Permanent worden Chw - resterend deel

Op 1 november 2014 is het resterende deel van de "Wet van 28 maart 2013 tot wijziging van de Crisis- en herstelwet en diverse andere wetten in verband met het permanent worden van de Chw en het aanbrengen van verbeteringen in het omgevingsrecht" in werking getreden. Het eerste deel is sinds 25 april 2013 van kracht. Deze wet past ook de Wabo op verschillende punten aan.

Het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) werkt aan het vereenvoudigen en verbeteren van het omgevingsrecht. Twee wetten en een AMvB zijn opgesteld om een aantal wetten en AMvB's binnen het omgevingsrecht aan te passen. Deze zijn per 1 november 2014 van kracht. Het gaat om:

  • de wet 'Permanent maken Chw' (pChw)
  • de wet 'Reparaties Wm en pChw'
  • het besluit 'Wijziging AMvB's ivm pChw'

Deze wijzigingen hebben gevolgen voor de Chw, Mer, Wabo, Wgh, Wm en Wro.

Algemene informatie

Deze wet zorgt ervoor dat de werkingsduur van de Chw voor onbepaalde duur is verlengd. Als gevolg van het overnemen van het advies van de Raad van State betreffende het Permanent maken van de Chw, zijn het wetsvoorstel en de memorie van bijbehorende toelichting destijds substantieel gewijzigd. De kabinetsaanpak richt zich in eerste instantie op snelle verbeteringen binnen het bestaande stelsel ('quick wins'). Deze wet bestaat uit twee onderdelen.

  1. Als eerste geeft deze wet een permanente werking aan de tijdelijke regelingen in de Chw. De looptijd van de wet, die zou eindigen op 1 januari 2014, is voor onbepaalde tijd te verlengt (hoofdstuk 1 van dit wetsvoorstel). Ook zijn onderdelen van de Chw geactualiseerd.
  2. Daarnaast bevat deze wet enkele (de Chw aanvullende) verbeteringen van het omgevingsrecht (hoofdstuk 2 van het wetsvoorstel). Het gaat om gerichte verbeteringen die op korte termijn zijn te realiseren (quick wins). De verbeteringen zijn gegroepeerd rondom drie inhoudelijke thema's: (1) minder lasten, (2) snelle, flexibele en zorgvuldige besluitvorming en (3) het wegnemen van problemen in de praktijk. De wijzigingen rondom deze thema's zijn nader toegelicht in paragraaf 3 van het algemeen deel van de memorie van toelichting en in het artikelsgewijze deel. De wijzigingen in hoofdstuk 2 zijn per thema in afzonderlijke paragrafen gegroepeerd.

Status
Het wetsvoorstel is op 17 januari 2013 aangenomen door de Tweede Kamer en op 28 maart 2013 door de Eerste Kamer. Onderdelen van de wet zijn op 25 april 2013 in werking getreden. Het resterende deel van de wet is op 1 november 2014 in werking getreden, gelijktijdig met de wet 'Reparaties Wm en pChw' en het besluit 'Wijziging AMvB's ivm pChw'.
U kunt alle kamerstukken vinden in het dossier nr. 33 135.

Belangrijkste kamerstukken
in dit dossier:

Aanpassing Wabo

Per 1 november 2014 zijn de resterende onderdelen van de wet Permanent maken Chw (pChw) in werking getreden. Artikel 2.2.1 onderdelen F tot en met J van de pChw passen de Wabo aan. Het gaat om de volgende wijzigingen in de Wabo:

  • Wijziging artikel 2.12.
    O.a. het tweede lid (tijdelijke planologische afwijking) vervalt. De figuur van een omgevingsvergunning voor een tijdelijke planologische afwijking zal niet in zijn geheel verdwijnen. Het onderdeel 'afwijkingen tot een termijn van tien jaar' is toegevoegd aan artikel 4 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). Dit betreft de voormalige kruimellijst. Voor gevallen als bedoeld in deze kruimellijst kan op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo een omgevingsvergunning worden verleend. Op een aanvraag om een dergelijke omgevingsvergunning is de reguliere voorbereidingsprocedure van paragraaf 3.2 van de Wabo van toepassing.
    De omgevingsvergunning voor een tijdelijke planologische afwijking voor een termijn langer dan tien jaar volgt de weg van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo (het voormalige projectbesluit). Hierop is ingevolge artikel 3.10, eerste lid, onder a, van de Wabo de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing. Samenhangend met deze wijzigingen is de maximale termijn van vijf jaar voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor een tijdelijke planologische afwijking vervallen. Die was voorheen voorgeschreven in artikel 5.18, eerste lid, van het Bor.
  • Wijziging artikel 2.23 en een nieuwe artikel 2.23a.
    Door deze verandering is het systematische verschil verduidelijkt tussen voortdurende en aflopende activiteiten in relatie tot het instrument van de tijdelijke omgevingsvergunning. De reikwijdte van artikel 2.23 is uitdrukkelijk beperkt tot een omgevingsvergunning voor een voortdurende activiteit. In artikel 2.23a is verduidelijkt dat ook het tijdstip van het van toepassing worden van de plicht om de vóór de verlening van de omgevingsvergunning bestaande toestand te herstellen, bij een in de omgevingsvergunning te stellen termijn kan - en in sommige bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorieën gevallen - moet worden gereguleerd en voorts dat deze plicht alleen relevant is voor een omgevingsvergunning voor een aflopende activiteit.
  • Nieuw artikel 2.23b.
    In dit nieuwe artikel is geregeld dat bij een omgevingsvergunning kan worden bepaald dat daarbij aangewezen voorschriften gedurende een daarbij aangegeven termijn van kracht blijven nadat de vergunning haar gelding heeft verloren. Dit was eerder geregeld in artikel 5.9, aanhef en onder c, van het Bor. De reikwijdte van dat onderdeel is verruimd van alleen een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo, naar een omgevingsvergunning in algemene zin.
  • Wijziging artikel 2.24
    De reikwijdte van artikel 2.24, beperkt zich als gevolg van de overheveling van de inhoud van het huidige artikel 2.24, eerste lid, naar het voorgestelde artikel 2.23a, tot het seizoensgebonden bouwwerk. Het artikel heeft twee bepalingen: 1) In een omgevingsvergunning met betrekking tot een seizoensgebonden bouwwerk kan een bepaling bevatten dat het desbetreffende bouwwerk op grond van die vergunning gedurende opeenvolgende kalenderjaren kan worden gebouwd, gebruikt en gesloopt. 2) In een omgevingsvergunning voor een seizoensgebonden bouwwerk kan voorgeschreven zijn binnen welke opeenvolgende tijdvakken van een kalenderjaar het bouwen, gebruiken en slopen van het desbetreffende bouwwerk moet plaatsvinden.