Juridisch kader
Dit hoofdstuk gaat specifiek in de op de wet- en regelgeving voor het toetsen van fijnstof bij veehouderijen. Dit om het wettelijk kader toe te lichten. In de regelgeving speelt ook het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) een rol.
Beoordelen omgevingsvergunning milieu
Bij het beoordelen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning milieu moet het bevoegd gezag toetsen aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer (Wm). Datzelfde geldt bij de beoordeling voor fijnstof van een veehouderij, die een OBM voor fijnstof nodig heeft. De verplichting om fijnstof te toetsen bij de omgevingsvergunning milieu, volgt uit artikel 2.14 onder c 2e lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Voor de beoordeling van een OBM staat dit in artikel 5.13b van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Het toetsingskader voor de luchtkwaliteit staat in artikel 5.16 Wm. Meer informatie over de juridische achtergrond vindt u op pagina Regels luchtkwaliteit in 't kort.
Fijnstof speelt bij veehouderijen vooral een rol als het gaat om het toetsen aan luchtkwaliteitseisen. De toets houdt in dat het bevoegd gezag controleert of de luchtkwaliteit aan één van de vier luchtkwaliteitseisen voldoet. Meer over het toetsingskader leest u onder het kopje Toetsingskader.