Beste beschikbare Technieken

In dit hoofdstuk vindt u meer informatie over de beste beschikbare technieken voor het beperken van de fijnstof emissies bij veehouderijen. Dit hoofdstuk beschrijft wanneer en hoe u de uitstoot van fijnstof aan eisen kunt toetsen. De werkwijze is daarbij afhankelijk van de vraag of een bedrijf meldings- of vergunningplichtig is.

Beste Beschikbare Technieken voor fijnstof

In artikel 2.14 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht staat dat de inrichting in ieder geval de in aanmerking komende beste beschikbare technieken (BBT) moet toepassen. Als die niet worden aangevraagd dan moet het bevoegd gezag de vergunning weigeren. Dit artikel geldt voor zowel IPPC- als niet IPPC-bedrijven. Bij de beoordeling van elke afzonderlijke vergunningaanvraag moet het bevoegd gezag toetsen of de BBT worden toegepast. Of een techniek BBT is hangt van een aantal factoren af.

Een techniek is BBT als deze:

  • doeltreffend is
  • economisch en technisch haalbaar is binnen de bedrijfstak
  • redelijkerwijs binnen Nederland of daarbuiten te verkrijgen is

Het begrip techniek is breed, denk bijvoorbeeld aan:

  • het ontwerp van de inrichting (o.a. ligging stallen)
  • de wijze van bouwen en onderhouden (o.a. stalsystemen)
  • de bedrijfsvoering

De BBT-afweging is een integrale afweging, waarbij een afweging met andere milieuaspecten wordt gemaakt.

Besluit emissiearme huisvesting

Vanaf 1 augustus 2015 bestaat het Besluit emissiearme huisvesting veehouderij (behv). Hierin staan maximale emissiewaarden voor fijnstof voor nieuwe pluimveestallen en te vervangen of uit te breiden stallen. Deze maximale emissiewaarden voldoen aan de BBT. De werkwijze is vergelijkbaar met de voorloper van genoemd besluit: het Besluit huisvesting.

Meldingsplichtige bedrijven

Voor meldingsplichtige bedrijven gelden de eisen uit het Besluit emissiearme huisvesting en het Activiteitenbesluit. In het Activiteitenbesluit zijn geen emissienormen voor fijnstof vastgesteld. Voor fijnstof is het mogelijk om onder het Activiteitenbesluit met artikel 2.7 lid 1 maatwerk te stellen. Dit gaat dan niet om emissienormen, maar om maatregelen om de emissie te beperken.

Vergunningplichtige bedrijven

In de artikelen 2.30 en 2.31 van de Wet algemene bepalingen milieubeheer (Wabo) staat dat het bevoegd gezag een bestaande vergunning moet actualiseren als er zijn:

  • ontwikkelingen van technische mogelijkheden, of
  • ontwikkelingen van de kwaliteit van het milieu

Bij een recente vergunning zal dit niet zo snel het geval zijn. Bij actualiseren moeten de eisen overeen komen met de beste beschikbare technieken (BBT).

Het bevoegd gezag moet binnen 4 jaar na publicatie van BBT-conclusies de vergunningen van de IPPC bedrijven actualiseren. Dat staat in artikel 2.31 Wabo en artikel 5.10 van het Besluit omgevingsrecht (BOR).

BBT-conclusies

De BBT-conclusies voor de intensieve veehouderij zijn op 21 februari 2017 gepubliceerd. De publicatie van de BBT-conclusies betekent dat het bevoegd gezag bij een bestaande IPPC-veehouderij moet toetsen of de vergunningvoorschriften voldoen aan deze nieuwe BBT-conclusies. Is dit niet het geval dan moeten de voorschriften worden geactualiseerd. Binnen vier jaar na publicatie van de BBT-conclusies moet de IPPC-veehouderij voldoen aan deze nieuwe voorschriften. Het toetsen moet dus eerder gebeuren.

Bij het verlenen van een nieuwe omgevingsvergunning gelden de BBT-conclusies direct.

Voor meer informatie over het actualiseren van een IPPC-vergunning, zie de pagina Actualiseren vergunning.

Bestaande stallen

Het Besluit emissiearme huisvesting vult BBT in voor pluimveestallen die zijn gebouwd op 1 juli 2015 of later. Het besluit stelt geen eisen aan bestaande stallen. In de toelichting van het besluit staat dat niet voor elke diercategorie een emissiegrenswaarde kon worden vastgesteld. Dit op basis van het criterium voor de economische haalbaarheid. Om die reden is besloten om voor geen enkele diercategorie een emissiegrenswaarde vast te stellen.

Het Besluit emissiearme huisvesting is daarmee niet dekkend voor bestaande IPPC-bedrijven, die aan de BBT-conclusies moeten voldoen. Dit betekent dat BBT voor bestaande pluimveestallen van voor 1 juli 2015 op individueel niveau moet worden bepaald. Dit in samenhang met de verplichting om de vergunning te actualiseren vanwege publicatie van de BBT-conclusies. Dit geldt ook voor stallen bij andere diercategorieën, zoals varkens.

Meer informatie over de individuele beoordeling vindt u op de pagina over BBT-conclusie fijnstof.