Handhavingsinstrumenten

Er bestaan verschillende handhavingsmiddelen die kunnen worden ingezet wanneer een overtreding wordt geconstateerd. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen bestuursrechtelijk, strafrechtelijke en privaatrechtelijke handhaving.

Van bestuursrechtelijke handhaving wordt gesproken indien sancties worden opgelegd door bestuursorganen (die niet met strafvordering zijn belast). Strafrechtelijke sancties worden opgelegd door de strafrechter of door autoriteiten krachtens de wet met strafvordering belast. Van handhaving via het privaatrecht is sprake indien de overtreder van bestuursrechtelijke voorschriften in een civiele procedure (al dan niet door de overheid) op de naleving van het bestuursrecht wordt aangesproken.

Bij bestuursrechtelijke handhaving zijn de volgende begrippen belangrijk.

  • Last onder bestuursdwang
  • Last onder dwangsom
  • Intrekking van de vergunning
  • Handhaving op verzoek
  • Tegengaan vertrek (lucht)vaartuigen

Last onder bestuursdwang

Het doel van een bestuursdwang is om de overtreder van een wettelijk voorschrift te bewegen deze overtreding ongedaan te maken onder de dreiging dat de overheid dat gaat doen op zijn kosten (artikel 5:21 Awb). Is er bijvoorbeeld een object geplaatst zonder vergunning dan kan het bestuursorgaan eisen dat deze wordt verwijderd. Indien dit niet gebeurt, kan het bestuursorgaan deze laten verwijderen op kosten van de eigenaar van het object.

Last onder dwangsom

Het bevoegd gezag mag in plaats van een last onder bestuursdwang ook een last onder dwangsom opleggen (artikel 5:32, eerste lid Awb). De overtreder van wettelijke bepalingen ontvangt een last of bevel om een overtreding binnen een bepaalde begunstigingstermijn ongedaan te maken door aan de wettelijke bepalingen te voldoen (artikel 5:31d Awb). Indien de overtreder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen aan de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort.

Intrekking van de vergunning

Een watervergunning kan als sanctie ook geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken (artikel 8.4 Waterwet). Dat kan alleen als:

  • de vergunninghouder in strijd met de vergunning of de daaraan verbonden voorschriften handelt
  • de wettelijke voorschriften die gelden voor de vergunde handeling niet naleeft
  • de gegevens die zijn verstrekt om de vergunning te krijgen zo onjuist of onvolledig blijken te zijn, dat een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling van de vergunningaanvraag de juiste gegevens bekend zouden zijn geweest

Het bevoegd gezag kan de vergunning echter niet intrekken zonder dat de vergunninghouder een redelijke tijd heeft gekregen om de overtreding ongedaan te maken.

Op grond van artikel 6.22 Waterwet kan een vergunning geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling (of handelingen) waarvoor de vergunning is verleend niet langer toelaatbaar wordt geacht met het oog op de doelstellingen en belangen van de Waterwet. In dat geval gaat het echter niet om een sanctie.

Handhavingsverzoek

Elke belanghebbende kan bij het bevoegd gezag een verzoek tot handhaving doen. Dat geldt ook voor de Waterwet. Het bestuursorgaan zal moeten onderzoeken of er inderdaad sprake is van een overtreding. Het afwijzen van een dergelijke aanvraag is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De hoofdstukken 3 en 4 Awb zijn van toepassing.

Tegengaan vertrek (lucht)vaartuigen

Ambtenaren die hun bevoegdheid uitoefenen op basis van de Douanewet, kunnen weigeren toestemming te verlenen voor het vertrek van een vaartuig of luchtvaartuig wanneer zij ernstige redenen hebben om te vermoeden dat verboden verontreinigde handelingen in het zeegebied zullen plaatsvinden (artikel 8.8 Waterwet). Denk hierbij bijvoorbeeld aan het vermoeden dat schepen zich zullen ontdoen van bepaalde stoffen door deze te dumpen als zij op zee zijn.