ABRvS 200909429/1/M1, 18 augustus 2010 (Motorcrossterrein Cuijk)

Essentie: Bestaande bronnen zijn verdisconteerd in de grootschalige concentratiegegevens, deze hoeven niet als afzonderlijke bronnen betrokken te worden in het luchtkwaliteitsonderzoek.

Toetsingskader: Wet milieubeheer (artikel 5.16), Regeling beoordeling luchtkwaliteit

Betreft: Besluit van provincie Noord-Brabant (GS) tot verlening van een milieuvergunning voor een motorcrossterrein

Relevante overwegingen:
2.15.3. In het luchtkwaliteitsrapport van Peutz van 14 november 2006, nr. F 17424-4, waarin wordt geconcludeerd dat de grenswaarden voor zwevende deeltjes niet worden overschreden, en in de beoordeling van het college op basis hiervan, is bij het bepalen van de achtergrondconcentratie gebruik gemaakt van de grootschalige concentratiegegevens als bedoeld in artikel 66 van de Regeling. De bijdrage van de rijksweg A73, spoorlijn, vuilnisbelt, waterzuivering en composteerinrichting moet, nu het om bestaande bronnen gaat, als zodanig worden geacht te zijn verdisconteerd in deze grootschalige concentratiegegevens.
Er is geen aanleiding voor het oordeel dat het college in zoverre niet heeft mogen uitgaan van het luchtkwaliteitsrapport van Peutz, ten aanzien waarvan - in het licht van artikel 67 van de Regeling - niet kan worden ingezien dat bij het bepalen van de achtergrondconcentratie van zwevende deeltjes de door de Milieuvereniging en anderen genoemde activiteiten als afzonderlijke bron moesten worden betrokken.

Verwante rechtsoverwegingen staan bijvoorbeeld in de volgende uitspraken:

ABRvS 200909837/1/T1/R4, 16 december 2011 (Bestemmingsplan Lage Heideweg, Valkenswaard)
2.22.2. [...] In het luchtkwaliteitsonderzoek is bij het bepalen van de achtergrondconcentratie gebruik gemaakt van de grootschalige concentratiegegevens als bedoeld in artikel 66 van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Nu het rallycrossterrein als een bestaande bron kan worden aangemerkt, moet de bijdrage aan de uitstoot van zwevende deeltjes daarvan als zodanig worden geacht te zijn verdisconteerd in deze grootschalige concentratiegegevens.

ABRvS 201003564/1/T1/M2 , 16 februari 2011 (Tussenuitspraak varkenshouderij Roggel)
2.10. [appellante sub 1] en [appellante sub 2] voeren aan dat bij de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende berekeningen van de concentratie van zwevende deeltjes (PM10) van een aantal onjuiste gegevens is uitgegaan. Volgens hen is gerekend met onjuiste coördinaten voor de ligging van stal 8, een onjuiste diameter van het emissiepunt in stal 8 en ook een onjuiste gebouworiëntatie van deze stal. Verder is volgens hen de emissie van zwevende deeltjes van omliggende bedrijven ten onrechte niet meegenomen.
2.10.1. Bij de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende berekeningen is wat betreft de achtergrondconcentratie van zwevende deeltjes (PM10) gebruik gemaakt van de grootschalige concentratiegegevens als bedoeld in artikel 66 van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. De bijdrage van andere bestaande bedrijven moet worden geacht te zijn verdisconteerd in deze grootschalige concentratiegegevens.

ABRvS 200902096/1, 17 februari 2010 (Varkenshouderij II, Sevenum)
2.2.4. In het luchtkwaliteitsonderzoek van Exlan, waarin wordt geconcludeerd dat de grenswaarden voor zwevende deeltjes niet worden overschreden, is bij het bepalen van de achtergrondconcentratie gebruik gemaakt van de grootschalige concentratiegegevens als bedoeld in artikel 66 van de Regeling. De bijdrage van de kalkoenhouderij van [appellante] moet, nu het om een bestaande bron gaat, als zodanig worden geacht te zijn verdisconteerd in deze grootschalige concentratiegegevens. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat het college in zoverre niet heeft mogen uitgaan van het luchtkwaliteitsonderzoek van Exlan ten aanzien waarvan - in het licht van artikel 67 van de Regeling - niet kan worden ingezien dat bij het bepalen van de achtergrondconcentratie van zwevende deeltjes de kalkoenhouderij als afzonderlijke bron moest worden betrokken.

ABRvS 201000770/1/M2, 29 december 2010 (Varkenshouderij Nederweert)
2.8.3. Blijkens het bij de aanvraag gevoegde luchtkwaliteitsonderzoek wordt voor de aangevraagde activiteiten voldaan aan de ingevolge voorschrift 4.1 van bijlage 2 bij de Wet milieubeheer geldende grenswaarden voor de uitstoot van zwevende deeltjes. In het luchtkwaliteitsonderzoek van Kema N.V. is bij het bepalen van de achtergrondconcentratie gebruik gemaakt van de grootschalige concentratiegegevens als bedoeld in artikel 66 van de Regeling. Nu de snelweg A2 als een bestaande bron kan worden aangemerkt, moet de bijdrage aan de uitstoot van zwevende deeltjes daarvan als zodanig worden geacht te zijn verdisconteerd in deze grootschalige concentratiegegevens. In zoverre bestaat geen aanleiding om aan te nemen dat het college niet heeft mogen uitgaan van het bij de aanvraag gevoegde luchtkwaliteitsonderzoek.

ABRvS 201000448/1/M2, 10 november 2010 ( Pluimvee- en geitenhouderij Leudal )
2.8.2.1. In de berekening bij de aanvraag waaruit blijkt dat de grenswaarden voor zwevende deeltjes niet worden overschreden, en in de beoordeling van het college op basis hiervan, is bij het bepalen van de achtergrondconcentratie gebruik gemaakt van de grootschalige concentratiegegevens als bedoeld in artikel 66 van de Regeling. De bijdrage van in de nabijheid gelegen inrichtingen moet, nu het om bestaande bronnen gaat, worden geacht te zijn verdisconteerd in deze grootschalige concentratiegegevens.
2.8.2.2. In hetgeen [appellanten sub 1] naar voren brengen is geen aanleiding gelegen voor het oordeel dat het college in zoverre niet heeft mogen uitgaan van de bij de aanvraag gevoegde berekening van de luchtkwaliteit ten aanzien waarvan - in het licht van artikel 67 van de Regeling - niet kan worden ingezien dat bij het bepalen van de achtergrondconcentratie van zwevende deeltjes de door de [appellanten sub 1] genoemde activiteiten als afzonderlijke bron moesten worden betrokken.
2.8.2.3. Het betoog van [appellanten sub 1] dat wat betreft de zwevende deeltjes niet reeds een cumulatieve berekening heeft plaatsgevonden, mist derhalve feitelijke grondslag. De beroepsgrond faalt in zoverre.

ABRvS 201000715/1/M2, 15 september 2010 (P luimveehouderij en akkerbouwbedrijf Landerd)
2.11.2. Voor de bepaling van de achtergrondconcentratie zwevende deeltjes (PM10) heeft het college blijkens het bestreden besluit gebruik gemaakt van de grootschalige concentratiegegevens als bedoeld in artikel 66 van de Regeling. Hetgeen de stichting en [appellant sub c] hebben aangevoerd geeft gelet op het bepaalde in artikel 67 van de Regeling geen grond voor het oordeel dat het college bij het vaststellen van de achtergrondconcentratie ten onrechte alleen is uitgaan van de grootschalige concentratiegegevens zonder de emissie van zwevende deeltjes (PM10) van lokale bronnen te bepalen.

ABRvS 200903773/1, 14 juli 2010 (Bestemmingsplan Vierhavensstraat, Rotterdam)
2.9.2.4. Verder overweegt de Afdeling dat geen grond bestaat voor het oordeel dat de bijdrage van het scheepvaartverkeer en de industriële bronnen op het aangrenzende industrieterrein aan de luchtkwaliteit, in het rapport van het Ingenieursbureau apart hadden moeten worden meegenomen. In dit kader is van belang dat voor de achtergrondconcentratie in het rapport van het Ingenieursbureau gebruik is gemaakt van de GCN-kaarten en dat in de op deze kaarten vermelde achtergrondconcentraties de scheepvaartemissies en de industriële bronnen zijn verwerkt. Voorts is in dit verband van belang dat in de notitie van DCMR Milieudienst Rijnmond is vermeld dat de kortste afstand van de onderzochte wegen tot de Nieuwe Maas - het hart van de vaarweg - 425 meter bedraagt en dat deze afstand te groot is om het scheepvaartverkeer desondanks apart mee te nemen in de berekeningen.

Datum uitspraak:
18 augustus 2010
Zaaknummer:
200909429/1/M1
Vindplaats:
www.raadvanstate.nl