ABRvS 201009980/1/M2, 6 juli 2011 (Tracébesluit A4 Delft-Schiedam)

Essentie:

  • NSL: Wanneer de juistheid van de uitgangspunten van het NSL wordt bestreden, kan het NSL alleen als onrechtmatig worden beoordeeld, als wordt aangetoond dat het redelijkerwijs niet mogelijk is - ook niet met een verdere bijstelling van het programma - de gestelde grenswaarden op de betrokken datums te halen.
  • PM2.5: Bij een tracébesluit hoeft niet getoetst te worden aan de richtwaarde voor PM2.5.
  • PM2.5: Aangezien het NSL gericht is op het per 11 juni 2011 bereiken van de daggemiddelde grenswaarde voor PM10, kan gesteld worden dat er nu geen dreigende overschrijding voor PM2.5 is.

Toetsingskader: Wet milieubeheer (titel 5.2)

Betreft: Besluit van de Minister van VenW tot vaststelling van het tracébesluit A4 Delft-Schiedam

Relevante overwegingen:
2.40. Ten aanzien van het betoog van Stichting Milieufederatie en anderen over de in bijlage 2 bij de Wet milieubeheer opgenomen richtwaarde voor zwevende deeltjes (PM2.5), overweegt de Afdeling dat deze richtwaarde geen toetsingsmaatstaf is voor het nemen van besluiten zoals het tracébesluit. De richtwaarde dient ingevolge artikel 5.17, eerste lid, van de Wet milieubeheer samen met het Besluit maatregelen richtwaarden (luchtkwaliteitseisen), als maatstaf voor een door de minister vast te stellen plan of programma dat gericht moet zijn op het voor zover mogelijk bereiken van de richtwaarde. Het beroep van Stichting Milieufederatie en anderen slaagt in zoverre niet.

2.42.2. In de uitspraak van 31 maart 2010 in zaak nr. 200900883/1/H1 heeft de Afdeling overwogen dat een exceptieve toetsing van het NSL-besluit aan artikel 5.12 van de Wet milieubeheer mogelijk is. In het verlengde daarvan moet worden geoordeeld dat eveneens een exceptieve toetsing van de op 13 juli 2010 gemelde wijzigingen van het NSL met toepassing van artikel 5.12, twaalfde lid, mogelijk is.
Gelet op de aangevoerde beroepsgronden komt de exceptieve toetsing er in dit geval, gezien de eisen die in artikel 5.12, eerste en vijfde lid, aan het NSL zijn gesteld en de eisen die in het twaalfde lid aan een wijziging zijn gesteld, op neer dat moet worden beoordeeld of het NSL na opname van A4 zoals omschreven in de melding van 13 juli 2010, gericht is op het bereiken van de grenswaarden en of aannemelijk kon worden geacht dat deze opname geen overschrijding of verdere overschrijding grenswaarde voor stikstofdioxide en zwevende deeltjes (PM10) veroorzaakt.
In dit kader overweegt de Afdeling dat de Wet milieubeheer voorziet in een systeem om ervoor te zorgen dat het programma gericht blijft op het bereiken van deze grenswaarden. Dit gebeurt via de in artikel 5.14 van deze wet geregelde jaarlijkse rapporten over de voortgang en uitvoering van het programma alsmede de in artikel 5.12, tiende en twaalfde lid, van deze wet opgenomen bevoegdheid om het programma aan te passen. Deze systematiek biedt veel ruimte om te komen tot het beoogde eindresultaat. Wanneer, zoals in dit geval, de juistheid van bij het (wijzigen van het) NSL gehanteerde uitgangspunten wordt bestreden, bestaat voor het oordeel dat het NSL onrechtmatig is alleen grond indien wordt aangetoond dat het redelijkerwijs niet mogelijk is - ook niet met een verdere bijstelling van het programma - de in bijlage 2 van de Wet milieubeheer gestelde grenswaarden op de betrokken datums te halen.

2.42.5. Appellanten hebben niet aangetoond dat het redelijkerwijs niet mogelijk is - ook niet met bijstelling van het NSL - bij de A4 de in bijlage 2 van de Wet milieubeheer gestelde grenswaarden op de betrokken datums te halen. In dit verband overweegt de Afdeling het volgende.
De omstandigheid dat in het kader van de monitoring van het NSL verkeersprognoses van het landelijk dekkend model LMS zijn gehanteerd terwijl bij de bepaling van de verkeersprognoses van de A4 het regionale model NRM is gebruikt en de resultaten van deze modellen divergeren, is daarvoor ontoereikend. Dit wil immers niet zeggen dat het behalen van de in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarden in gevaar komt. Ook het beroep op het rapport van het RIVM en dat van Cauberg-Huygen B.V. is daarvoor ontoereikend. Hetzelfde geldt voor de overige kanttekeningen die appellanten hebben geplaatst bij de berekeningen die aan het NSL ten grondslag liggen, zoals de berekeningen over de compensatie van de maatregel Anders Betalen voor Mobiliteit en de maatregel Stimulering Euro IV. [...]
Zoals de Afdeling tot slot heeft overwogen in de uitspraak van 27 april 2011 in zaak nr. 201008134/1 geldt voor de grenswaarde voor zwevende deeltjes (PM2.5) dat, dat wanneer aan de daggemiddelde grenswaarde voor zwevende deeltjes (PM10) wordt voldaan, eveneens wordt voldaan aan de grenswaarde voor zwevende deeltjes (PM2.5). Niet is gebleken dat rond het tracé van de A4 in 2015 niet aan de daggemiddelde grenswaarde voor zwevende deeltjes (PM10) zal worden voldaan.

Datum uitspraak:
6 juli 2011
Zaaknummer:
201009980/1/M2
Vindplaats:
www.raadvanstate.nl