Blootstelling

De luchtkwaliteit hoeft alleen beoordeeld (gemeten of berekend) te worden op plaatsen waar mensen 'significant' worden blootgesteld. Daarom is het van belang om te bepalen waar significante blootstelling aan luchtverontreiniging plaatsvindt. De Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Rbl) bevat daarvoor aanwijzingen en voorbeelden.

Oorsprong blootstellingscriterium

Het blootstellingscriterium heeft zijn oorsprong in de Europese richtlijn luchtkwaliteit 2008/50/EG. In Nederland is dit uitgangspunt verder uitgewerkt in de Rbl. Uit jurisprudentie van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt, dat dit blootstellingscriterium op een juiste manier is uitgewerkt in de Rbl. Zie hiervoor de uitspraken:

Significante blootstelling

In artikel 22 van de Rbl staat dat de luchtkwaliteit wordt bepaald op plaatsen waar de bevolking ‘kan worden blootgesteld gedurende een periode die in vergelijking met de middelingstijd van de betreffende luchtkwaliteitseis significant is'. Hieruit blijkt dat de duur van de periode dat iemand (1 individu) gemiddeld wordt blootgesteld bepalend is voor de vraag of de luchtkwaliteit moet worden beoordeeld.

Er wordt daarbij verder geen onderscheid gemaakt naar de gevoeligheid van groepen of de aard van het verblijf. De grenswaarden zijn opgesteld om de gezondheid van de gehele bevolking te beschermen.

Middelingstijd van de grenswaarde

Bij de bepaling of een verblijfstijd significant is, wordt de verblijfstijd vergeleken met de middelingstijd van de grenswaarde. Dat is een jaar, dag of uur, afhankelijk het type grenswaarde voor een stof: een jaargemiddelde, een daggemiddelde of een uurgemiddelde grenswaarde. Dit wordt voor fijnstof en stikstofdioxide (NO2) hieronder verder uitgewerkt.

Fijnstof

Voor fijnstof gelden twee normen: een jaargemiddelde norm en een daggemiddelde norm. Voor fijnstof blijkt dat wanneer de dagnorm wordt overschreden, de jaarnorm ook wordt overschreden. De dagnorm is daarmee bepalend. Voor fijnstof moet de verblijfstijd dus vergeleken worden met een dag.

Een voorbeeld: De gemiddelde verblijfstijd van een wandelaar op een wandelpad is kort in vergelijking met 24 uur en daarom niet significant.

Stikstofdioxide

Voor NO2 is er een jaargemiddelde en een uurgemiddelde norm. Uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) komt naar voren dat een overschrijding van de uurgemiddelde norm (vrijwel) niet voorkomt. In de praktijk zal een bepaling van de plaatsen waar significante blootstelling in vergelijking met een uur plaatsvindt, dus vaak niet nodig zijn. Bij grote puntbronnen, zoals grote stookinstallaties, is niet uit te sluiten dat er bij een nieuwe situatie een overschrijding van het uurgemiddelde ontstaat. Het is bij de toetsing dan het eenvoudigst om:

  • eerst met een rekenprogramma, zoals ISL3a, de verspreiding van NO2 te bepalen in de gehele omgeving (met behulp van een grid).
  • pas bij geconstateerde overschrijdingen van het uurgemiddelde te bepalen of daar significante blootstelling plaatsvindt (ten opzichte van een uur).

Overschrijdingen van het jaargemiddelde komen vaker voor, maar hoeven alleen bepaald te worden op plaatsen waar de verblijfstijd significant is in vergelijking met een jaar.

Voorbeelden significante blootstelling

Het bevoegd gezag beoordeelt of een locatie een significante verblijfstijd heeft. De toelichting op de gewijzigde Rbl van december 2008 (pdf, 1.3 MB) geeft een aantal voorbeelden van plaatsen waar de verblijfstijd significant is.

Significant ten opzichte van de middelingstijd van een jaar

  • woningen, andere voor wonen bestemde gebouwen, woonboten
  • kinderopvang
  • basisscholen en scholen voor middelbaar en hoger onderwijs
  • verzorgings- en bejaardentehuizen
  • revalidatie-instellingen
  • overige gebouwen, niet zijnde (hoofdzakelijk) een werkplek, waar sprake is van een langdurig verblijf door personen en zoals gevangenissen, asielzoekerscentra en dergelijke

Significant ten opzichte van de middelingstijd van een dag (etmaal):

  • tuinen bij woningen en andere voor wonen bestemde gebouwen (voor een verdere toelichting, zie het einde van deze paragraaf)
  • recreatiewoningen en campings
  • sport- en recreatieterreinen, buitenzwembaden, speelplaatsen, speelweiden en speeltuinen, parken, pretparken en dergelijke
  • havens voor recreatievaartuigen
  • badinrichtingen in oppervlaktewater als bedoeld in de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Whvbz)

Significant ten opzichte van een middelingstijd van een uur:

  • stations en haltes voor openbaar vervoer
  • parkeerterreinen
  • rustplaatsen langs de snelweg en andere weggebonden activiteiten (tanken, pech onderweg)
  • winkels en andere daarmee vergelijkbare commerciële activiteiten
  • de berm bij wegen
  • langs en op het water, anders dan in de Whvbz aangewezen plaatsen
  • vaarwegen en (zee)havens

De voorbeelden zijn niet uitputtend.

Algemene verblijfstijd binnen functies

In de toelichting op de Rbl 2007 staat dat wordt uitgegaan van de verblijfsduur die in het algemeen verbonden is aan bepaalde functies. Dus een verblijfsduur die gemiddeld bij een functie te verwachten is. Er hoeft geen specifieke afweging per geval gemaakt te worden. De relevantie hiervan blijkt uit het volgende voorbeeld van een speeltuin.

Over het algemeen zal het verblijf van de spelende kinderen ten opzichte van 24 uur lang genoeg zijn om als significant te worden gezien. Maar als de openingstijd van een speeltuin erg kort is, kan de verblijfstijd alsnog niet significant zijn. Als de openingstijden vervolgens verruimd worden, dan wordt de verblijfstijd mogelijk wél significant. Hiervoor is in de meeste gevallen geen bestemmingsplanwijziging nodig, of een ander overheidsbesluit. Er zou dan een overschrijdingssituatie kunnen ontstaan. Om dit te voorkomen kan beter worden uitgegaan van een normale bij een speeltuin te verwachten verblijfsduur.

In afwijkende gevallen heeft het bevoegd gezag wel de ruimte om een eigen afweging te maken. Uiteraard geldt altijd dat dit goed gemotiveerd moet worden.

Tuinen

De voortuin heeft in het algemeen geen verblijfsfunctie. Is de weg de belangrijkste bron van verontreiniging? Dan kan volstaan worden met toetsing van de luchtkwaliteit aan de gevel van een woning. De achtertuin zal bij toetsing over het algemeen aan de normen voldoen, als bij de gevel aan de norm wordt voldaan. Want de woning heeft een afschermende werking.

Stel dat er een puntbron ligt aan de achtertuin. Dan wordt aangeraden om de (dichtst bij de bron zijnde) gevel van de woning als representatief punt te beschouwen voor de tuin en de woning samen. De woning staat namelijk centraal binnen het perceel en het verblijf zal zich ook gemiddeld vlakbij de gevel van de woning afspelen.