Toepassing van de Regeling NIBM

Het Besluit NIBM geeft een algemeen criterium voor het begrip ‘niet in betekenende mate bijdragen’. Er geldt een getalsmatige NIBM-grens. Deze bedraagt van 3% van de jaargemiddelde grenswaarde van NO2 en PM10. In de praktijk vertaalt dit naar een jaargemiddelde bijdrage van 1,2 µg/m³.

Vervolgens zijn er twee mogelijkheden om aannemelijk te maken, dat een project leidt tot een toename van de luchtverontreiniging die de NIBM-grens niet overschrijdt (zie ook het stappenschema bepaling NIBM, vanaf stap 3):

  1. Aannemelijk maken dat een project binnen de grenzen van een categorie uit de Regeling NIBM valt. Er is dan geen verdere toetsing nodig, het project is in ieder geval NIBM.
  2. Als een project niet behoort tot een aangewezen categorie: op een andere manier aannemelijk maken dat een project niet leidt tot een toename groter dan de 3% grens. Hiervoor kunnen berekeningen nodig zijn.
    Ook als een project boven de getalsmatige grenzen van de Regeling NIBM uitkomt, is het mogelijk om alsnog via berekeningen aan de tonen, dat de 3% grens niet wordt overschreden.

Dit hoofdstuk gaat specifiek in op de mogelijkheden om met de Regeling NIBM te bepalen of een project al dan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties fijnstof en/of NO2 in de lucht (optie a).

De Regeling NIBM geeft invulling aan de volgende categorieën:

  • woningbouw- en kantoorlocaties, en ook een combinatie daarvan (artikel 3 en bijlage C)
  • inrichtingen (artikel 1 en bijlage A). Hieronder vallen landbouwinrichtingen en spoorwegemplacementen.

Voorafgaand aan de aanwijzing van de hierboven genoemde categorieën in de Regeling NIBM is onderzoek uitgevoerd. Aan de hand van dit onderzoek zijn de getalsmatige grenzen bepaald die invulling geven aan de 3% grens in de Regeling NIBM. Beneden die grenzen is een project automatisch ‘niet in betekenende mate’.

De combinatie van het Besluit en de Regeling NIBM stelt de daaronder vallende projecten dan ook vrij van toetsing aan de grenswaarden. Dit volgt uit artikel 5.16, vierde lid, van de Wm.

Met andere woorden: als een project past binnen de getalsmatige grenzen van de Regeling NIBM, dan is het project in ieder geval NIBM. Uiteraard moet het bevoegd gezag wel motiveren, dat het project past binnen de voorwaarden van de betreffende categorie uit de Regeling NIBM. Ook gelden de algemene en bijzondere uitgangspunten, zoals die beschreven zijn in hoofdstuk 5 van deze handreiking. Het gaat dan vooral om de anticumulatieregeling.