Meetverplichting

Om te kunnen toetsen of de uitstoot van de afvalverbrandingsinstallatie binnen de emissiegrenzen blijft, geldt er een meetverplichting. Er zijn periodieke en continue metingen voorgeschreven, afhankelijk van de te meten stof.

Om de uitstoot van de afvalverbrandingsinstallatie te kunnen toetsen aan de emissiegrenzen geldt een meetverplichting (Activiteitenbesluit, artikel 5.29). Voor afvalverbranding is het meetregime strenger dan voor de kleine-, middelgrote en grote stookinstallaties (Activiteitenbesluit, paragraaf 3.2.1 en 5.1.1).

De stoffen koolmonoxide (CO), koolwaterstoffen (CxHy), stof (TSP), stikstofoxiden (NOx), zwaveldioxide (SO2), waterstofchloride (HCl) en waterstoffluoride (HF) worden continu gemeten. De overige stoffen, waarvoor emissiegrenswaarden gelden, worden periodiek gemeten. Soms is het toegestaan af te wijken van de algemene meetverplichting. De tabel geeft weer in welke gevallen afwijken mogelijk is en welke verplichting er in dat geval geldt.

Aanvullende meetverplichtingen

De concentraties van de te meten stoffen zijn afhankelijk van het vocht- en zuurstofgehalte van de rookgassen en de heersende temperatuur en druk. Om op een eenduidige wijze te kunnen toetsen aan de emissiegrenswaarden, worden de gemeten concentraties daarom omgerekend naar de standaardcondities waarbij de emissiegrenswaarden gelden. Het is dan ook verplicht om bij in-situ continumetingen ook de volgende grootheden te meten (Activiteitenregeling, artikel 5.13, lid 1):

  • zuurstofgehalte
  • temperatuur
  • druk
  • waterdampgehalte van het afgas, tenzij het monster voor analyse wordt gedroogd.

Bovenstaande metingen zijn alleen verplicht bij in-situ metingen. Dat zijn metingen waarbij geen monster aan het rookgas wordt ontrokken. De meting vindt direct plaats in het rookgaskanaal.

Bij extractieve metingen zijn zuurstof-, temperatuur-, druk- en waterdampmetingen niet nodig. Bij deze metingen wordt het monster onttrokken aan het rookgas. Meer over in-situ en extractieve metingen is te lezen in het Informatieblad L40, Handleiding Meten van luchtemissies, in paragraaf 2.2.1. Het herleiding van meetgegevens naar standaard omstandigheden is ook opgenomen in Informatieblad L40.

Meetplaats ondersteunende metingen

De parameters worden gemeten nabij de plaats van de emissiemetingen (Activiteitenregeling, artikel 5.13, lid 2).

Verblijftijd, minimumtemperatuur, zuurstofgehalte

Het zuurstofgehalte en minimumtemperatuur van de afgassen wordt vastgesteld binnen 6 weken na het in bedrijfnemen van de installatie. Na een half jaar wordt een meting onder ongunstige omstandigheden uitgevoerd  (Activiteitenregeling, artikel 5.14, lid 2). Met deze gegevens kan worden berekend of de temperatuur na de laatste toevoer van lucht op de gewenste temperatuur blijft van 850 oC. Als het om verbranding gaat van gevaarlijke afvalstoffen met een gehalte van meer dan 1% gehalogeneerde organische verbindingen (uitgedrukt in chloor), dan is de minimale temperatuur 1.100 oC. De meting vindt plaats op een representatieve locatie, bij voorkeur dicht bij de binnenwand van de verbrandingskamer (artikel 5.23, Activiteitenregeling).

Eisen aan de meetlocatie

Voor het installeren van de meetapparatuur zijn voorzieningen nodig. Het aanbrengen van de voorzieningen dient met het bevoegde gezag te worden afgestemd. De Activiteitenregeling schrijft voor volgens welke standaarden dient te worden gemeten. Ook de standaarden voor de analysemethode zijn vermeld (Activiteitenregeling, artikel 5.18). Naast de toepassing van de standaarden en de normen uit Activiteitenregeling, artikel 3.7a, lid 2 en lid 3 is  standaard/norm (NEN-EN 15259) voorgeschreven. De titel luidt Luchtkwaliteit - 'Meetmethode emissies van stationaire bronnen - Eisen voor meetvlakken en meetlocaties en voor doelstelling, meetplan en rapportage van de meting'. Bij bestaande installaties is het niet altijd haalbaar aan de gestelde criteria van meetlocatie en het zogenaamde meetvlak te voldoen. Het is dan ook wenselijk bij het opstellen van de meetplan in te gaan op de haalbaarheid van de gestelde criteria. Wanneer er niet aan de criteria is voldaan dan maakt dit onderdeel uit van het totale meetplan welke met het bevoegde gezag wordt afgestemd.