Welke soorten normen zijn er voor luchtkwaliteit?
Vraag
Welke soorten normen geeft de Wet milieubeheer voor luchtkwaliteit?
Antwoord
Bijlage 2 van de Wet milieubeheer kent de volgende soorten normen voor diverse stoffen:
Voor fijnstof (PM2.5) gelden bovendien een gemiddelde blootstellingsindex (GBI) en een indicatieve waarde.
Toelichting
Grenswaarden
Er zijn grenswaarden opgenomen voor de stoffen:
- benzeen
- koolmonoxide
- lood
- stikstofdioxide
- stikstofoxiden
- zwaveldioxide
- zwevende deeltjes (fijnstof: PM10 en PM2.5)
De concentraties van deze stoffen in de buitenlucht moeten hier minimaal aan voldoen. Tenzij de bijdrage van het plan of inrichting niet in betekenende mate (NIBM) is. Deze normen gelden niet voor arbeidsplaatsen in en rond bedrijf- en industriegebouwen tot de grens van het bedrijfsterrein. Worden grenswaarden overschreden dan moet het bevoegde gezag maatregelen treffen. Hiermee zorgt het bevoegd gezag dat de luchtkwaliteit voldoet aan de grenswaarden.
Plandrempels
Er waren plandrempels voor benzeen en stikstofdioxide. Maar inmiddels zijn voor deze stoffen alleen nog de grenswaarden relevant.
Tot 2015 was er nog wel een plandrempel voor fijnstof (PM2.5).
Alarmdrempels
Er gelden alarmdrempels voor:
- ozon
- stikstofdioxide
Overschrijding van alarmdrempels kan acute risico's opleveren voor de gezondheid. In de Smogregeling 2010 en het Modeldraaiboek Smog 2010 (doc, 447 kB) staat wat het bevoegde gezag moet doen bij overschrijding van deze drempel. Soms is het genoeg om de bevolking te informeren. Soms moeten overheden tijdelijke maatregelen nemen. Iedere overschrijding van een alarmdrempel moet worden gerapporteerd aan de EU.
Richtwaarde
Er gelden richtwaarden voor:
- arseen
- benzo(a)pyreen
- cadmium
- nikkel
- ozon
Deze richtwaarden beschermen de gezondheid van de mens (en vegetatie). De richtwaarden moeten, in de periode 2010-2020, voor de verschillende stoffen, zoveel mogelijk zijn bereikt.
Informatiedrempel
Er geldt een informatiedrempel voor ozon.
Als een bepaald uurgemiddelde concentratie wordt bereikt, moet de bevolking geïnformeerd worden. Dit beperkt de risico’s voor de gezondheid van bijzonder gevoelige bevolkingsgroepen.