NIBM uitzonderingsgebieden

In 2013 zijn gebieden aangewezen waar de NIBM toets - tijdelijk - niet geldt. Dit geldt voor gebieden met voortdurend hoge waarden of grenswaarde overschrijdingen. In deze gebieden mag de luchtkwaliteit niet verder verslechteren. Het risico bestaat dat NIBM projecten niet positief bijdragen aan dit doel.

Beperking toepassing NIBM

In gebieden met voortdurend hoge waarden, moet voorkómen worden dat de luchtkwaliteit verslechterd. Daarom is in juni 2012 het Besluit NIBM aangepast (pdf, 66 kB): het bevat nu een mogelijkheid tot het beperken van het gebruik van de NIBM-grondslag.

Deze aanpassing van het Besluit NIBM maakt het mogelijk om gebieden en broncategorieën aan te wijzen. Daarbinnen kan geen gebruik meer gemaakt worden van de NIBM-grond. Het gaat dan bijvoorbeeld om gebieden waar de grenswaarde voor PM10 wordt overschreden of waar overschrijding van de grenswaarde dreigt.

De aanwijzing van gebieden en broncategorieën vindt plaats in nauwe samenspraak met betrokken overheden en sectoren. De gebieden waar deze beperkingen gelden, worden aangewezen in de Regeling NIBM.

NIBM-uitzonderingsgebieden

Op 22 maart 2013 zijn in de Regeling NIBM bijlage 5 vier gebieden aangewezen. Daar is de NIBM-grondslag niet meer van toepassing voor veehouderijen. Er geldt wel een ondergrens. Het moet gaan om veehouderijen die meer dan 800 kg fijnstof per jaar emitteren. Aangewezen zijn gebieden die liggen in de gemeenten Asten, Nederweert, Deurne en een gebied in delen van de gemeenten Barneveld, Ede, Renswoude en Scherpenzeel. De gebieden zijn weergegeven in enkele kaarten die als bijlage bij de Regeling NIBM zijn gevoegd.

In de vier gebieden zijn de concentraties van vooral PM10 erg hoog. Dit betekent dat bijna iedere nieuwe activiteit leidt tot nieuwe overschrijdingen. Het gaat vooral om gebieden met veel intensieve pluimvee- en varkenshouderijen.

Beperking van de toepassing van NIBM betekent niet dat in de aangewezen gebieden geen ontwikkeling meer mogelijk is. Het blijft mogelijk voor (veehouderij) bedrijven om uit te breiden. Daarbij moet aan één van de andere grondslagen, van artikel 5.16, eerste lid, van de Wm worden voldaan. Dit betekent dat bij nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen aannemelijk gemaakt moet worden dat:

  • aan de grenswaarden wordt voldaan, of
  • dat er geen sprake is van een verdere verslechtering, of
  • dat een project past in het NSL

Een veehouderij kan bijvoorbeeld met vernieuwende technieken zorgen dat de concentraties ter plaatse niet toenemen of zelfs afnemen. In dat geval kan de veehouderij toch uitbreiden.