Schadevergoeding door derden

Paragraaf 4 van hoofdstuk 7 van de Waterwet biedt de waterbeheerder de mogelijkheid om de schade die door derden aan waterstaatswerken is veroorzaakt, te laten vergoeden. Het betreft de kosten ten gevolge van aanvaring door schepen en de kosten bij waterbodemverontreinigingen.

Schadevergoeding bij aanvaring

De waterbeheerder kan de kosten van schade aan waterstaatswerken in zijn beheer verhalen op eigenaren of gebruikers van vaartuigen die dergelijke schade hebben veroorzaakt. Hieronder valt fysieke schade aan bijvoorbeeld kunstwerken of waterkeringendoor aanvaringen, maar ook schade als gevolg van een aanvaring tussen vaartuigen, waardoor bijvoorbeeld olie in het oppervlaktewater terecht is gekomen.

In artikel 7.21 Waterwet is een aantal bevoegdheden opgenomen om zekerheidsstelling af te dwingen, om te voorkomen dat een schipper na een aanvaring doorvaart zonder garantie dat hij de kosten zal vergoeden.

Een door de beheerder aangewezen ambtenaar raamt de kosten van de schade en vermeldt deze in een proces-verbaal dat hij, zo mogelijk, in afschrift aan de schipper geeft. Als het geraamde bedrag niet tot zekerheid aan die ambtenaar wordt betaald of als deze vindt dat de betaling niet voldoende zeker wordt gesteld (bijvoorbeeld door middel van een bankgarantie), dan kan de ambtenaar, desnoods met behulp van de politie, verhinderen dat het vaartuig zijn reis voortzet.

Schadevergoeding bij waterbodemverontreinigingen

Kostenverhaal bij waterbodemverontreinigingen is geregeld in artikel 7.22 Waterwet Dit artikel is vrijwel hetzelfde als het kostenverhaal bij landbodemverontreinigingen (artikel 75 Wet bodembescherming (Wbb)) Sinds de overheveling van de waterbodems van de Wet bodembescherming naar de Waterwet, is de saneringsregeling van de Wbb niet meer van toepassing op waterbodems. Historische verontreinigingen (ontstaan voor 1987) hoeven dus ook niet meer door de veroorzaker te worden gesaneerd (met uitzondering van de verontreinigingen die onder het overgangsrecht vallen. Zie ook: Verontreiniging bodem en oever.

De waterbeheerder staat aan de lat om dergelijke verontreinigingen aan te pakken, als dat nodig is om de gewenste gebiedskwaliteit te bereiken. Als er een schuldige veroorzaker van de verontreiniging is te vinden - wat vaak niet het geval is - dan kan de waterbeheerder de kosten van maatregelen aan de waterbodem verhalen op die veroorzaker.
Maar ook bij nieuwe waterbodemverontreinigingen kan kostenverhaal aan de orde zijn. Op grond van de zorgplicht van artikel 6.8 Waterwet, moet ieder die de waterbodem verontreinigt, die verontreiniging ongedaan maken. Het kan echter voorkomen dat de veroorzaker van een verontreiniging niet direct bekend is. De beheerder kan dan op grond van artikel 5.15 Waterwet verplicht zijn om maatregelen te nemen. De kosten van onderzoek naar de verontreiniging en de maatregelen die noodzakelijk zijn om te zorgen dat het bereiken van de gewenste gebiedskwaliteit niet in gevaar komt, kunnen worden verhaald op degene die aansprakelijk is voor de verontreiniging.