aangewezen.

Aanwijzing van gebieden

De eerste stap in de bescherming van Natura 2000-gebieden is de aanwijzing van het gebied door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Van de aanwijzing wordt eerst een ontwerp gepubliceerd. Op dit ontwerp kan iedereen reageren.

Daarna stelt de minister de aanwijzing definitief vast. Binnen 3 jaar na de aanwijzing moet het bevoegde gezag een beheerplan voor het betreffende gebied vaststellen. De Natura 2000-gebieden zijn te vinden in de gebiedendatabase.

Beheerplannen

Voor elk Natura 2000-gebied moet een beheerplan worden opgesteld. De provincies zijn verantwoordelijk voor het opstellen van de beheerplannen van de Natura 2000-gebieden op land en in regionale wateren. Een groot deel van de beheerplannen voor de Natura 2000-gebieden in de rijkswateren worden opgesteld door Rijkswaterstaat.
Rijkswaterstaat groepeert deze plannen in vier clusters:

  • Waddenzee/Noordzeekustzone
  • IJsselmeergebied
  • Zeeuwse Deltawateren en
  • Grensmaas.

De beheerplannen vertalen de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied in ruimte en tijd. Er is geen vaste termijn voor het bereiken van die instandhoudingsdoelstellingen. De beheerplannen bevatten ook een beschrijving van de effecten van de huidige activiteiten in het gebied op de beschermde natuur. Op basis hiervan kunnen activiteiten die in principe vergunningplichtig zijn, via het beheerplan worden vrijgesteld van de vergunningplicht. Eventueel onder voorwaarden.

De beheerplannen voor Natura 2000-gebieden zijn andere plannen dan de beheerplannen die waterbeheerders opstellen op grond van de Waterwet. Rijkswaterstaat zorgt voor inhoudelijke afstemming tussen:

Instandhoudingsdoelstellingen

De doelen die in Natura 2000-gebieden moeten worden bereikt, worden instandhoudingsdoelstellingen genoemd. Het uiteindelijke doel van Natura2000 is het bereiken van de landelijk gunstige staat van instandhouding voor alle door de richtlijnen beschermde soorten en habitats. Hiervoor is vereist dat het goed genoeg gaat met de soort of habitat om het voorbestaan ervan in Nederland op de lange termijn te garanderen.

Allereerst moet worden voorkomen dat beschermde soorten en habitats nog verder achteruit gaan. Gegeven het feit dat het niet zo goed gaat met veel natuur in Nederland is dit vaak al een behoorlijk grote opgave.
Daarnaast is er voor veel soorten en habitats nog een verbetering nodig om te zorgen dat ze in de toekomst niet uitsterven in Nederland. Deze verbeteringen worden bijvoorbeeld gerealiseerd in de vorm van meer leefgebied, een betere voedselbeschikbaarheid of betere verbindingen tussen gebieden zodat populaties niet geïsoleerd raken.

Voor elk Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd voor alle beschermde soorten en habitats die daar in niet-verwaarloosbare hoeveelheden aanwezig zijn. Per soort of habitat is aangegeven of behoud van de huidige aantallen/arealen voldoende is, danwel of een uitbreiding of een verbetering nodig is.

  • Bij uitbreiding kan het bijvoorbeeld letterlijk gaan om het vergroten van het aantal m2 van een habitat, maar ook om het creëren van meer draagkracht voor de soort.
  • Bij verbetering gaat het vooral om het verhogen van de kwaliteit van het gebied. Bijvoorbeeld door het beperken van verstoring door mensen waardoor soorten zich beter kunnen voortplanten.

Relatie Natura 2000 en Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water verwijst naar de doelstellingen voor beschermde gebieden die op grond van andere richtlijnen, waaronder de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn, zijn vastgesteld. Deze doelstellingen moeten in principe in 2015 zijn behaald, tenzij uit die andere richtlijnen een andere datum volgt.

De instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden kunnen gevolgen hebben voor de eisen die moeten worden gesteld aan de chemische en ecologische waterkwaliteit of de waterkwantiteit.

Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat voor het behalen van een instandhoudingsdoelstelling van een vogelsoort een verbetering van de waterkwaliteit ter plaatse nodig is. In dat geval dient dit als zodanig te worden opgenomen in het aanwijzingsbesluit voor het gebied en het relevante Natura 2000 beheerplan. Het verbeteren van de waterkwaliteit is dan tevens een verplichte instandhoudingsmaatregel op grond van Natura 2000.

Als de waterkwaliteit die voor Natura 2000 nodig is beter is (lagere stofnormen, bijvoorbeeld), dan die voor de Kaderrichtlijn Water, dan moet de waterbeheerder in zijn waterplannen rekening houden met deze strengere eis.

In 2010 is de Strategie Water en Natura 2000 (pdf, 105 kB) vastgesteld. Deze strategie is bedoeld ter ondersteuning bij het opstellen van beheerplannen voor Natura 2000-gebieden.