Systematiek spoorweglawaai Wgh

Via Hoofdstuk VII Zones langs spoorwegen biedt de Wet geluidhinder (vooral) in het ruimtelijk spoor (Wro, Wabo) bescherming aan geluidsgevoelige bestemmingen tegen spoorweglawaai. Daarbij gaat het om nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen langs spoorwegen en om bestaande geluidsgevoelige bestemmingen bij de aanleg/wijziging van spoorwegen (die zijn aangegeven op de zonekaart).
Hoofdstuk VII Zones langs spoorwegen regelt vooral de reikwijdte en de grondslag om zaken te regelen per AMvB, de feitelijke bescherming is vastgelegd in hoofdstuk 4 Spoorwegen, Besluit geluidhinder.

Op deze pagina wordt ingegaan op de volgende onderwerpen:

Andere mogelijke relevante onderwerpen (op andere webpagina's) zijn:

Reikwijdte en systematiek

De bescherming die in hoofdstuk 4 Spoorwegen, Besluit geluidhinder wordt geboden (art. 106 Wgh) is van toepassing bij:

  • realisatie van een geluidsgevoelige bestemming (via een ruimtelijk besluit) in de zone langs een spoorweg aangegeven op de geluidplafondkaart of op de zonekaart
  • aanleg/wijziging van een spoorweg die is aangegeven op de zonekaart
  • saneringswoningen langs een spoorweg die is aangegeven op de zonekaart

De systematiek van de zonering houdt in dat langs een (toekomstige) spoorweg een planologisch aandachtsgebied (de zone) ligt waarbinnen in bovenstaande situaties bescherming wordt geboden aan geluidsgevoelige bestemmingen. Voor geluidsgevoelige objecten in de zone geldt een basisbeschermingsniveau, dit is de voorkeursgrenswaarde. Door middel van een hogere waarde kan door het bevoegd gezag gemotiveerd een hogere geluidsbelasting (hogere waarde) worden toegestaan. Deze verhoging is mogelijk tot een maximaal toelaatbare (grens)waarde.

Omvang geluidszones

De spoorwegen met een geluidszone (het planologisch aandachtsgebied) langs een spoorweg staan op de geluidplafondkaart of de zonekaart.

Spoorweg aangegeven op de geluidplafondkaart
Voor spoorwegen die zijn aangegeven op de geluidplafondkaart wordt in art. 1.4a Bgh de omvang van de geluidzone geregeld. De breedte van de zone is afhankelijk de hoogte van het geluidproductieplafond. De ruimte boven en onder de spoorweg behoort tot de zone.
N.B. Deze geluidszone (planologisch aandachtsgebied) geldt alleen bij het ruimtelijk mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen.

Spoorweg aangegeven op de zonekaart
Voor spoorwegen die zijn aangegeven op de zonekaart wordt in art. 1.4 Bgh de omvang van de geluidzone geregeld. De zone strekt zich uit vanaf de as van de spoorweg tot de breedte aan weerszijden van de spoorweg, gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf, als aangegeven op die kaart. De ruimte boven en onder de spoorweg behoort tot de zone. Bij spoorweglawaai is de breedte van de zone langs een spoorweg onder andere afhankelijk van het aantal sporen en de verkeersintensiteit. In de Regeling Zonekaart spoorwegen is per spoortraject de zonebreedte vastgesteld. Deze zonebreedte varieert van 25 tot maximaal 100 meter. In de bijlage van de regeling vindt u de zonekaart (pdf, 2 MB).

N.B. Deze geluidszone (planologisch aandachtsgebied) geldt bij het ruimtelijk mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen en bij de aanleg/wijziging van spoorwegen die zijn aangegeven op de zonekaart.

Nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen

Wanneer een nieuwe geluidsgevoelige bestemming in de zone van een spoorweg via een ruimtelijk besluit (bestemmingsplan, omgevingsvergunning tot het afwijken van een bestemmingsplan (art. 2.12 lid 1 sub a onder 3° Wabo)) mogelijk wordt gemaakt geldt (via art. 107 Wgh) hoofdstuk vier van het Besluit geluidhinder. Bij deze besluiten moeten voor geluidsgevoelige bestemmingen de hoogst toelaatbare geluidsbelasting in acht genomen worden (art. 4.1 Bgh bij bestemmingsplan en art. 4.2 Bgh bij een omgevingsvergunning tot afwijken van het bestemmingsplan).
Bij een vaststelling van een bestemmingsplan hoeven bestaande geluidsgevoelige bestemmingen gelegen in de zone van bestaande wegen niet getoetst te worden (art. 4.1 lid 3 Bgh). Een uitzondering hierop vormt een wijziging van een bestaande spoorweg, voor verdere informatie hierover wordt verwezen naar "Wijziging spoorweg op de zonekaart". Op tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan met een periode van maximaal 10 jaar is de Wet geluidhinder niet van toepassing.

Akoestisch onderzoek
Bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of een projectbesluit dat betrekking heeft op een zone langs een spoorweg moet een akoestisch onderzoek worden ingesteld naar:

  • De geluidsbelasting die door woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen binnen de toekomstige zone vanwege de spoorweg zou worden ondervonden, zonder de invloed van maatregelen die de geluidsbelasting beperken (art. 4.3 lid 1 onder a Bgh).
  • De doeltreffendheid van de in aanmerking komende maatregelen om te voorkomen dat de in de toekomst vanwege de spoorweg optredende geluidsbelasting van de onder a bedoelde objecten de voorkeursgrenswaarden te boven zou gaan (art. 4.3 lid 1 onder b Bgh).
  • Als wordt overwogen hogere waarde vastte stellen heeft het akoestisch onderzoek ook betrekking op de doeltreffendheid van de maatregelen om te voldoen aan de vast te stellen hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting. (art. 4.3 lid 2 Bgh).

Wanneer er sprake is van hoofdspoorwegen aangegeven op een geluidplafondkaart moet in het akoestisch onderzoek uitgegaan worden van de brongegevens uit het geluidregister. In de andere gevallen zijn de brongegevens opvraagbaar bij de spoorwegbeheerder. Voor meer informatie zie de webpagina "Akoestisch rapport spoorweglawaai Wgh".

Beschermingsniveau
Het beschermingsniveau voor nieuw te realiseren geluidsgevoelige bestemmingen in de zone van een spoorweg is vastgelegd in art. 4.9 Bgh (voorkeursgrenswaarde) en artikelen 4.10 t/m 4.12 (hoogst toelaatbare geluidsbelasting), zie onderstaande tabel.

Beschermingsniveau realiseren geluidsgevoelige bestemmingen in de zone van een spoorweg

Bestemming

Voorkeursgrenswaarde

Hoogst toelaatbare geluidsbelasting

Woning

55 dB
(art. 4.9 Bgh)

68 dB
(art. 4.10 Bgh)

Andere geluidsgevoelige gebouwen

53 dB
(art. 4.9 Bgh)

68 dB
(art. 4.11 Bgh)

Geluidsgevoelige terreinen

55 dB
(art. 4.9 Bgh)

63 dB
(art. 4.12 Bgh)

Via een hogere waarde procedure kan van de voorkeursgrenswaarde worden afgeweken tot de hoogst toelaatbare geluidsbelasting. Of én in hoeverre deze afwegingsruimte tussen de voorkeursgrenswaarde en de hoogst toelaatbare geluidsbelasting wordt gebruikt, is ter beoordeling van het bevoegd gezag. Voor deze beoordeling kan het bevoegd gezag hiervoor een eigen opgesteld hogere waarde beleid gebruiken (zie voor het opstellen hiervan de InfoMilfolder "Geluidbeleid Hogere Waarden (pdf, 1.6 MB)").
Het bevoegd gezag mag hogere waarden slechts verlenen als toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting vanwege de weg, ondoeltreffend zal zijn of overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard (art. 110a lid 5 Wgh).

Aanleg van een spoorweg op de zonekaart Wgh

Deze paragraaf is van toepassing voor de (beperkte) gevallen dat de spoorweg (die wordt aangelegd) is aangewezen via de Regeling zonekaart spoorwegen geluidhinder. Bij ministeriële regeling kan de zonekaart aangepast worden en kunnen nieuwe spoorwegtrajecten worden toegevoegd.

In deze situatie wordt de aanleg van een spoorweg ruimtelijk mogelijk gemaakt via een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning tot afwijken van een bestemmingsplan (art. 2.12 lid 1 sub a onder 3° Wabo). Er wordt aan geluidsgevoelige bestemmingen bescherming tegen spoorweglawaai gegeven (via art. 107 Wgh) in paragraaf 4.1 van hoofdstuk 4 Besluit geluidhinder. De verplichting voor het opstellen van een akoestisch onderzoek en het geboden beschermingsniveau zijn identiek aan het beschermingsniveau voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen in een zone van een spoorweg (zie tabel beschermingsniveau).

NB. Op basis van de oude WRO was er binnen de bebouwde kom geen verplichting om een bestemmingsplan op te stellen. Voor een aanleg van een spoorweg (die aangewezen is via de Regeling zonekaart spoorwegen geluidhinder) binnen de bebouwde kom (zonder bestemmingsplan) is een ruimtelijk besluit dan niet persé noodzakelijk. De Wgh biedt ook in deze situatie bescherming, dit is geregeld in paragraaf 4.1.2 van hoofdstuk 4. Spoorwegen Bgh. Met de nieuwe Wro, waarin het bestemmingsplan verplicht is voor het gehele grondgebied, zal na een overgangstermijn van vijf jaar, deze situatie per 1 juli 2013 niet meer voordoen.

Wijziging van een spoorweg op de zonekaart Wgh

Deze paragraaf is van toepassing voor de (beperkte) gevallen dat de spoorweg is aangewezen via de Regeling zonekaart spoorwegen geluidhinder. Wijzigingen aan een bestaande spoorweg kunnen invloed hebben op het akoestische klimaat van bestaande geluidsgevoelige bestemmingen.

Definitie wijziging van een spoorweg
Een wijziging van een spoorweg is in art. 1.1 lid 1 onder f Bgh gedefinieerd:

"wijziging met betrekking tot een aanwezige spoorweg, die verandering brengt in de omstandigheden welke ingevolge de regels die gelden bij de vaststelling van de geluidsbelasting vanwege die spoorweg in acht genomen moeten worden en waarvan uit akoestisch onderzoek blijkt dat de berekende geluidsbelasting vanwege de spoorweg in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen hoger zal zijn dan 63 dB of, indien die berekende geluidsbelasting vanwege de spoorweg in het toekomstig maatgevende jaar 63 dB of lager zal zijn maar hoger dan een in dit besluit aangegeven geluidsbelasting, uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege de spoorweg in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen ten opzichte van de geluidsbelasting voorafgaand aan de wijziging zal toenemen met ten minste 3 dB".

In het Bgh is daarnaast ook aangegeven welke wijzigingen aan een spoorweg niet leiden tot een wijziging van een spoorweg op basis van de Wet geluidhinder (art. 1.1 lid 2 Bgh) en dus ook niet leiden tot toetsing aan de grenswaarden uit de Wgh/Bgh:

"In afwijking van het eerste lid, onderdeel f wordt onder wijziging van een spoorweg in deze wet en de daarop berustende bepalingen niet verstaan de afzonderlijke omstandigheid die bestaat uit:

  • een wijziging van de intensiteit, de verkeerssnelheid of een combinatie van beiden in het toekomstig maatgevende jaar van door Onze Minister te bepalen categorieën spoorvoertuigen op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten als gevolg waarvan de geluidemissie van de betreffende spoorgedeelten of de combinatie daarvan onafgerond niet meer dan 1,0 dB toeneemt ten opzichte van de gemiddelde geluidemissie, bepaald volgens bij ministeriële regeling te stellen regels, van de drie jaren voorafgaand aan de wijziging
  • een horizontale verplaatsing van de spoorstaven over een afstand kleiner dan twee meter
  • een verticale verplaatsing van de spoorstaven over een afstand kleiner dan één meter
  • het ter vervanging aanbrengen van een baanconstructie, die, bepaald met inachtneming van artikel 4.8, niet meer geluid emitteert dan de te vervangen constructie"

Beschermingsniveau
Als op basis van het bovenstaande er sprake is van een wijziging van een spoorweg in het kader van de Wgh zal door het bevoegd gezag de geluidsbelasting op de bestaande geluidsgevoelige bestemmingen getoetst moeten worden aan de grenswaarden uit paragraaf 4.2.2. Wijziging van een spoorweg in het Bgh.

Besluitvorming
Een wijziging van een spoorweg op de zonekaart kan in twee situaties voorkomen:

  • Voor een wijziging van een spoorweg is een ruimtelijk besluit nodig (een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning tot afwijken van een bestemmingsplan (art. 2.12 lid 1 sub a onder 3° Wabo)). De akoestische gevolgen voor bestaande woningen van de wijziging van een spoorweg en de eventueel vastgestelde hogere waarden worden dan in die ruimtelijke procedure getoetst.
  • De wijziging van de spoorweg is mogelijk zonder aanpassing van het bestemmingsplan, bijvoorbeeld bij een snelheidsverhoging. In een dergelijke situatie wordt door Burgemeester en wethouders een vergunning verleend waarin wordt bepaald welke maatregelen nodig zijn om aan voorkeursgrenswaarde of de eventueel vastgestelde hogere waarden te voldoen (art. 4.6 Bgh).

Basisbescherming spoorwegen

In art. 4.8 Bgh wordt nog een basisbescherming van de omgeving tegen geluidhinder geboden (los van de bescherming van geluidsgevoelige bestemmingen) door een minimumkwaliteitseis aan de geluidsemissie van een nieuwe of vervangen spoorbaan ( deze geluidsemissie mag niet hoger zijn dan een overeenkomstige spoorbaan waarvan de constructie bestaat uit langgelast spoor op houten dwarsliggers). Deze minimumkwaliteitseis geldt bij elke aanleg of wijziging van de baanconstructie en is bindend voor de spoorwegexploitant. Deze kwaliteitseis, zo blijkt uit de toelichting, heeft tot doel dat geen onnodig lawaai wordt veroorzaakt, ook bij andere bestemmingen (dan de geluidsgevoelige objecten uit de Wgh) waarin mensen langere tijd verblijven of waar om andere redenen een zekere rust gewenst is. Te denken valt aan parken, natuurgebieden of stiltegebieden. Deze kwaliteitseis uit art. 4.8 Bgh heeft vooral gevolgen bij het vervangen van oude stalen bruggen.

In art. 4.8 lid 2 Bgh wordt de mogelijkheid geboden om af te wijken van de hierboven genoemde kwaliteitseis als technische of financiële omstandigheden daartoe aanleiding geven.

Sanering spoorweglawaai Wgh

Bij de inwerkingtreding van het hoofdstuk VII Zones langs spoorwegen van de Wet geluidhinder waren er al geluidsgevoelige bestemmingen langs bestaande spoorwegen met een te hoge geluidsbelasting. Alleen de voor 1 januari 2007 aan de minister van IenM gemelde woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen vallen onder de "sanering" van de Wgh (art. 4.18 Bgh). Bij de zogenoemde gekoppelde sanering wordt de sanering aangepakt terwijl er sprake is van een wijziging van de spoorweg in het kader van de Wgh (art. 4.7 Bgh).

Bij zogenaamde autonome sanering gaat het om projecten waarbij niet gewacht wordt totdat er zo'n andere aanleiding is. De gemeente neemt hiertoe het initiatief en voert de sanering ook zelf uit. Bij de autonome sanering hanteert het ministerie een prioritering op basis van de hoogte van de geluidsbelasting. De autonome sanering is geregeld is afdeling 4.3 Bgh.

Voor meer informatie over sanering in het kader van spoorweglawaai wordt verwezen naar de website Bureau sanering verkeerslawaai.