1.1 Inhoud

In deel II van de handreiking staat het praktische gebruik van het Nieuw Nationaal Model (NNM) centraal. Het gaat daarbij om de vertaling van werkelijke situaties naar modelparameters. Hoe kan je het beste invoergegevens kiezen om een zo realistisch mogelijk resultaat te verkrijgen. Deze gegevens helpen om een juridische toets te doorstaan. Voor toekomstige situaties gaat het vooral om een zodanige uitleg van mogelijkheden dat onderbouwde keuzen goed mogelijk zijn.

Deel I van de handreiking is in opdracht van het toenmalige ministerie van VROM geschreven door DHV, PRA Odournet en Buro Blauw, onder redactie van DHV en onder eindredactie van Kenniscentrum InfoMil. Deel II is in opdracht van Kenniscentrum InfoMil geschreven door DHV, KEMA, PRA Odournet en TNO-MEP onder redactie van KEMA. Beide delen zijn in 2015/2016 geactualiseerd door ErbrinkStacks Consult met medewerking van TNO, onder redactie van Kenniscentrum InfoMil.

Dit deel II van de handreiking bestaat uit een behandeling van een aantal specifieke onderwerpen. Deze onderwerpen zijn gekozen, omdat:

  • het basisonderwerpen betreft die nodig zijn voor een goed gebruik van het model
  • de parameters de resultaten van het model in grote mate beïnvloeden, of
  • het een onderwerp is dat voor meerdere uitleg vatbaar is.

Bij de invulling van de hoofdstukken hebben vragen en dilemma’s van gebruikers centraal gestaan.

De veelgestelde vragen en antwoorden op de website van InfoMil en aanvullingen door adviesbureaus PRA (nu: Olfasense) en DHV (nu: Royal HaskoningDHV), TNO en KEMA (nu: DNVGL), en ook aanvullingen gegeven door leden van de beheercommissie NNM (nu WLM; zie deel I, § 1.4.2], zijn als uitgangspunt genomen. Belangrijke bijdragen zijn geleverd door Bureau Blauw (Wageningen) in hoofdstuk 6.

De onderwerpen die aan bod komen in deze versie van de Handreiking zijn:

  • ruwheidslengte,
  • brontypen,
  • emissieduur,
  • gebouwinvloed,
  • pluimstijging,
  • snuffelploegmetingen.

In het hoofdstuk ruwheidslengte zijn aanbevelingen gedaan voor de keuze van de waarde van ruwheidslengte z0. Bijvoorbeeld voor stedelijke gebieden en plaatsen waar duidelijke overgangen in de ruwheidslengte aanwezig zijn.

Het hoofdstuk over brontypen behandelt in welke situaties een oppervlaktebron, een puntbron, een bron met gebouw of lijnbronnen te gebruiken. Het model kan bepaalde brontypen niet modelleren. Deze zijn wel te benaderen door (een combinatie van) andere brontypen.

Bij het hoofdstuk emissieduur is aandacht voor verschillen in de emissie gedurende het jaar. Er zijn toelichtingen gegeven bij de invoer van constante, random aan/uit, blokvormige en normaal verdeelde emissiepatronen.

In het hoofdstuk gebouwinvloed treft u onder meer aanbevelingen aan voor gebouwen die niet blokvormig zijn. Ook voor clusters van gebouwen die nog wel met de module voor gebouw-invloed te benaderen zijn.

In het hoofdstuk pluimstijging is uitgelegd hoe het NNM omgaat met pluimstijging. Hoe moet de gebruiker invoerparameters kiezen om op een goede manier rekening te houden met pluimstijging.

Voor situaties waar geurhinder aan de orde is, geeft het hoofdstuk snuffelploeg uitleg voor snuffelploegmetingen. Er is uitleg over hoe de uitkomsten te gebruiken zijn om met een verspreidingsmodel de emissie te schatten.