E03.96.0033 Heerde
Onderwerp: Wel of geen bedrijfswoning, categorie-indeling, stankhinder
Inleiding:
De vraag is of de een woning wel of niet moet worden beschermd.
Afdeling:
Niet in het geschil is dat de omgeving van de inrichting moet worden aangemerkt als een categorie III-omgeving. De woning, die is gelegen op 20 meter afstand van de inrichting, is destijds gebouwd voor de ouders van de vergunninghouder. Tot diens overlijden is de vader van de vergunninghouder betrokken geweest bij de bedrijfsvoering. De woning is thans eigendom van de moeder en wordt tevens bewoond door de zuster van vergunninghouder.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de betreffende voormalige bedrijfswoning onder deze omstandigheden een zodanige betrokkenheid bij de inrichting, dat deze door verweerders terecht buiten beschouwing is gelaten.
Onderwerp: Gezondheidsschade, bijzondere gevoeligheid
Inleiding:
Appellant is bang voor schade aan zijn gezondheid door de inrichting. Hij is hartpatiënt en heeft ademhalingsmoeilijkheden.
Afdeling:
Hieromtrent overweegt de Afdeling dat naar objectieve maatstaven moet worden beoordeeld of ter zake toereikende voorschriften zijn gesteld. De Afdeling is van oordeel dat de voorschriften hier toereikend zijn. Met bijzondere gevoeligheden van appellant kan in het kader van de Wm geen rekening worden gehouden.