Rechtbank Roermond, 3 augustus 2011, LJN BR4244 (Vrijstelling bestemmingsplan, Beesel)
Essentie: Hoewel geen expliciete wettelijke verplichting bepaalt dat in deze situatie rekening gehouden moet worden met de luchtkwaliteit, moet het bevoegd gezag in het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing wel aandacht besteden aan de luchtkwaliteit, temeer nu eiser nadrukkelijk op dit punt heeft gewezen. Als aannemelijk is dat op de nieuwe, voorheen uitgezonderde objecten de grenswaarden (mogelijk) worden overschreden, dan kan dit een reden zijn de vrijstelling te weigeren of enkel te verlenen onder bepaalde voorwaarden.
Toetsingskader: Wet milieubeheer, Wet op de Ruimtelijke Ordening
Betreft: Vrijstellingsbesluit van gemeente Beesel voor realisatie van toeristisch-recreatieve voorzieningen
Relevante overwegingen:
15. [...] In zoverre is er dan ook geen expliciete, wettelijke verplichting waaruit volgt dat verweerder rekening dient te houden met de luchtkwaliteit.
16. Dit betekent echter niet dat verweerder bij het onderhavige project de luchtkwaliteit buiten beschouwing kan laten. Verweerder dient in het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing aandacht te besteden aan de luchtkwaliteit op het perceel van initiatiefnemer, temeer nu eiser nadrukkelijk op dit punt heeft gewezen. Dit is nodig, zodat verweerder zich ervan kan verzekeren dat op het perceel van initiatiefnemer een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd. Door het bestreden besluit neemt het aantal objecten waarmee in het kader van de luchtkwaliteit rekening moet worden gehouden toe op het perceel van initiatiefnemer. De rechtbank zoekt hier aansluiting bij artikel 5.19, tweede lid, van de Wet milieubeheer, waarin is bepaald dat op voor het publiek toegankelijke plekken de luchtkwaliteit moet worden beoordeeld. Als aannemelijk is dat op de nieuwe, voorheen uitgezonderde objecten de grenswaarden (mogelijk) worden overschreden, dan kan dit een reden zijn de vrijstelling te weigeren of enkel te verlenen onder bepaalde voorwaarden.
17. Het is aan verweerder om ook op dit punt zorg te dragen voor een goede ruimtelijke onderbouwing. Over de wijze waarop verweerder hieraan invulling geeft of de relevante aspecten onderzoekt, beschikt verweerder over een grote vrijheid.
18. De rechtbank constateert echter dat in de ruimtelijke onderbouwing geen aandacht is besteed aan dit punt. Verweerder is evenmin hierop ingegaan in het bestreden besluit of bij de bespreking van de zienswijzen. De rechtbank is van oordeel dat reeds hierom geen sprake is van een goede ruimtelijke onderbouwing als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO. Verweerder was derhalve niet bevoegd om vrijstelling te verlenen.
Uitspraak hoger beroep:
ABRvS 201109676/1/A1
Relevante overwegingen:
2.7.1. Hoewel niet in geschil is dat de activiteiten die op het perceel zullen worden verricht, niet in betekende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, heeft de rechtbank terecht overwogen dat ten onrechte niet is onderzocht of vanwege de nabije ligging van de kalkoenhouderij van [wederpartij] op het perceel van [appellant] een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd en heeft zij derhalve terecht het besluit van 13 september 2010 op grond daarvan vernietigd. Zij heeft in het verweer van het college in beroep evenzeer terecht geen grond gevonden de rechtsgevolgen van dat vernietigde besluit in stand te laten, nu [wederpartij] de door het college in beroep overgelegde berekeningen gemotiveerd heeft weersproken met een rapport van Arvalis van 28 april 2011. Het door [appellant] in hoger beroep overgelegde rapport van DB/A Consultants van 15 november 2011 geeft evenmin aanleiding te oordelen dat de verleende vrijstelling wat betreft het milieuaspect luchtkwaliteit toereikend is gemotiveerd. Uit dat rapport volgt dat in elk geval op toetspunt 6, de rand van het gazon en de expositieruimte, het aantal toegestane overschrijdingsdagen wordt overschreden. Ook heeft [wederpartij] in hoger beroep nog een nader rapport van Arvalis van 17 februari 2012 overgelegd waaruit volgt dat er een evidente mate van overbelasting optreedt op enkele binnen het plan van [appellant] opgenomen onderdelen.