199901800/1 Middenveld

Onderwerp: minimumafstanden, paarden, stankhinder

Inleiding:
Er is een oprichtingsvergunning verleend voor een huifkarcentrum, waar in paardenboxen verdeeld over twee stallen 19 paarden worden gehouden. Op een aangrenzend stuk land worden één schaap, 3 geiten, 2 varkens, één pony, 11 scharrelkippen en 6 konijnen gehouden, overeenkomend met 3,6 mestvarkeneenheden.  De gemeente heeft de vergunning verleend, ook al is de afstand tot de dichtstbijgelegen woning slechts ongeveer 17 meter is. De vraag is of dit terecht is.

Afdeling:
Verweerders hebben overwogen dat er voor paarden geen omrekeningsfactoren naar mestvarkeneenheden zijn vermeld in de Richtlijn 1996. Ook is er gezien de omvang van het aantal overige dieren geen sprake van een intensieve veehouderij waarop de Richtlijn 1996 van toepassing is. Gelet op de omstandigheden van het geval hadden verweerders volgens de Afdeling in het kader van hun beoordelingsvrijheid bij de beslissing op de aanvraag om vergunning de mogelijkheid om niet aan de Richtlijn 1996 te toetsen. Dit betekent evenwel niet dat van het houden van voornoemde dieren geen stankhinder te duchten is.

De dichtstbij de inrichting gelegen woning van derden ligt op een afstand van ongeveer 17 meter van een paardenstal. Ter voorkoming van stankhinder zijn voorschriften aan de vergunning verbonden omtrent het opslaan en afvoeren van mest, het gesloten houden van ramen en deuren van stallen alsmede omtrent de uitmondingen van het ventilatiesysteem van de stallen. Gelet op de afstand, het beperkt aantal dieren dat in de inrichting verblijft en de aan de vergunning verbonden voorschriften hebben verweerders zich terecht op het standpunt gesteld dat de stankhinder van de dieren voldoende wordt voorkomen of beperkt.

Datum uitspraak:
24 oktober 2001
Zaaknummer:
199901800/1
Vindplaats:
niet gepubliceerd
Instantie:
gemeente