6.4 Invloed pluimstijging op concentraties

De pluimstijging heeft op twee manieren invloed op de uitkomsten van verspreidingsberekeningen.

Ten eerste wordt de pluim als gevolg van de pluimstijging over een groter gebied verspreid. Het duurt langer voordat de pluim de grond bereikt, waardoor de concentraties aan de grond (immissie) in de omgeving van de schoorsteen lager worden dan in de situatie zonder pluimstijging. Dit effect wordt geïllustreerd door resultaten, weergegeven in figuur 6.6. Uit deze figuur blijkt dat bij een gelijke emissievracht maar bij een hoger debiet, de pluimstijging toeneemt en de concentratie op een bepaalde afstand van de schoorsteen lager is.

Figuur 6.6: Invloed van (impuls)pluimstijging op de immissie.

Figuur 6.6: Invloed van (impuls)pluimstijging op de immissie.

98-percentiel geurconcentratie tegen de afstand per debiet (0,05; 10 en 20 m03∙s-1.) bij een schoorsteenhoogte van 25 m. (z0=0,5 m, diameter = 1,0 m, geen warmteinhoud, 1∙106 ge∙s-1, Schiphol, 1990‑1994)

Ten tweede kan de lokale immissie niet alleen afnemen als gevolg van een grotere verspreiding van de emissie, maar ook door “inversiepenetratie”. Bij hoge bronnen met een zekere warme emissie kan, als gevolg van de pluimstijging, een fractie van de emissie boven de menglaag worden geëmitteerd. Bij lage bronnen draagt 100% van de emissie bij aan de grondconcentraties. Maar naar mate de bron hoger is wordt de pluimfractie die aan de grondconcentraties bijdraagt, steeds kleiner. De pluimfractie van bijvoorbeeld een schoorsteen van 300 meter hoog met een warmteinhoud van 100 MW draagt nog maar voor minder dan 10% bij aan de lokale grondconcentraties.