Wanneer wordt het milieugedeelte van een omgevingsvergunning gewijzigd met de reguliere procedure?

Vraag

Wanneer wordt het milieugedeelte van een omgevingsvergunning gewijzigd met de reguliere procedure?

Antwoord

Algemeen

Het milieugedeelte van de omgevingsvergunning moet met de reguliere procedure worden gewijzigd als er sprake is van een verandering van de werking van de inrichting die milieuneutraal is ten opzichte van de vergunde situatie;

In andere gevallen moet het milieugedeelte van de omgevingsvergunning worden gewijzigd met de uitgebreide procedure.

De milieuneutrale verandering

Ter introductie: er zijn legio gevallen waarin, ondanks het feit dat een bepaalde wijziging van de vergunning milieuneutraal of zelfs positief voor het milieu is, toch de uitgebreide procedure moet worden gevolgd. De reguliere procedure mag alleen worden gevolgd in de hieronder beschreven gevallen.

Artikel 3.10, derde lid, van de Wabo stelt dat een aangevraagde verandering van de inrichting of de werking daarvan met de reguliere procedure wordt vergund wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:

  • de verandering veroorzaakt geen andere of grotere nadelige gevolgen  voor het milieu dan volgens de geldende omgevingsvergunning is toegestaan;
  • de verandering leidt niet tot een andere inrichting dan waarvoor eerder een omgevingsvergunning is verleend;
  • er is geen verplichting tot het maken van een MER.

De verandering zelf, zoals die wordt aangevraagd, mag dus geen andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaken dan de milieugevolgen die worden gedekt door de geldende vergunning. Toename van de feitelijke milieubelasting is dus geoorloofd, mits die toename binnen de grenzen van de bestaande vergunning blijft. Wanneer dat alleen kan worden verzekerd door strengere voorschriften aan de geldende vergunning te verbinden, is de aangevraagde verandering zelf niet milieuneutraal en moet de uitgebreide procedure worden gevolgd.

Dat wil niet zeggen dat het in zijn geheel niet is toegestaan om de voorschriften van de geldende vergunning aan te passen. In tegenstelling tot de voormalige regeling, waar het accepteren van een artikel 8.19 melding niet leidde tot wijziging van de vergunning, kunnen in het kader van de omgevingsvergunning voor de milieuneutrale verandering de voorschriften van de onderliggende omgevingsvergunning wel worden aangepast. Ook dit gebeurt in dezelfde reguliere procedure. Dit kan dan echter hooguit gaan om veranderingen die rechtstreeks betrekking hebben op de milieuneutrale wijziging, bijvoorbeeld een wijziging van de vergunningvoorschriften om deze beter op de gewijzigde situatie te laten aansluiten. Ingrijpende wijzigingen van de voorschriften die bedoeld zijn om andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan toegestaan onder de geldende vergunning te beperken, vallen hierbuiten.

Verder is artikel 3.10, derde lid (milieuneutrale wijziging) alleen van toepassing als sprake is van een aanvraag om een wijziging van de inrichting of de werking daarvan. Voor het ambtshalve of op verzoek van een derde wijzigen van vergunningvoorschriften, zonder dat er sprake is van een aanvraag om een milieuneutrale wijziging van de inrichting of de werking daarvan geldt op grond van artikel 3.15, derde lid, altijd de uitgebreide procedure. Hetzelfde geldt voor een intrekking van eerder vergunde activiteiten of voorschriften.

In de praktijk kan het onduidelijk zijn of een bepaalde aangevraagde wijziging moet worden gezien als een aanvraag tot wijziging van een middelvoorschrift of een aanvraag tot wijziging van de werking van de inrichting. In de oude jurisprudentie over artikel 8.19 van de Wet milieubeheer valt op dit punt geen heldere lijn te ontdekken.

NB: het bovenstaande heeft geen betrekking op de omgevingsvergunning beperkte milieutoets. Hiervoor geldt altijd de reguliere procedure, aangezien de OBM niet in artikel 3.10 is aangewezen als een toestemming waarvoor de uitgebreide procedure geldt.