Beleid

Het beleid om tot een goede luchtkwaliteit te komen volgt twee sporen:

1. beperken van de uitstoot van schadelijke stoffen en

2. voorkomen dat mensen langdurig worden blootgesteld aan verontreiniging

Belangrijke instrumenten in het eerste spoor zijn bronbeleid en omgevingsvergunningen voor bedrijven.

Voor het tweede spoor is het bestemmingsplan in relatie met toetsing aan de milieukwaliteitsnormen van belang. Een goede ruimtelijke ordening is daarbij het uitgangspunt.

Uitstoot (emissie)

De beperking van de uitstoot door verkeer wordt veelal op Europees niveau geregeld. Bijvoorbeeld door eisen te stellen aan de kwaliteit van brandstof of emissie-eisen te stellen aan motorvoertuigen. De uitstoot per voertuig is de laatste jaren sterk afgenomen. Maar dit effect wordt deels teniet gedaan door de groei van het wagenpark. Hierdoor kan het nodig zijn om op lokaal niveau maatregelen te treffen die de emissies beperken. Het instellen van milieuzones, het verbeteren van de doorstroming, of het beperken van het verkeersvolume zijn hier voorbeelden van. Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) bevat veel van deze maatregelen.

Industriële bronnen

De emissie door industriële bronnen is de laatste decennia aanzienlijk afgenomen. Maar in grote industriegebieden is dit zeker nog een bron van betekenis. Ook grote industriële bronnen in het buitenland kunnen invloed hebben op de luchtkwaliteit in Nederland. Om de emissie door deze bronnen te beperken, is de uitstoot van bepaalde stoffen aan een maximum gebonden. Deze maximale uitstoot wordt vastgelegd in de omgevingsvergunning voor vergunningplichtige bedrijven.

Eisen voor de uitstoot van verontreinigende stoffen door de industrie staan in het Activiteitenbesluit. Tot 2016 stonden deze eisen in de NeR, de Nederlandse emissie Richtlijn.

Veehouderijen

Bij het terugdringen van emissies van veehouderijen speelt het Besluit emissiearme huisvesting een belangrijke rol. Deze emissieregels gelden voor de veehouderijen automatisch (van rechtswege) naast de voorschriften van het Activiteitenbesluit of de omgevingsvergunning milieu. Meer informatie over vergunningverlening en fijnstof vindt u in de Handreiking fijnstof en veehouderijen.

Blootstelling

Om ongewenste effecten op de gezondheid en ecosystemen te voorkomen, heeft de EU in 1996 de kaderrichtlijn voor luchtkwaliteit vastgesteld. Deze kaderrichtlijn vormt de basis voor de bijbehorende dochterrichtlijnen. Daarin zijn voor de specifieke luchtverontreinigende stoffen grens- en richtwaarden opgenomen. De grenswaarden zijn vastgesteld om inwoners te beschermen tegen blootstelling aan hoge concentraties stoffen die de gezondheid schaden.

De Europese regels werken door in de Nederlandse regels voor luchtkwaliteit. Deze staan in de Wet milieubeheer (titel 5.2 Wm). De regels hebben tot doel om (ruimtelijke) ontwikkelingen zó te laten plaatsvinden dat niemand wordt blootgesteld aan luchtverontreiniging boven de grenswaarden. Ook het Besluit gevoelige bestemmingen beschermt extra gevoelige groepen mensen tegen te hoge concentraties luchtverontreiniging.

Ook het nastreven van een ‘goede ruimtelijke ordening' is reden om de blootstelling zoveel mogelijk te beperken. Dit speelt bijvoorbeeld bij het vaststellen van een bestemmingsplan. Een goede ruimtelijke ordening kan voor luchtkwaliteit verder gaan dan het voldoen aan de wettelijke eisen uit de Wet milieubeheer.

Voor de meeste stoffen waarvoor de Wm grenswaarden stelt, gelden ook emissie-eisen uit het Activiteitenbesluit. Deze eisen gelden naast elkaar: als een bedrijf aan het Activiteitenbesluit voldoet, betekent dat dus niet automatisch dat de concentratie in de buitenlucht voldoet aan de grenswaarden uit de Wm.

Voor Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) is er naast een emissietoets vaak ook een immissietoets nodig: hoe groot is de blootstelling aan een ZZS in de omgeving van een bedrijf? Via bijvoorbeeld een verspreidingsberekening kan een bedrijf laten zien hoe de emissies bijdragen aan de concentraties in de omgeving. Het bevoegd gezag toetst de immissie aan het maximaal toelaatbaar risiconiveau (MTR).