Spoor

Sinds 1 april 2015 is het Basisnet in werking. Hierin staan risicoplafonds voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) is verplicht om onderzoek te doen naar mogelijke overschrijdingen van de risicoplafonds.

Dit staat in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs, art.15). De minister brengt jaarlijks na het onderzoek verslag uit aan de Tweede Kamer over de resultaten.

Bij het spoorvervoer moeten vervoerders voor vertrek van een trein wagenlijsten naar ProRail versturen. ProRail maakt op basis van deze wagenlijsten de realisatiecijfers over de omvang van het spoorvervoer van gevaarlijke stoffen inzichtelijk: per kwartaal en over een heel kalenderjaar. Deze kwartaal- en jaarcijfers worden, zodra ze beschikbaar zijn, op de website van InfoMil gepubliceerd.

Op deze pagina

Beschikbare realisatiecijfers per kwartaal

Realisatiecijfers 2023

Realisatiecijfers 2022

Realisatiecijfers 2021

Realisatiecijfers 2020

Realisatiecijfers 2019

Realisatiecijfers 2018

Realisatiecijfers 2017

Realisatiecijfers 2016

Vervoer in ketelwagens en vervoer in containers worden apart vermeld. Doordat containers een kleinere inhoud hebben dan ketelwagens, mogen ze niet 1-op-1 worden opgeteld bij ketelwagens. Containers zijn daarom omgerekend naar ketelwagenequivalenten. Hierbij tellen containers met brandbare gassen (stofcategorie A) en brandbare vloeistoffen (stofcategorie C3) als een halve ketelwagen. Containers met giftige stoffen (stofcategorieën B en D) tellen als een 3e ketelwagen.

Risicoplafonds wel of niet overschreden?

Het is niet mogelijk om alleen met cijfers over de omvang van het vervoer te bepalen of de risicoplafonds wel of niet zijn overschreden (vermeld in Regeling Basisnet). De omvang van het vervoer en de spreiding over de verschillende stofcategorieën zijn niet de enige variabelen die het risico bepalen. Ook van toepassing zijn:

  • veiligheidsmaatregelen (Hoe veiliger het vervoer, hoe meer vervoer mogelijk is binnen de risicoplafonds.)
  • kenmerken van de infrastructuur (zoals de breedte van het spoor en aanwezige wissels)

Met al deze gegevens als input wordt met het rekenprogramma RBMII risicoberekeningen uitgevoerd. Dit gebeurt na afloop van elk kalenderjaar. De berekende risico's worden daarna vergeleken met de risicoplafonds. De jaarlijkse monitoringrapportage spoor bevat de uitkomsten van de toetsing van de berekende risico's aan de risicoplafonds. Inzichtelijk is of en waar er sprake is van overschrijding van de plafonds.

Omleidingsroutes

In het bijzonder voor de Brabantroute en de Bentheimroute is de afspraak gemaakt om elk kwartaal te toetsen of de risico's van het vervoer over deze routes binnen de risicoplafonds van het Basisnet blijven. Die afspraak is gemaakt in het kader van het project 3e spoor Betuweroute. Door de aanleg van dat 3e spoor tussen Zevenaar en Oberhausen, gelden er beperkingen voor het gebruik van de Betuweroute. Treinen worden omgeleid over de grensovergangen Venlo en Bentheim.

Risicoplafonds zijn uitgedrukt in risico's per jaar. Per kwartaalrapportage worden de risico's berekend van het vervoer in de voorgaande 4 kwartalen. Bij elke nieuwe kwartaalrapportage valt er een kwartaal af en komt er een nieuw kwartaal bij. Hierbij treft u de beschikbare kwartaalrapportage. Er wordt geen afzonderlijke kwartaalrapportage voor de omleidingsroutes Brabantroute en Bentheimroute gemaakt over het 4e kwartaal van elk jaar.

Beschikbare toetsingsrapportage van de risico's per kwartaal

Cijfers over de omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de jaren 2003 tot en met 2014 zijn opgenomen in het Historisch Overzicht (pdf, 33 MB). Dit gaat om de periode voor de inwerkingtreding van Basisnet.

Monitoringsrapportages

Over het jaar 2015 is de 1e monitoringrapportage opgesteld, voluit genoemd: Rapport toetsing realisatiecijfers vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor aan de risicoplafonds Basisnet. Jaarlijks worden de monitoringsrapportages Weg, Water en Spoor aangeboden aan de Tweede Kamer.

Resultaten

Uit de monitoringsrapportage spoor van 2022 blijkt dat er overschrijdingen zijn van het PR10-6 risicoplafond op de Brabantroute tussen Breda en Venlo. Dit is gelijk aan de voorgaande jaren. Deze overschrijdingen komen vooral door het vervoer van brandbare vloeistoffen en brandbare gassen. De berekende risicocontouren vallen allemaal binnen de ruimtelijke afmetingen van de spoorbaan of net ernaast over een sloot of weg. Er staan geen objecten binnen de berekende risicocontouren.

PR10-7 en PR10-8 overschrijdingen zijn op verschillende plekken verdwenen, zoals bij Arnhem-Zevenaar, Zutphen-Deventer en tussen Eindhoven-Weert-Roermond. Op een aantal andere plaatsen is vergeleken met vorig jaar een nieuwe overschrijding van deze plafonds ontstaan. Jaarlijks schommelt het aantal en de mate van overschrijdingen. Dit kent verschillende oorzaken. In het algemeen is er een afname van het vervoer van gevaarlijke stoffen over spoor in 2022 ten opzichte van 2021.

Verslag over de uitvoering en werking van het convenant Warme-BLEVE-vrij samenstellen en rijden van treinen

Op 14 mei 2012 hebben 25 partijen (verladers, terminal-operators en spoorgoederenvervoerders) het convenant Warme-BLEVE-vrij samenstellen en rijden van treinen ondertekend.

Doel van het convenant is het voorkomen van een warme BLEVE (vertaald: kokende vloeistof-gasexpansie-explosie). Ketelwagens met brandbare vloeistoffen en brandbare gassen mogen dan niet direct aan elkaar worden gekoppeld bij de samenstelling van de totale trein. Om deze doelstelling te halen, zijn de partijen in het convenant resultaat- en inspanningsverplichtingen aangegaan. Het convenant liep origineel tot 1 januari 2022.

Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft in 2021 Antea gevraagd een evaluatie (pdf, 386 kB) uit te voeren. Partijen die deelnemen aan het convenant konden aangeven welke (internationale) ontwikkelingen zij zagen over brandbare vloeistoffen en brandbare gassen. En of de verwachtte ontwikkelingen het convenant misschien niet meer noodzakelijk zouden maken. Het ministerie vroeg daarnaast of zij akkoord zouden gaan om het convenant met vijf jaar te verlengen. Uit de evaluatie kwam naar voren dat meer dan de helft van de partijen de doelstelling van het convenant nog steeds ondersteunen. Hierdoor zal het warme-BLEVE-vrij convenant gaan gelden tot 1 januari 2027.

Elk jaar verschijnt over de uitvoering en werking van het convenant een verslag:

De Tweede Kamer ontvangt via een Kamerbrief de samenvatting van het convenant Warme-BLEVE-vrij samenstellen en rijden van treinen.