Geur en het scheiden van mest of digestaat

Het scheiden van mest of digestaat kan leiden tot geurhinder. De mate van geurhinder hangt af van de manier waarop de techniek in de praktijk wordt toegepast. De mestscheider kan zich kan zich bijvoorbeeld in de open lucht bevinden, maar kan ook zijn opgesteld in een gesloten gebouw. Ook is de mate van geurhinder afhankelijk van het gebruik van emissiebeperkende technieken (bijvoorbeeld een luchtwasser).

Als het scheiden van mest of digestaat elk jaar plaatsvindt, is het een activiteit die onderdeel is van de inrichting. De aanvrager moet onderbouwen wat de milieugevolgen zijn voor onder andere geur. Bij de beoordeling van de milieugevolgen kan het bevoegd gezag de frequentie en de duur van de activiteit betrekken. Het Activiteitenbesluit geeft in afdeling 2.3 invulling aan de beoordeling van geurbronnen.

Mestscheider

Gesloten installatie

De meeste installaties voor het scheiden van mest of digestaat zijn gesloten installaties zonder emissiepunt. Dat wil zeggen dat de daadwerkelijke scheiding van de mest of het digestaat plaatsvindt in een metalen behuizing. Voor een dergelijke gesloten installatie (waar kleine geurbronnen, bijvoorbeeld bij vul- en aftappunten, nooit uitgesloten zijn) wordt geadviseerd bij de afstandseisen uit het Activiteitenbesluit aan te sluiten om geurhinder te beperken. Dat wil zeggen een afstand van 100 meter tot geurgevoelige objecten die in de bebouwde kom liggen en 50 meter tot objecten die daarbuiten liggen.

'Open' installatie

Voor het scheiden van mest of digestaat kan ook gebruik gemaakt worden van 'open' installaties, zoals zeefschermen of zeefbandpersen. De verblijftijd in deze installaties is relatief kort, waardoor de emissie van geur naar verwachting beperkt zal zijn. Voor deze installaties wordt daarom ook geadviseerd om aan te sluiten bij de afstandseisen uit het Activiteitenbesluit om geurhinder te beperken. Mocht geurhinder toch optreden, dan kan het bedrijf de emissie beperken door deze 'open' scheiders te voorzien van een afdekking of kunnen de ventilatiegassen uit de ruimte waar de scheider staat worden afgezogen en behandeld.

Geurklachten

In de praktijk blijkt dat er diverse (gegronde) geurklachten gemeld worden bij het bevoegd gezag, ondanks de beperkte geurhinder die verwacht wordt bij (mobiele) mestscheiders op basis van de inventarisatie van Wageningen UR (Rapport Wageningen UR Livestock Research, 2013).

Mogelijk is deze geuroverlast het gevolg van de opslag van de gevormde producten. Het afdekken van de mestopslagen voor de dunne en dikke fracties na scheiding zou kunnen worden toegepast om de emissies van geur tijdens opslag van deze fracties te beperken. Daarnaast kan ook het mixen van de mest in de pompput, voordat de mest in de installatie wordt gebracht, leiden tot geurhinder.

Pompput

In een pompput wordt de dierlijke mest gemixed, waarna de mest in de installatie wordt gebracht, die de mest bewerkt of verwerkt. Dit kan leiden tot geurhinder. Een pompput is voor wat betreft de geuremissie vergelijkbaar met een mestopslag. De geur komt vooral vrij door het regelmatig pompen.

Geurhinder voorkomen of beperken

Om geurhinder te voorkomen of tot een aanvaardbaar niveau te beperken staan sinds 1 januari 2016 voorschriften in het Activiteitenbesluit in artikel 2.7a (afdeling 2.3 Lucht). Dit artikel werkt als vangnet. De voorschriften gelden als geur niet of niet uitputtend geregeld is in hoofdstuk 3, 4 of 5 van het Activiteitenbesluit en het aspect geur ook niet op een andere plek geregeld is (bijv. via BBT-conclusies in een Bref).  Voor het scheiden van mest of digestaat zijn geen BBT-conclusies of voorschriften in hoofdstuk 3, 4 of 5 van het Activiteitenbesluit  om geurhinder te voorkomen of te beperken.

Op basis van artikel 2.7a lid 1 van het Activiteitenbesluit moet het bedrijf geurhinder voorkomen of beperken tot een aanvaardbaar niveau. Wat een aanvaardbaar niveau is, is niet vastgelegd. Het bevoegd gezag moet dit zelf afwegen en de aspecten uit artikel 2.7a daarbij gebruiken. Allereerst zal de aanvrager een onderbouwing moeten leveren. Bij de beoordeling kan het bevoegd gezag de frequentie en de duur van de activiteit betrekken. Meer hierover leest u op de webpagina 'Afdeling 2.3 – geurvoorschriften' van de handleiding Geur.

Opslag van de eindproducten

Dikke fractie na scheiding

In het Activiteitenbesluit zijn voor de opslag van vaste mest voorschriften voor geur opgenomen in paragraaf 3.4.5 'Opslaan van agrarische bedrijfsstoffen'. Deze voorschriften gelden ook voor de opslag van de stapelbare dikke fractie die ontstaat bij de mechanische scheiding van drijfmest of digestaat (zie ook 'Geur en agrarische bedrijven - geurvoorschriften voor de opslag van agrarische bedrijfsstoffen').

Maatwerk

Het bevoegd gezag kan in maatwerkvoorschriften aanvullende eisen stellen als sprake is van onaanvaardbare geurhinder (artikel 3.46 lid 3 Activiteitenbesluit). Bij besluitvorming hierover betrekt het bevoegd gezag de geuraspecten uit artikel 2.7a lid 3 van het Activiteitenbesluit. Meer informatie hierover staat op de webpagina Aspecten bij afweging aanvaardbaar hinderniveau van de Handleiding geur. Maatwerk is alleen mogelijk voor:

  • de plaats van de opslag
  • het afdekken van de opslag
  • de frequentie en het tijdstip van de aan- en afvoer van de opgeslagen dikke fractie

Langdurige opslag dikke fractie

De emissie van geur en ammoniak is een aandachtspunt bij langdurige opslag van de dikke fractie. Wanneer deze dikke fractie gedurende langere tijd wordt opgeslagen, kan er spontane broei plaatsvinden (een langzame vorm van composteren). Hierdoor stijgt de temperatuur en kan geurhinder optreden. Het afdekken van de mestopslag voor de dikke fractie kan worden toegepast om de emissie van geur en ammoniak bij langdurige opslag te beperken.

Dunne fractie na scheiding

Voor de dunne fractie die ontstaat bij de mechanische scheiding van drijfmest of digestaat gelden de geurvoorschriften, die staan in paragraaf 3.4.6 'Opslaan van drijfmest en digestaat' van het Activiteitenbesluit (zie ook 'Geur en agrarische bedrijven - geurvoorschriften voor de opslag van drijfmest en digestaat').

Maatwerk

Het bevoegd gezag kan in maatwerkvoorschriften aanvullende eisen stellen als sprake is van onaanvaardbare geurhinder (artikel 3.51 lid 12 Activiteitenbesluit). Dit kan ook voor mestkelders. Bij besluitvorming hierover betrekt het bevoegd gezag de geuraspecten uit artikel 2.7a lid 3 van het Activiteitenbesluit. Meer informatie hierover staat op de webpagina Aspecten bij afweging aanvaardbaar hinderniveau van de Handleiding geur. Maatwerk is alleen mogelijk voor:

  • de plek van het mestbassin
  • het afdekken van het mestbassin
  • de frequentie en het tijdstip van de aan- en afvoer van de opgeslagen dunne fractie.