Adviesrecht van de RWZI-Beheerder (waterschap)

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning moet het bevoegd gezag veel belangen afwegen. De gevolgen van de activiteit voor het water is daar één van. Daarom vraagt het bevoegd gezag de waterbeheerder om advies bij indirecte lozingen. De waterbeheer heeft het recht om advies te leveren. Wat het bevoegd gezag met dit advies kan en moet doen, hangt af van de impact op het belang.

Inhoud

Coördinatie GS

Volgens § 14.1 Wet milieubeheer (Wm) hebben gedeputeerde staten van de provincie een taak om de coördinatie tussen beschikkingen van verschillende wetten te bevorderen. Dit kan bijvoorbeeld als een inrichting naast een omgevingsvergunning ook een Watervergunning nodig heeft.

De coördinatieregeling staat in § 14.1 Wm "Coördinatie bij aanvragen om een beschikking". De regeling is uitsluitend van toepassing op een beschikking volgens  afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuurrecht (Awb). Dit is de zogenaamde uitgebreide procedure volgens de Awb.

De regeling is daarom alleen van toepassing op vergunningverlening. De regeling is niet van toepassing op de procedure voor het verstrekken van maatwerkvoorschriften. Bijvoorbeeld in het kader van het Activiteitenbesluit

Wanneer advies vragen aan de waterbeheerder

In Hoofdstuk 2 van de Wabo staan instructies voor het Wabo bevoegd gezag hoe een aanvraag moet worden behandeld. Het Wabo bevoegd gezag moet de waterbeheerder op basis van artikel 2.26 lid 1 van de Wabo advies vragen bij:

Waarover mag advies gaan

De beheerder van de RWZI mag advies uitbrengen, maar is daartoe niet verplicht. Het adviesrecht van deze beheerder gaat over twee onderwerpen (artikel 2.26 lid 2):

  • De doelmatige werking van de RWZI waarop het riool uitkomt,
  • De kwaliteitsdoelstellingen van het oppervlaktewater waarop de RWZI het afvalwater op loost.

Het advies van de beheerder kan zijn om voorschriften toe te voegen aan de vergunning over deze onderwerpen. Het advies kan ook inhouden dat de vergunning moet worden geweigerd of gedeeltelijk moet worden geweigerd.

Wanneer de RWZI loost op oppervlaktewater wat bij een andere beheerder hoort, mag men deze betrekken bij het advies over de waterkwaliteit.

Wat kan bevoegd gezag doen met het advies

Het bevoegd gezag moet het advies over deze twee onderwerpen van de RWZI beheerder opvolgen.

Het bindend karakter van het advies is vastgelegd in artikel 2.14, eerste lid, onderdeel c, onder 4° Wabo:  ".... neemt in ieder geval in acht ....". De formulering van de wet is zo dat het bevoegd gezag wel verplicht is het advies over te nemen. Behalve als niet wordt voldaan aan de andere toetsingsgronden van artikel 2.14 of artikel 2.22.

Bij het verlenen van de vergunning moet Wabo-bevoegd gezag beargumenteren waarom het advies van de beheerder niet wordt overgenomen. Dit kan als het advies strijdig is met andere belangen die bij de vergunningverlening spelen.

De situatie dat het Wabo-bevoegd gezag het niet eens is met het advies van de RWZI-beheerder, maar dat volgens artikel 2.14 en 2.20 niet kan beargumenteren, kan en mag eigenlijk niet voorkomen. In het kader van behoorlijk bestuur mag van de bestuursorganen verwacht worden dat ze tot een gezamenlijk standpunt komen.

Ander Wabo-bevoegd gezag dan gemeente

Bij vergunningplichtige situaties zal de provincie in veel gevallen het bevoegd gezag zijn voor Wm-inrichtingen; in uitzonderingsgevallen de minister van Infrastructuur en Waterstaat (defensie-inrichtingen) of de minister van EZ (mijnbouwwerken). De beheerder van de RWZI is op de normale manier betrokken bij het verlenen van een vergunning.

Voor een lozing op het riool is de gemeente als rioolbeheerder ook adviseur.  De gemeente heeft onder andere als beheerder van de riolering het regionale afvalwaterbeleid vastgelegd in het gemeentelijk rioleringplan (GRP). Hierin staat in grote lijnen hoe bepaalde afvalwaterstromen bij voorkeur worden afgevoerd. Dit adviesrecht van de gemeente is geborgd via artikel 2.26, derde lid Wabo.

Advies bij algemene regels

Bij het opstellen van maatwerkvoorschriften voor indirecte lozingen op basis van algemene regels is er geen formeel advies recht. Gezien de gemeenschappelijke belangen is het nuttig dat het bevoegd gezag contact houdt met de beheerder van de RWZI over de invulling van de voorschriften ( Artikel 3.8 Waterwet). De beheerder kan toezicht houden op het voorschrift.

Combinatie vergunningplicht en algemene regels

Voor een vergunningplichtige inrichting type C betekent dit dat de waterbeheerder adviesrecht heeft over de lozingsvoorschriften bij lozing in de riolering in de vergunning. Maar niet over de lozingsvoorschriften uit de algemene regels en de eventueel daaraan gekoppelde maatwerkvoorschriften. In dit geval gelden de regels uit hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit.

Voorbeeld een metaalbewerkingsbedrijf type C

  • De lozing op het riool door de activiteit metaalbewerking wordt geregeld in de omgevingsvergunning. Dus de waterbeheerder heeft hierop adviesrecht.
  • Afstromend hemelwater is geregeld in hoofdstuk 3 van het activiteitenbesluit. Er worden maatwerkvoorschriften gesteld aan het afstromend hemelwater  bij lozing in het hemelwaterriool. Hierop heeft de waterbeheerder geen adviesrecht. Het is geen onderdeel van de omgevingsvergunning.