Inwerkingtreding Wabo

Met de invoering van de omgevingsvergunning op 1 oktober 2010 is een deel van onder andere de toestemmingen van de Wro en de Wm overgegaan in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Voorbeelden hiervan zijn het projectbesluit uit de Wro en de milieuvergunning uit de Wm. Hiervoor moesten bovenstaande wetten aangepast worden. Dat is gebeurd in de invoeringswet Wabo (Staatsblad 2010, nr. 142).

Naast wetten moesten ook AMvB's, waaronder het Besluit milieueffectrapportage, aangepast worden aan de invoering van de omgevingsvergunning. Dit is gebeurd in het Invoeringsbesluit Wabo (Staatsblad 2010, nr. 144).

De invoeringswet Wabo regelt de gevolgen van de invoering van de omgevingsvergunning voor tal van wetten binnen het omgevingsrecht. In deze wet is bovendien het overgangsrecht met betrekking tot de Wabo opgenomen.

U kunt alle kamerstukken vinden in het dossier nr. 31 953.

Belangrijkste kamerstukken:

De wijzigingen voor milieueffectrapportage

De invoering van de Wabo heeft in principe geen invloed op de m.e.r.-regelgeving zelf gehad. Door de veranderingen in de grondslagen van de besluiten waarvoor mogelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden, gelden de meeste veranderingen vooral het Besluit milieueffectrapportage.

Artikel 9.10 Invoeringswet Wabo zorgt voor de aanpassing van de Wet milieubeheer. De wijziging in hoofdstuk 7 milieueffectrapportage betreft alleen een wijziging in een verwijzing in artikel 7.1, vijfde lid (aanwijzing adviseurs).

Via artikel 1.27 van het Invoeringsbesluit Wabo (Staatsblad 2010, nr. 144) is het Besluit milieueffectrapportage aangepast. Het betreft onder meer een kleine aanpassing in artikel 8 en de aanpassing van de begripsomschrijving van een «plan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening» in onderdeel A van de bijlage. Daarnaast is in de onderdelen C en D van de bijlage de tekst «een besluit waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de wet van toepassing is» telkens vervangen door «een besluit waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en één of meer artikelen van afdeling 13.2 van de wet van toepassing zijn».

Het meest opvallende gevolg van de inwerkingtreding van de Wabo is dat nu voor inrichtingsgebonden activiteiten ook de ruimtelijke omgevingsvergunningen (art. 2.12, lid 1, onder a, onder 3o en lid 2) onder de reikwijdte van kolom 4 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn gekomen. De genoemde omgevingsvergunningen betreffen de opvolgers van het projectbesluit en de tijdelijke ontheffing die eerder in de Wro waren opgenomen. Dit komt door de redactie van de tekst in kolom 4: "een besluit waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en een of meer artikelen van afdeling 13.2 van de wet van toepassing zijn" en art. 3.10, lid 4 Wabo waarin enkele artikelen van afdeling 13.2 op de voorbereiding van de omgevingsvergunning van toepassing worden verklaard.

Dit speelt bij de categorieën die activiteiten binnen inrichtingen omvatten, waarbij voorheen de milieuvergunning als MER-plichtig of MER-beoordelingsplichtig besluit was aangewezen. In die gevallen dat er naast milieu ook een ruimtelijke component in de omgevingsvergunning wordt opgenomen, zal het milieueffectrapport ook betrekking moeten hebben op die ruimtelijke component. Het milieueffectrapport vormt dan mede de basis voor de ruimtelijke onderbouwing van de ruimtelijke component van de omgevingsvergunning.