Bestuurlijke lus
In hoofdstuk 9 van de Waterwet stond een bijzondere regeling: de zogenoemde ‘bestuurlijke lus'.
Met ingang van 1 januari 2010 is deze regeling na 9 dagen “overgenomen” door artikelen 8:80a en 8:80b Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De regeling geeft de bestuursrechter een extra bevoegdheid. Een bestuursrechter kan een soort van tussenuitspraak doen tijdens een beroepsprocedure. Dit is om een bestuursorgaan (hier steeds een waterbeheerder) in de gelegenheid te stellen om gebreken in een bestreden besluit te herstellen. Dit is een alternatief voor vernietigen van het besluit vanwege deze gebreken. Deze bevoegdheid probeert het geschilbeslechtend vermogen van de bestuursrechter te vergroten. Dit leidt tot snellere besluitvormingsprocedures.
De bestuursrechter is overigens niet verplicht gebreken via een tussenuitspraak te herstellen. Hij houdt de bevoegdheid om:
- het besluit te vernietigen of
- om toepassing te geven aan artikel 6:22 Awb (passeren formeel gebrek),
- artikel 8:72, derde lid Awb (het in stand laten van de rechtsgevolgen van het bestreden besluit) of
- aan artikel 8:72, vierde lid Awb (het zelf in de zaak voorzien).
Als de bestuursrechter gebruik maakt van de bestuurlijke lus, dan kan dat worden gedaan tijdens de gehele beroepsprocedure (artikel 8:80b Awb). Het is vervolgens aan het bestuursorgaan om aan te geven (aan de rechter) of het gebruik maakt van de geboden herstelmogelijkheid (artikel 8:51b, eerste lid Awb).